In Bornerbroek sloot eind vorige week de buurtsuper. Het pand van waaruit jarenlang boter, kaas, eieren en spritskoeken via de vriendelijke handen van Albert en Anja – en met een praatje en een gulle lach – hun weg naar de dorpsbewoners vonden is verkocht aan iemand die er paardenzadels gaat verkopen. Hebben ze zoiets daar nou echt nodig, vroeg ik me af toen ik het las. En: Wellicht dat er binnenkort dan ook nog een juwelier en traiteur kunnen aanschuiven in de Pastoor Ossestraat. Bij Sluiterij Wijn van nu, Haarmode Natas en Vuurwapenwinkel SEM Jacht en Schietsport. Dat klinkt allemaal als niet echt nodig maar vooral als op zijn plek in vooral door hedonisme gedreven levens. En niet als winkels waar je ook kunt binnenlopen om er een doorsnee inwoner van Bornerbroek te ontmoeten. Wat irriteert is dat het de mensen weliswaar pijn doet dat er steeds meer kleine winkels voor de dagelijkse boodschappen uit de buurten verdwijnen maar dat die zich vooral uit in krokodillentranen. En het is inmiddels een chronische pijn. Een pijn die al decennia aanhoudt en maar niet wil wijken, die de gemoederen bezighoudt maar zich ook veel te gemakkelijk laat verdoven door het gemak van de mix van onmiddellijk, goedkoop, snel en bezorgen. We hebben er onderaan de streep gewoon helemaal niets voor over, voor het behoud van wat we in onze directe omgeving eigenlijk heel belangrijk, fijn, prettig vinden of zelfs noodzakelijk weten. Dat geldt trouwens niet alleen voor de kleine winkel om de hoek. Dat geldt zo’n beetje voor alles waarmee de diversiteit – en dus de vitaliteit – op kleine schaal gediend is. Ook voor mensen, voor groen, voor bebouwing. En ook daar laten we het in de volle breedte afweten. Economie krijgt tegen beter weten in altijd prioriteit.
Leuks
Vanochtend liep ik de woonkamer in, een zee van zonlicht in. Je moet weten, die kamer ligt op het zuiden en heeft aan drie zijden ruim ramen. En ook al zie je in dat licht erg goed dat de ramen aan de binnenzijde hoognodig weer eens gewassen moeten worden, je bent een kniesoor als je daar dan echt aandacht aan besteedt. Dus verlegde ik de focus naar buiten, voorbij het grijzige waas. Daar liepen bij de kapper de eerste klanten binnen. De tegel- en sanitairshop was nog niet open. Werken op zondag, dan iets doen dat op werken lijkt, zeg maar ramen wassen, dat heb ik van huis uit niet meegekregen. Op zondag deed je na de Heilige Mis, in je zondagse kleren, de rest van de dag niks of iets leuks. Iets leuks, dat was toen een puzzel leggen, een boek lezen, een wandelingetje maken, naar een wedstrijd op een sportveld in de buurt. Niet iets doen waar je vuil van kon worden of een gat in je knie bij kon oplopen. Later vanochtend kwam een van die grote vrachtwagens van Pieter Smit door de straat, vol rekwisieten op weg naar de schouwburg, en even later de bus van Scapino. Iets leuks voor andere mensen. Want zelf gingen we vanmiddag naar het Nederlands Blazersensemble, in het Speelhuis in Helmond. Geweldig klein theater, machtig muziekgezelschap. Het was absoluut iets leuks.
Chaos
Deze tekst is een fragment uit een column die ik schreef voor de website van Lokale Omroep Meerssen een die verscheen op 16 juni 2021, een paar weken voor onze verhuizing van Meerssen naar Venray.
Er is al veel ingepakt maar er is ook nog een hele weg te gaan. We zijn al een keer of vijf verhuisd maar het blijft een vreemde sensatie je huishouden in netjes gestapelde verhuisdozen te zien. Met etiketten. Er is orde maar het is desondanks lastig spullen terug te vinden als je ze nog nodig zou hebben. Het is dan ook zaak een week of vier zo min mogelijk nodig te hebben. En om wat je nog per se nodig hebt, zorgvuldig apart te leggen. Stapeltje hier, hoopje daar, rol duct tape, bakje met schroeven, moeren en bouten, koffertje met gereedschap. En vooral ook de duizenddingendoos voor al het kleins dat maar nergens bij wil horen en vaak al decennia een zwervend bestaan leidt. Het is het kleins dat in de loop van de tijd op de meest onverwachte momenten opduikt. Je staat te koken, je hebt een houten lepel nodig, je trekt de lade open en verdomd, daar is het kettinkje weer dat je dochter ooit kwijt was. Ze was tien en nu is ze veertig. Waar is de tijd gebleven? Ondertussen gaat het niet goed met de roux. Je zag het kettinkje voor het laatst in je sokkenla. Nu ligt het vooralsnog weer veilig in onze duizenddingendoos met onder andere een nog niet geslepen potlood, een rammelaar, een usb-stick aan een sleutelhanger, nog een sleutelhanger met daaraan een miniatuur Renault Clio 2 en een twee bij twee centimeter ijzeren, wit geëmailleerd plaatje met links en rechts een schroefgaatje en erop in Romeinse letters: VIII. Dat plaatje moet zijn leven ooit begonnen zijn als iets dat betekenis gaf aan een laatje, deurtje, luikje. Maar waar het vandaan komt, Joost mag het weten. Waar het naartoe gaat weten we wel. En dat het daar waarschijnlijk weer nutteloos aan het zwerven gaat.
