Wijs

Meerssen – 24 oktober 2008

Heel graag was ik heel wijs,

een wijze man, bedaard, bedachtzaam,

maar ook weer niet belegen, dus

niet slaapverwekkend en geestdodend wijs,

waardoor wie luistert al na drie minuten

afhaakt vanwege het gevoel van

eindeloos moeten aanhoren.

Nee, ik denk meer aan spannend

en verrassend wijs.

Zo van dat wijs dat niet zo oogt,

maar het wel is, ietwat terloops,

zodat wie luistert na een dag of drie

denkt: Hee, verrek, het leek wel heel

nietszeggend, maar er zit bij nader inzien

heel veel meer in.

Zo ongeveer dat wijs.

Aapjes

We hadden er drie, nog namokkend, op de achterbank. Dat was dus niet geheel zonder slag of stoot gegaan. De oudste die in het midden zat wilde niet in het midden zitten, de middelste die rechts zat, wilde links zitten en de jongste die links zat wilde rechts zitten. Dat we ze hun zin niet hadden gegeven kwam doordat de achterbank van de auto nou eenmaal op een bepaalde manier is ingericht met zitverhogers en veilgheidsstoeltjes. Dat luistert nauw, techniek, en sowieso niet naar wat kinderen willen. Terwijl ik de auto dan eindelijk in gang zette, doofden de gevechten van het volkje op de achterbank langzaam uit. We hadden vanaf de stoelen voorin de auto gevraagd of ze er zin in hadden, in naar de dierentuin. Het leverde een eenstemmig ja op. En of ze wisten dat de dierentuin gisteren nogal in het nieuws was geweest. De oudste en de middelste wisten het. Bijna eenstemmig: Er is brand geweest. Er zijn zes doodshoofdaapjes dood. En zei de middelste: Ze doen onderzoek. Ook de jongste bleek op de hoogte. Hij raakte in een hevig gevecht met het woord doodshoofdaapjes verstrikt maar stootte uiteindelijk nog nauwelijks ademend zijn verbrand uit. En bijna direct daarna: Zijn ze nu in het ziekenhuis? Nee man, zei de oudste, ze zijn dood. Ze leven niet meer. Ze gaan ze begraven. Nee, zei de middelste, ze doen nog onderzoek. Ja, zei oma, ze doen nog onderzoek maar dat is onderzoek naar de oorzaak van de brand. Het werd even stil op de achterbank. Totdat de kleinste van dik drieënhalf vroeg of we nog naar de – en er begon weer een gevecht met lettergrepen – doodshoofdaapjes gingen kijken. Ik stelde me voor dat de twee anderen op de achterbank elkaar aankeken en met hun ogen rolden. En, de middelste: Neehee, dat kan niet meer. Ze zijn dood. Ik hoorde ook een uitroepteken. En de jongste: Nou, jammer dan. Toch? Zeker, héél jammer, zei oma. Wie wil er een krentenbolletje?

Dans

We kijken wat verveeld naar de TV. Langzaam begint het te jeuken. We kijken naar Bed & Breakfast, de rituele dans van drie echtparen rond hun en elkaars nering. Het zijn strak gescripte toneelstukjes met veel hallo’s, wat-leuks, tot-zo’s, en-zo-gezelligs, heerlijk-wijntjes, oh-wat-lekker-verse-croissantjes, lekker-niet-te zacht-bedjes, wow-en-ook-nog-heerlijk-verse aardbeitjes, lekker-een-zacht-gekookt-eitjes en kusjes voor het slapengaan. Maar, er is altijd ook wel iets niet helemaal oké. Er is iets kapot, er gaat iets kapot, er is iets niet, er is veel te veel van iets, er vloekt een kleur met een andere, een laatje schuift slecht, een deurtje piept, buiten is het lawaaierig, binnen iets te warm. Het leidt gelukkig niet tot verdriet maar tot hele goede tips die zeker worden overgenomen. Zeker weten. Het is allemaal net te aardig, lief, enthousiast, invoelend, respectvol, begripvol, welwillend maar net niet over de top. Het blijft zich lenen voor persiflage. Daar hadden we vanavond nou net wél erg veel zin in. Nu is er alleen maar jeuk.

