Hoed

Het was wel wat erg veel, het was nauwelijks bij te houden. Er trok een nogal eindeloze maar ook sombere parade van voorgenomen decreten voorbij. Het leek me veel om in slechts vier jaar te realiseren. Een kleine greep. Vier jaar van restauratie, terug naar het fossiele tijdperk, naar America als productieland, naar een natie zonder gendernuance. Inclusief ‘herstel’ van de vrijheid van meningsuiting. Dat wil zeggen: meer ruim baan voor de ultraconservatieve boodschap, voor leugens die voor waarheid moeten doorgaan – een huurmoordenaar deed een poging hem te vermoorden maar God greep persoonlijk in en dat was een teken, met Trump zou dus de weg naar de heilstaat voor iedere Amerikaan geplaveid zijn – en ruim baan voor eigenaren van platforms die interactie tussen mensen als verdienmodel zien en niet als middel een samenleving gezond, vitaal en toekomstbestendig te houden. Maar goed, Trump gaat in vier jaar de puinhopen van Biden en zijn democraten opruimen en the US of A hun Gouden Eeuw inloodsen. Want, de kracht van Amerika ligt in het verwezenlijken van het onmogelijke. The impossible is what America does best. En dan onder Trump ook nog like never before. Misschien is er toch nog wat troost. Het inaugurele ceremoniële circus liep vast toen er een bandje moest worden ingestart. Lukte niet. Ik denk dat er nog veel meer niet gaat lukken. Maar, bewijzen heb ik niet. Ook verontrustend: Trump lijkt getrouwd met een paddenstoel. Wat moeten we daar nou weer mee?

TikTok

Click, het was weg en clock, daar was het weer, TikTok. Omdat Trump als een keizer in het oude Rome alsnog goedgeluimd zijn duim omhoog stak. De leeuwen lagen in de arena dood te bloeden, de gladiatoren mochten verder met hun leven. Niet dat Trump al keizer is, dat is pas morgen en dan heet zijn functie nog gewoon president. Keizer, dat wordt hij nog wel eens. Denk je niet? De combinatie capitool en keizer klinkt bekend, toch? Hij heeft al een louter op nog meer geld en invloed gerichte coterie van rijksten om zich heen, de meeste burgers heeft hij #fightfightfight in de pocket, nu is het zaak concurrenten buiten zijn rijk ook #tariftariftarif buitenspel te zetten. Daarvoor is het nodig vooral wispelturig te zijn. Het een zeggen, het ander doen. Verdelen en heersen. Linkerhand, rechterhand. Vrienden als vijand, vijanden als vriend behandelen. Opportunistisch het eigen belang vooropzetten en consequent nastreven. Extreem inzetten en ergens halverwege het een en het ander uitkomen. Dus eerst moest TikTok dood want Chinees en datadievend en gevaarlijk en na de verkiezingen mag het voorlopig blijven want wellicht toch nog slim in te zetten. Als je het verbiedt kan Musk namelijk de kans op koop vergeten. En is een mogelijk kanaal voor het neppen en trollen van het eigen volk verloren. Zie X. En een TikTok dat nog functioneert zoals de Chinezen het bedoeld hebben, dat kan een troef in de onderhandelingen over de handel met China zijn. Je kunt die kraan waar al die onzin uitkomt altijd nog dichtdraaien. Als Musk die niet in handen krijgt. Vandaag waren in het nieuws mensen die in tranen waren omdat ze afscheid moesten nemen van TikTok. Op dat platform verkeren was voor hen, naar eigen zeggen, levensveranderend gebleken. Daar lag de weg naar levensgeluk open. Voorlopig zijn ze gered. Weer wat mensen voor wie Trump onnavolgbaar en fabulerend levensreddend is. Maar als het zo uitkomt laat hij ze ook keihard weer vallen.