Poortje
De viooltjes die we gisteren in de kuipen hebben gezet liggen vanochtend stakerig in de verse potgrond. Ze hebben zich zo klein mogelijk gemaakt. Het is de nachtvorst die ze verkleumd deed wegduiken. Straks, als de zon wat meer warmte afgeeft, richten ze zich weer op. Hoop ik. De overgang van de late winter met zijn koude nabranders naar de nog prille lente is voor de planten in de tuin én voor mij een periode van onzekerheid. Gaat het net uitgelopen groen het wel overleven? De eerste blaadjes van de weigelia staan inmiddels bruin bevroren op de toppen van de takken. Door vader vorst gestraft voor hun al te onbezonnen levenslust. De ribes is steviger, net als de sering en de jasmijn. Ooit hadden we een haagbeuk die prachtig uitgelopen was. Toen daar twee dagen lang een schrale noordoosten wind overheen ging, bleef er van zijn schoonheid weinig meer over. Neemt niet weg: De lente nadert. Gisteren maakten we een wandeling door het Kalverbos. De twee oudste kleinkinderen hadden de leiding van de expeditie. Langzaam klauterden we de berg op. Aan de glooiende voet vormde zich al het groene tapijt waaruit over een week of zo de bosanemoontjes opspringen. Het bos lag er flink uitgedund bij, met overal in nette stukken gezaagde stammen. Bovenop het plateau moesten we richting vliegwei over een zwaar modderig pad. Goed gedaan kinderen! Dank je wel. Dat wordt weer wandelschoenen ontlössen. Vanuit Schietecoven liepen we naar beneden naar Humcoven. Dat weggetje, dat is echt het mooiste poortje naar het Heuvelland. Niet verder vertellen.
Deze tekst is een fragment uit een column die gepubliceerd werd op de website van de Lokale Omroep Meerssen op 10 maart 2021.
Buizerd
de buizerd vliegt
steeds lager
boven onze tuin.
waarom is mij
niet duidelijk.
te snaaien valt
hier niets.
althans niet
dat ik weet
–
maar buizerds
zien vaak veel
meer dan wij,
die voet voor voet
op vaste bodem leven
–
en niet in staat zijn
vanuit de blauwe
oceaan daarboven
te zien wat klein
en toch aantrekkelijk
zich onbevangen
prijsgeeft
Meerssen 23 juli 2008
Roodstaart
Vandaag ben ik in het archief gedoken en kwam ik onder andere onderstaande tekst tegen. We woonden toen pas tweeënhalf jaar in Meerssen.
Dinsdag 6 oktober 2009
Er heeft zich een roodstaart in de tuin gevestigd en ik weet niet of de mussen en mezen in de buurt daar zo blij mee zijn. Het is een beetje een nijdig beestje dat het net in bezit genomen territorium onverzettelijk verdedigt tegen de autochtone bewoners. Dus boven de tuin en aanliggende percelen speelt zich nu een voortdurend luchtgevecht af. Afwisselend mussen, mezen en roodstaart kiezen positie op het dak van de schuur om vandaar op te stijgen voor hun vlucht. Het is moeilijk ze goed in het vizier van mijn verrekijker te krijgen omdat elke beweging binnen een straal van een meter of vijftien aanleiding is het luchtruim te kiezen. De fanate roodstaart – een dame voor zover ik kan zien – zet de verhoudingen tussen de soorten behoorlijk op scherp. De mezen trekken zich nog het minst van de indringer aan. Van het doorgaans keurige rijtje van acht mussen op een van de hekken van de tuin blijft in deze situatie even niets meer heel.