Maandag

En dan breken de sirenes los en daarmee is ook de middag daar. De middag van weer een eerste maandag van de maand. En dit keer een bijzondere, want de tweede dag van carnaval. Nou ja, officieel dan want in de realiteit is het al minstens de vijfde, gerekend vanaf de donderdag met z’n Oudewijvenavond. Vanmiddag trok de grote optocht uit. Toen kwamen ook de carnavalswagens van de kerkdorpen naar het centrale dorp waar zij ooit bij gemeentelijke herindelingen aangehecht zijn. Niet per se aan gehecht geraakt, wel mee verbonden. En dan nog even over die sirenes; die hebben natuurlijk niets van doen met de vastelaovond. Als altijd komt hun testgeluid keihard binnen, sowieso al wel, maar op de plek waar ik me achter drie lagen glas goed tegen de kou beschermd weet toch nog net iets steviger; ze staan op een meter of dertig hier vandaan. Na dit weekeinde hoorde ik in hun gieren de sirenes in Oekraïne meeresoneren. We gingen dus ook even naar de optocht kijken en lieten ons door de vrolijkheid meenemen. We zwaaiden naar kleindochter Pee op een van de wagens. Ze is carnavalsgek en mag graag optreden als levend bewijs van puur carnavalsgeluk. Toen we terugliepen naar huis, zagen we dat in de kastanjeboom tegenover onze woonst de eksters erin zijn geslaagd een begin van een nest te bouwen. Net heb ik zitten luisteren naar een speellijst met voornamelijk Vlaamse liedjes. Ik kan aanbevelen Een Vrolijk Lentelied van Jan de Wilde als aanloopje naar de zonnige lentedagen die we voor de boeg hebben. En over die sirenes, die blijven hier nog weer een maand stil.

Fratsen

Zondag 8 maart 2009 – Meerssen

Het is half elf. Het regent strak vanuit het zuidwesten. Ik probeer er naar te kijken zoals F. dat deed. F. die nu zo’n beetje zeven maanden dood is. Fijn, zou F. denken, en dan gaan we daar straks eens lekker doorheen fietsen. Liefst tegen de wind in, om te beginnen, dus richting Maastricht. Daar gaan we dan even ergens koffie drinken, we lopen een rondje Sint Pietersberg en dan weer terug. Wind in de rug. Lekker. En dan steken we daarna de kachel aan. Dat laatste zou F. trouwens niet hebben hoeven denken want bij haar brandde de houtkachel altijd als het weer minder werd of was. Hoewel. Voor F. bestond er geen meer en minder weer. Er was gewoon weer en weer was altijd goed zoals het was.

L. en ik gaan dadelijk ook naar Maastricht. Met de auto. Naar het flatje waar B. en M. woonden en dat nu te koop staat. Deze week komen er weer mogelijke kopers kijken. We hopen dat ze er van kunnen genieten. Het is vers geschilderd, er zitten knappe nieuwe plintjes tegen wand en vloer en er ligt nieuwe vloerbedekking. L. en ik gaan er gezellig een beetje poetsen. Ik probeer namelijk naar poetsen te kijken zoals F. dat deed. Ook poetsen behoorde tot de zaken die F.’s lust en leven waren. Zo, zou F. Zeggen, rijden we lekker even naar Maastricht en doen we daar de boel eens lekker aan de kant. We nemen een radiootje mee, zetten een lekker muziekje op en dan rauzen we in een uurtje of twee even langs bijkeuken, keuken, weecee en badkamer. Dan nog even de ruiten wassen en met een nat lapje over de vensterbanken en over alle andere randen en randjes die daar om liggen te smeken. Tenslotte even stofzuigen en klaar is Kees. Zo zou F. daar naar kijken. Poetsen is een feest. Als je het tenminste wilt zien. Net als fietsen door regen en wind en daar lekker nat van worden.