Mist

Weer een dag met vette mist. Dan is de horizon hier toch wel erg leeg, zeg ik. Met deze mist is die overal leeg, zegt El. En ze heeft gelijk. Toch, weer een dag dat de kerktoren niet te zien is. Dat de tijd niet af te lezen is met een snelle blik naar buiten. Daar is nu niets te zien dat ook maar enige indruk kan maken. De noklijn van een grijs pannendak met die ene schoorsteen, de drie witte, smerige ringen van de sirene op het dak van het appartementengebouw, de blinde zijgevels van hetzelfde appartementengebouw, het zeildoek rondom het hek van het dakterras, de toppen van drie bomen, kaal en stakerig. Daar moeten we het ook vandaag weer, zittend op de bank, mee doen. En met muziek, de krant en onze ruimte om ons heen. En met elkaar. En met onze boeken. Ik lees me langzaam weer in in Louis Paul Boon, de Vlaamse schrijver die mij toen ik Nederlandse Taal- en Letterkunde begon te studeren in Nijmegen dagenlang aan mijn doorgezeten stoel gekluisterd hield. Die als geen ander in het Nederlandse taalgebied de troosteloos- en uitzichtloosheid van het leven van mensen in de marge wist te vangen in woorden. Overigens, die stoel stond lange tijd in een huis in de Pater Brugmanstraat. En vandaag lees ik in de krant dat 24 januari as. de biografie van Godfried Bomans verschijnt. Bomans, die ook ooit in de Pater Brugmanstraat woonde. Dat schept een band. #nouja Ook een reden om van de bank te komen en de mist in te stappen? Hoe dan ook, ik ging op weg naar de boekhandel. Daar heb ik Vleugelman besteld. Het is niet dat ik al het werk van Bomans heel erg waardeer maar ik ben nieuwsgierig naar wie die man achter sprookjes, zedenschetsen, komische stukjes, grappen en grollen was. Via krant, radio en televee nogal prominent aanwezig in de vijftiger en zestiger jaren, in mijn jeugd. En die dus ook nog ooit in de Pater Brugmanstraat woonde. En, over Boon komen we nog weleens te praten. Zijn biografie is aangekondigd en gaat nog verschijnen, op enig moment in de komende jaren.

Duif

Gelukkig hebben we de foto nog, schreef ik gisteren. Dat was omdat ik je dan nog kon laten zien dat zo’n duif diep in de veren weggedoken in de hoek van een vensterbank echt wel kan bestaan. Dat ie niet uit een duim komt. Hij zit tijdens het voorzichtig schieten van het plaatje dan wel niet meer bedacht op alles te slapen, maar is wel nog maar net wakker. Dat kun je niet zien, dat moet je geloven. Ben je weer op de hoogte. Ik deed uit mededogen een poging tot haiku. Met een knipoog.

*duif op vensterbank

schuilend tegen kille wind*

krijgt ook daar geen rust

Tandenborstel

Hij zat er nog steeds toen ik om acht uur ‘s avonds even op de slaapkamer moest zijn. Nog steeds was in dit geval: al een uur of drie. Om vijf uur was ik er ook al eens geweest. Toen om een andere trui aan te trekken. Nu omdat ik even wilde kijken of er in de ladenkast in de annex-badkamer nog een verse tandenborstel lag. ‘s Ochtends was opeens tot me doorgedrongen dat de borstel van dienst zijn beste tijd gehad had. Ik had toen natuurlijk meteen in de lade kunnen kijken, maar je weet hoe dat gaat, je wordt even afgeleid; door iets, joost mag weten wat en het is uit je agenda verdwenen. Was ik er met mijn hoofd bijgebleven dan had ik in de loop van de dag ……… Er lagen er nog drie, trouwens. Oké, zeg dat je dit allemaal niet wilt weten. Kom, zeg het. Je wilt weten wie die hij is. Nou, dat komt. Eerst dit: Geen idee of het een hij was. Het kon ook een zij zijn. Ik houd het voor het gemak op hij. Hij zat weggedoken in een hoek van de vensterbank. Buiten, hè! En leek te slapen. Diep weggedoken in zijn veren. Kopje opzij. Een duif. Het was een vredig tafereel maar ik moest ook even denken aan daklozen die rust zoeken op plekken waar je zelf liever niet bent. Ik dacht: Doe het een beetje rustig, beweeg langzaam, laat maar lekker slapen. Maar, de duif bleek slapend toch alert en vloog weg. Gelukkig had ik de foto van vijf uur nog. Later op de avond zagen we op de televee een rapportage over mijnwerkers – koempels – in Zuid-Limburg, met stoflongen. Kwam van de duiven die ze hielden, zeiden de artsen. Niet, dus. Mijnstof, dat was de oorzaak.

Afscheid

Ze was de laatste van haar generatie, mijn tante R.. Ze was nog uit de tijd dat een verpleegkundige verpleegster heette, van ruim voor de Tweede Wereldoorlog. Ze had het nodige meegemaakt maar vierde het leven. Ze had zo goed als onverwoestbaar toch maar mooi bijna zesennegentig jaren bij elkaar weten te sprokkelen. We troffen tijdens het afscheid in een wat droef uitvaartcentrum – met uitzicht op een ronde steen waaruit water welde en daarachter een maïsveld – een hele serie neven en nichten die sprekend leken op de ooms en tantes van vroeger. Sommige hadden we echt al heel lang niet meer gezien. Maar, het blijft iets raadselachtigs, familie. Er is steeds weer bijna onmiddellijk een vertrouwdheid die de weg naar dat gevoel van lang geleden en al die vergeten herinneringen opent.

8 juli 2020

Pet

Terwijl ik door het dorp liep, realiseerde ik me dat ik dat te weinig doe. Nou scheen vandaag de zon en dat had het een stuk makkelijker gemaakt een kleine rondgang te maken. Eerst was ik bij de kapper, toen bij de kruidenier, daarna bij de slager en tenslotte, na een bezoekje aan de bibliotheek, weer thuis. In de bibliotheek trof ik El die daar als vrijwilliger medemensen helpt hun weg op PC, laptop en met name via het internet naar de digitale overheid te vinden. Ze rondde net een gesprek met een al wat oudere man af. Die was al opgestaan, had zijn jas al aan, zijn rugzak al aangegord en stond op het punt zijn pet op te zetten. Hij groette nog even en liep – pet op – weg. Ik had van een afstandje staan kijken maar liep nu naar El toe. Ik ben net bij de slager geweest, dus jij hoeft daar dadelijk niet meer naartoe. Er was trouwens geen hoofdkaas. Dat dacht ik al, zei El. Nou, ik weer, normaal gesproken wel maar nu even niet. Het is een slager waar we niet vaak komen, vandaar dat dacht ik al van El. Ik zal niet uitweiden over waar die verkeerde indruk vandaan komt. Opeens was daar de oude heer weer. Hij had zijn pet weer afgezet. Sorry, zei hij, vooral tegen mij en tegen El: Mag ik nog even? El en ik vonden het goed. U moet weten, nu weer tegen mij, ik ben hier net prima geholpen. Weet u, ik had mijn telefoon, ik stapte gisteren in Deurne uit de trein, mijn telefoon dus vergeten, die lag nog in de trein. Tja, en dan heb je, dan heb ik een probleem. Ik kon me er alles bij voorstellen. En toen, vroeg ik. Nou, en hij ging er eens goed voor staan, vanaf dat moment ben ik dus op internet gaan zoeken, van kastje naar de muur, geen idee waar te beginnen en toen dacht ik opeens: Maar die mevrouw in de bibliotheek in Venray, die heeft me al eens geholpen met mijn laptop, misschien dat die …….. enfin …… Hij draaide zich naar El: Vertelt u het zelf maar, dan weet meneer meteen hoeveel hij aan u kan hebben. Ik moest lachen. Dat weet ik al, zei ik, ik ben met haar getrouwd. Oh, excuses hoor, maar dat kon ik niet zien, hoor. Dan heeft u het wel getroffen, lot uit de loterij. En tegen El: Dan vertel het straks thuis maar. En nog bedankt. Hij maakte aanstalten nog wat te zeggen maar bedacht zich, zette zijn pet weer op en zei, met een kort vriendelijk knikje, nog tot ziens dan maar en liep naar de uitgang van de zaal. Daar raakte hij weer in gesprek. Toen ik naar buiten liep had hij zijn pet al weer afgezet.