Als L. en ik dan straks weer terug zijn, dan gaan we na een late, lichte lunch, lekker lezen. Daar zou ik naar kunnen kijken zoals F. dat deed maar dat hoeft niet. Dat voegt niets toe. Lezen vind ik toch wel leuk. Net als F.. Dat te constateren levert een goed moment om me af te vragen wat F. eigenlijk niet leuk vond. Er was niet veel, voor zover ik weet. Het enige antwoord dat F. kende op de vraag hoe het ging was Wat dacht je? Goed natuurlijk! Je kunt natuurlijk niet in het hoofd van een ander kijken maar mijn idee van F. was dat ze alles consequent van de zonnige kant bekeek. Hoewel, daar gaan we weer. In het geval van F. leverde ook bekijken van de donkere kant nog heerlijke ervaringen op. Heerlijk in de zin van zon, dan wel. Want F. kende geen donkere kanten in de zin van duister. Was er geen zon, dan had je namelijk altijd ook de maan nog.

Waar F. helemaal niet van hield waren fratsen. Het was wel niet altijd duidelijk wanneer iets een frats was. Prima, wat mij betreft, want dat betekende dat F. ook nog voor verrassingen kon zorgen. Droeg doorgaans alles voorspelbaar bij aan haar welbevinden, mensen met fratsen die moesten niet bij haar zijn. En om die mensen wilde ze het leven ook nog wel eens niet zo aangenaam vinden. Een frats was bijvoorbeeld achter haar rug of gewoon buiten haar om iets doen. Ze wilde altijd minstens op de hoogte zijn. Erger werd het als de persoon in kwestie ook iets van een machtspositie bekleedde. Van gewone mensen waren fratsen beter te verdragen dan van de paus, bijvoorbeeld; van een burgemeester of van de voorzitter van een vereniging. Vind ik dat het weer nog wel eens rare fratsen heeft. Je weet het nu, F. niet. Net zo min als gewone mensen.

Nu, vijf uur later, beginnen L. en ik tevreden aan een late lunch. De flat in Maastricht ligt er tip top bij. Toen de ruiten gewassen waren begon als beloning de zon te schijnen. We hadden meteen eer van ons werk. Waarover ook F. zeker zeer tevreden zou zijn geweest.

Feesten

Ach ja, toen waren we nog jong. Ze waren elkaar tegengekomen op het plein in het dorp. Het was er druk, het was er lawaaierig, het was er een en al plezier, het was er carnaval. Ze hadden er niet kunnen bijpraten. Dus nu stonden ze aan de bar van het plaatselijke hotel dat ook tijdens deze vijf dagen rust beloofde aan wie er over de drempel stapte. Ja, toen waren we nog jong, zei Walter. Ze hadden inmiddels wat gedronken, al wat meer dan eigenlijk goed voor ze was. Vroeger, dacht Henk, vroeger duurde het zeker een pilsje of vijftien, zestien, zeventien voordat het theewater begon te koken, nu kwamen de eerste luchtbelletjes wat sneller. Het beste – of beter het belangrijkste – van wat ze elkaar te vertellen hadden was inmiddels wel al gezegd. Ze waren er niet vrolijker van geworden. Want de oudste zoon van Walter zat in de schuldhulpverlening – en niet als hulpverlener – en zelf zat Walter tegen een burn-out aan. En hijzelf was net gescheiden van Aleid. En een nieuwe liefde van zijn leven had zich nog niet gemeld. Het hield allemaal even niet over. Stonden ze een uur geleden nog onwetend van elkaars aanwezigheid eindelijk even uit de beklemming van hun kommer en kwel te feesten, nu stonden ze licht in het hoofd al bijna doodop tussen steeds langere stiltes door het gesprek een beetje op gang te houden. Weet je nog, zei Walter en hij keek daarbij wat treurig uit zijn ogen, weet je nog dat we vroeger, als we het met alles gehad hadden, dat we dan dat nummer van Bob Dylan draaiden. Dat nummer dat zo eindeloos doorging. Ik denk dat het op Blond on Blond stond. Of staat. Daar staat het natuurlijk nog altijd op. Op dat album. En dan nog een keer en nog een keer. Maar hoe heette dat nou, Henk? Ik denk, ik denk, zei Henk, ik denk dat je Sad Eyed Lady Of The Lowlands bedoelt. Wacht. Henk greep in de binnenzak van zijn piratenjasje naar zijn smartphone en schoof het ooglapje voor zijn linkeroog op zijn voorhoofd. Anders herkent het ding me niet, zei hij. Hij tikte op het scherm en even later begon Dylan zijn stem over de trage, melodie te slepen. Ja, zei Walter, dat is het.

Wonderlijk

Lees onderstaande tekstjes en probeer te achterhalen wat er mee aan de hand is.

1. Daar kan ik mijn hersens niet omheen vouwen.

2. Het ging fout omdat zij grager wilden dan wij.

3. Lof voor tv-serie over mijnen en presentator.

4. Haar is deze dagen een veelvuldig benaderd deskundige.

5. De muziek van Harry Potter is te zien in [aantal] theaters.

6. Kan ze haar verslaving niet achter wegen laten?

7. Met Engels kan ik mij beter uit de voeten maken dan Frans.

8. En toen lag hij dus heel erg op sterven.

9. Waarom dacht Caroline dat iemand uit de school was geklapt?

10. Wij hebben de breitrend in babyland gewakkerd.

En, lukte het een beetje? Lang leve de taal.

Foto

Er moest een foto gemaakt en dus ging ik even naar het ziekenhuis. Het piept en kraakt wat te veel en al te lang in de onderrug. En dan komt er een moment dat je wilt weten waar dat vandaan komt. We stapten binnen door de zij-ingang en begonnen aan een zwerftocht langs hokjes waar medewerkers vreugdeloos op beeldschermen zaten te kijken. En door gangen waar op stoelen – rug aan muur – patiënten van divers pluimage ieder op zijn/haar/diens eigen manier een bijdrage aan de heersende neerslachtigheid zaten te leveren. Ik kan dat begrijpen, patiënt ben je niet voor je lol. Patiënt ben je vooral tegen wil en dank en dat uit zich op z’n minst in een zekere lijdzaamheid. Lachende patiënten op een stoel met de rug tegen de muur in afwachting van consult of ingreep, ik zou er wel even aan moeten wennen. Maar niets daarvan, wel moest ik hier weer eens zien te wennen aan medewerkers die zonder enige aandrang tot contact, laat staan tot opbeuren vanachter plexiglas patiënten te woord stonden. Goedemiddag, ik kom voor een foto, zei ik, tegen de mevrouw die onderuitgezakt in haar stoel zat. Uw legitiematiebewijs, was het gevatte antwoord. Ik waande me weer even op het vliegveld van Tel Aviv, een jaar of veertig geleden. De vrouw wierp een blik op mijn rijbewijs, fronste en bewoog haar rechterhand traag naar het toetsenbord. Ze gaf het me terug. Nog steeds zonder van haar scherm op te kijken zei ze: Gaat u daar maar zitten. Aan de beweging van haar hoofd te zien bedoelde ze: hiernaast het loket, op zo’n stoel met de rug tegen de muur. Even later stapte ik zo’n uitkleedkamertje in, je kent ze wel. Aan de andere deur stond weer een chagrijnig hoofd. Dat zei dat ik de deur aan mijn zijde op slot kon doen en alles kon uittrekken, behalve onderbroek en sokken. Daarna kunt u meteen binnenkomen. De foto’s waren snel gemaakt. Nog een fijne dag, zei ik. Het leek me onmogelijk dat dat nog zou lukken. Maar, ze lachte ….. Het kan dus wel, hè.

Open

De wind in de bomen ruist

het geluid van de herfst.

de buizerd roept boven het bos.

de barometer stijgt en in

het zuiden breken de wolken

open – het wordt een mooie dag.