Sneeuw

Onderstaande tekst schreef ik vier jaar geleden voor de website van Lokale Omroep Gemeente Meerssen. Het is een fragment.

Het was ook de week van de sneeuw. Zondagmorgen lag er een dun laagje dat alweer vrij snel verdwenen was. Dat was wel anders in Madrid waar een sneeuwstorm de wereld helemaal op zijn kop zette. Schade 1,4 miljard euro. Sneeuw in Madrid, zo furieus en dan in deze hoeveelheden. Ik moest het even tot me door laten dringen. Sneeuwval die zelden voorkomt, las ik op de nieuwssite van de NOS. De laatste keer in 1945. Ik moest denken aan een kort verhaal van Ward Ruyslinck: de Sneeuwbui. Het jongetje Bikkel loopt naar school, het is een ochtend in mei, het begint zachtjes te sneeuwen. En het blijft sneeuwen. De school begint maar in de loop van de ochtend worden de kinderen naar huis gestuurd. Als Bikkel op weg is naar huis, ziet hij overal dode vogels liggen en er rijden ambulances rond. In de loop van de dag voelt hij zich zieker en zieker worden. ’s Avonds overlijdt hij nadat hij nog heeft meegekregen dat de oorzaak radioactieve straling is. Die ontregelt de wereld. Dat zal in Madrid niet het geval zijn geweest. Je denkt nu eerder aan CO2.

En zeg je CO2, dan zeg je planten. Wij hebben één plant in huis. En dat is meer dan genoeg. Ik ken mensen die ook in huis tussen de planten leven. Het is daar als gevolg van groene vingers en veel met de planten praten één grote, groene weelde. Onze plant hebben we – onszelf kennend – gekocht met het idee dat we een echte overlever in huis moesten halen. En dat is ie. Maar volgens mij is hij ook boos, héél boos. Toen hij pas in huis was, vloog de ene na de andere fikse scheut de pot uit. Hij kreeg ook alle aandacht, hè, als enige plant in huis. Maar allengs vergaten we vaker water en meststof  te geven. Er kan tegenwoordig alleen zo nu en dan nog een klein scheutje van af. Verder staat hij er bij als een nurkse kleuter, armen over elkaar, half van je afgekeerd, strak gezichtje, hoofdje naar de grond. Hij staat hier naast me. Ik moet hem dadelijk maar weer eens wat water geven. Maar eigenlijk moet ie verse grond, denk ik. En meer liefde. Maar ik vrees ……

Vraag

Het zaaltje op de heuvel in het park zat bomvol. Ik zeg zaaltje want er kunnen zo’n honderd mensen in en dan is het in elk geval geen zaal. Buiten was het koud maar binnen liep de temperatuur met al die lezerslijven snel op. En dan moest het allemaal nog beginnen. We waren vooral gekomen voor Frank Nellen, schrijver van onder andere De Onzichtbaren. En sommigen ook voor dichteres Brit van Baaren. Het werd een geanimeerde bijeenkomst. De voordrachten waren intens en pakkend. Er werd goed geluisterd en veel gelachen. Het was Literair Café Venray op z’n best. Tegen het einde van de sessie in het Theehuis in het Odapark kwam het gesprek met Nellen op een eventuele, mogelijke vertaling van De Onzichtbaren in het Oekraïens. Dat bleek een dingetje. In de wereld van de uitgevers. Althans geen zaak waar snel een besluit over zou kunnen vallen. Want kan dat wel, een Hollandse jongen die een verhaal schrijft over leven in Oekraïne, in de oude sovjetrepubliek en de nadagen daarvan. En ter vergelijking de vraag of Annejet van der Zijl eigenlijk wel de roman Sonny Boy had mogen schrijven. Was er in deze gevallen geen sprake van toe-eigening van thematiek? Nellen wilde duidelijk niet het/zijn definitieve antwoord op deze vragen geven maar vroeg zich wel af of er met deze vragen niet iets te stevig geknaagd werd aan de wortels van wat kunst is. Dat is toch ook je inleven in andere mensen, in omstandigheden die je zelf niet fysiek, feitelijk, uit eigen ervaring kent? En daar dan vorm aan geven? Ik kan me daar wel in vinden. Sterker, ik vraag me af wie of wat nou echt geholpen is met die vragen.