Vandaar

Het was niet echt druk op de markt. Aan de grote kraam met sokken stond een vrouw die zichtbaar met zorg alle aanbod naliep. Ze was fors, blond, een jaar of zestig en op zoek naar iets specifieks, schatte ik in. Ik werd nieuwsgierig. Ze had een flinke boodschappentas aan de arm. Met voldoende ruimte voor sinaasappelen, spruiten, kaas en speltbrood en wat ze verder nog zou tegenkomen en haar tot kopen zou verleiden. Sokken, waarschijnlijk, dus, ook. Maar wat voor sokken? Aan zijn sokken kent men de mens. Ik besloot wat in de buurt te blijven en begon licht voorovergebogen, quasi geïnteresseerd het assortiment te scannen. De vrouw achter de kraam, geldtas op de heup, gebreide handschoenen zonder vingertoppen, muts met pompon en in een korte gewatteerde jas, spijkerbroek en laarzen tot aan de knieën had ondertussen ook haar oog laten vallen op de vrouw met de boodschappentas en haar expeditie langs de geïmproviseerde schappen, kistjes, dozen en lange lijnen met sokken in de nok van de kraam. Ze hield haar handen bij haar mond en wolkte warme adem in de richting van haar rode vingertoppen met blauwe gelnagels. Zou het helpen, vroeg ik me af. Daarna keek ze naar de vrouw die nog steeds en zonder haast met haar ogen door de voorraad liep en vroeg: Kunt u vinden wat u zoekt? Kan ik u anders helpen, misschien? De vrouw met de boodschappentas keek op. Nou, zei ze, ik ben op zoek naar sokken met madeliefjes. Dat vindt u vast gek maar u moet weten, ik heb vannacht van Feyenoord gedroomd ….. Maar voordat ze verder kon met haar verhaal vroeg de vrouw van de kraam: Van Feyenoord? En nu op zoek naar sokken met madeliefjes? Ik zie even het verband niet. Vertel. Ze leek me van nature kort door de bocht. De struise blonde dacht even na: Niet verder vertellen, maar ik droom wel vaker van Feyenoord en meestal verliezen ze. Maar vannacht …. De vrouw van de kraam viel haar in de rede: Laat me raden, vannacht won Feyenoord. Ik vind het helemaal oké hoor maar het brengt me geen stap dichterbij die sokken en de madeliefjes. Ik denk trouwens dat ik die ook niet op de kraam heb, voegde ze er aan toe, ik heb van alles en nog wat, er is tegenwoordig geen houden aan als het om sokken en design gaat, maar aan madeliefjes zijn ze in China nog niet toegekomen vrees ik. Ik wil nog wel even serieus kijken hoor, want mijn man doet de inkoop en die kan er vanochtend iets bij hebben gelegd waarvan ik nog geen weet heb. En ze begon ook min of meer systematisch door dozen en kistjes te bladeren. Maar, vertelt u rustig verder, zei ze nog als terloops. Ik merkte dat ik onwillekeurig ook naar ingebreide madeliefjes speurde. De vrouw richtte zich nu op en hield op met zoeken. Inderdaad, Feyenoord won. Het stadion was in extase. En ik ook. U moet weten, ik ben fan van Feyenoord. Ze lachte wat nerveus. Ik was opeens midden op het veld, een en al plezier. En om mij heen waren allerlei types met van die zwarte truien met hoodies langs de lijnen van het speelveld op hun knieën in de weer. Met iets. Kijk, zei een man naast me, ze verzorgen de lijnen. En toen keek ik nog eens goed en toen zag ik dat die lijnen, u raadt het vast al, helemaal wit waren, jawel, ze hield even in, van de madeliefjes. En nou liep ik hier net langs uw kraam en toen vroeg ik me opeens af of er ook sokken met madeliefjes zijn. Zomaar opeens. En ik dacht, als ik ze ergens zou moeten kunnen vinden, dan is het hier wel. Dus vandaar. Ah, dacht ik, vandaar dus. Ik kon weer verder met mijn leven.