Stil

Onderstaande tekst schreef ik vier jaar geleden voor de website van de Lokale Omroep Gemeente Meerssen. Nu Trump op het punt staat weer aan te treden als president van de USA mag ze wel op herhaling. Gepubliceerd op 13 januari 2021.

Zo, die is de deur weer uit.

We zitten op de bank. Het komt van diep, ze zegt het alsof iemand die ze intens haat eindelijk de hielen heeft gelicht. Het gaat over de kerstboom. Je kunt je afvragen hoe zo’n boom in korte tijd zo uit de gratie is geraakt. Ergens in de weken voor Kerstmis hebben we hem liefdevol over de drempel gedragen. Natuurlijk is hij vanaf het eerste moment een sta-in-de-weg, een vreemde eend in de bijt. Maar niet zeuren hè, je haalt hem zelf naar binnen, je doet het zelf. Dat denk ik, maar ik zeg het allemaal niet. Het is niet zo bedoeld. Haar verzuchting is zowel opluchting als spijt. De roemloze aftocht van de kerstboom markeert het einde van een stille, warme periode waarin we rustig een soms zwaar jaar uit glijden en ons opladen voor een nieuw. Nu is het lummelen voorbij, er is weer serieus werk aan de winkel. We schakelen over van hoeft niet en mag wel naar moet. Met het licht komt ook weer de plicht.

Hebben jullie trouwens op 6 januari ook allemaal met open mond naar de televee zitten kijken? Naar dat hallucinerende volksoproer in Washington? Ik kon het maar nauwelijks bevatten. Ondanks dat we in de afgelopen weken Trump in een steeds hogere versnelling hadden zien gaan. En nu ging hij ook nog eens in de overdrive. Het kon eigenlijk niet anders aflopen dan zo. Trump had zichzelf met zijn retoriek helemaal klem gezet tussen de door hemzelf aangewakkerde hoge verwachtingen van zijn aanhang en de veerkracht van de democratische natie. Daar moest als in een klassiek Grieks drama wel een gebeurtenis op volgen die de tijd even stil zet. De belangrijkste spelers weer even bij zinnen brengt. De vraag is nu of dat hetzelfde is als verstandig. Misschien voor de korte termijn maar voor de wat langere heb ik daar mijn twijfels over. Een peiling wijst uit dat 45% van de republikeinen achter de bestorming van het Capitool staat. Ik vind dat  verontrustend veel. En dan nog niet eens zozeer vanwege dat ja tegen die stormloop maar meer omdat daar ook een wereld aan manipulatie met vilein vijanddenken, leugens en kletsverhalen achter schuil gaat.

Intussen proberen we La Corona van ons af te schudden. Ze wil maar niet loslaten. Ik ben blij dat het inenten begonnen is. Eindelijk en toch ook weer best snel. Maar het blijft vallen en opstaan. Gedoe over wie eerst en wanneer dan wél. En zijn er op tijd voldoende doses vaccin beschikbaar? Hoe dan ook, La Corona blijft ons uit ons normale ritme halen. We moeten het doen zonder nieuws over carnaval. Zonder foto’s van trotse prinsen en prinsessen, geen beelden van zittingen, geen grootse ontvangsten en recepties. Het had moeten bruisen maar het is stil in Limburg. Voor de tijd van het jaar.