Vreemd
Ik was aan de vroege kant en was op mijn mobieltje verdiept in een artikel in de krant. Het was niet druk in de wachtruimte van de fysiotherapeut. Althans van de fysiotherapeutische praktijk. Er was een tijd dat fysiotherapeuten stand alone waren, tegenwoordig tref je ze vooral nestgewijs aan in grote ruimtes, volgestouwd met apparaten waar – bij deskundig, verantwoord en zorgvuldig gebruik – een helende werking van dient uit te gaan. Langzaam druppelde de half-vier-ploeg patiënten binnen. Ha Paul; ik keek op. Ik zag Em. Ha Em, zei ik. Ik was verrast. Em hier? Dacht ik. Wat doe jij hier, vroeg ik. M’n knie, zei Em. Oh ja, je knie, inderdaad, z’n knie. Ik wist dat, van die knie maar ….. Em fietst wedstrijden en een tijdje geleden was hij gevallen. Op zijn knie. Ik wist dat omdat Em mijn oudste kleinzoon is. Nou, zei ik, dan maar lekker oefenen. Zeker, zei hij. Em is niet lang van stof. Later vanmiddag drong tot me door hoe verrast ik was geweest. Verrast dat ik Em ontmoette in een context waarin hij niet past voor mij en ik niet voor hem. Een context waarin je bijna vreemden bent voor elkaar. Ik moest denken aan de keer dat mijn vader en ik elkaar tegenkwamen in de hal van het station van Maastricht. Het was ‘s morgens half acht. Ik studeerde nog en was om zes uur met een vriend in een Fiat 600 vol apparatuur vertrokken uit Nijmegen en we dachten in die hal een broodje te kunnen scoren. We zouden in de loop van de ochtend in enkele klassen van mijn oude middelbare school, het Henric van Veldeke College, een psycholinguïstisch (zoek dat zelf maar even op) experiment doen. En terwijl we op weg waren naar een broodje liep daar opeens in een stroom reizigers mijn vader op weg naar zijn werk. Zo kende ik mijn vader niet. Als forens. En hij wist niet wat hij zag, in die hal van het station in Maastricht. Zijn zoon die hij in Nijmegen veronderstelde. We hebben heel kort met elkaar gesproken. Daarna hebben we het er nooit meer over gehad. We kwamen elkaar in onze eigen levens sowieso maar moeilijk tegen.
Nectar
zij landt zacht zoemend
stil drinkt de hommel nectar 🐝
straks zal zij rusten
Snuffelen
Er was ook een hond over de vloer. Het was een grote, stevige, moccabruine hond waar je niet overheen kunt kijken, in figuurlijke zin dan. Letterlijk wel, zelfs als we op een stoel zaten keken we over hem heen, maar dat maakte niet dat hij het idee had dat hij zich bescheiden diende te gedragen, net als de mensen in het geanimeerde gezelschap deden. De hond – ik zal zijn naam niet noemen – banjerde overal dwars doorheen. Rond de ruime tafel zaten ongeveer veertien verjaardagsgasten en Herr Hund wilde ze allemaal stuk voor stuk besnuffelen. Niet een voor een en direct na elkaar maar net zoals het uitkwam. Dat werd zo een proces dat pakweg een uur in beslag nam. Daarna wist hij wel zo’n beetje wat hij voor vlees in de kuip had. Onderwijl ging met grote regelmaat de deur naar buiten open en dan haastte Herr Hund zich daar tussen zijn snuffelmomenten door heen om een poging tot uitbreken te ondernemen. In de tuin waren namelijk wat opgeschoten jongeren aan het voetballen en dat was nog veel aantrekkelijker dan ons te besnuffelen of de vloer kruimelvrij te houden. Buiten probeerde hij zich vervolgens met grof geweld op de voetbal te storten. Maar, de jeugd was op de hoogte van zijn beethonger naar de bal en bleek ten behoeve van de continuering van het eigen plezier tot het tijdig liefdevol koesteren van het lederen monster in staat. Vervolgens werd Herr Hund met zachte doch besliste hand weer naar binnen begeleid waarna hij daar weer voort kon met banjeren, snuffelen en kruimels zoeken.
Rail
We zijn gemakzuchtige vakantiegangers. Kamperen ligt ver achter ons. Dus huren we meestal een appartementje of een huisje. En dan is er vrijwel altijd wel wat. Iets dat het niet doet, onhandig is, ontbreekt of zijn beste tijd gehad heeft. Daarom, zegt El, zouden eigenaren en verhuurders verplicht moeten worden twee keer per jaar een week in zo’n -hun eigen – appartement of huis te verblijven. Dan zou wellicht het koffiezetapparaat wél ontkalkt zijn, de rail van het gordijn op de slaapkamer zo hoog zijn opgehangen dat het raam ook open kan, er wél iets gedaan zijn aan de putlucht in de badkamer, de afzuigkap boven het fornuis van zijn teringherrie zijn afgeholpen, zouden de plankjes naast het bed stevig zijn vastgezet aan de muur, zou je in de badkamer je handdoek aan een rekje of haakje kunnen hangen, zou het mechanisme van het slot van de voordeur niet zoveel speling hebben of goed gesmeerd zijn, zou de vloer van de douche of de bodem van het bad niet spekglad zijn, zouden de pannen in de keukenla allemaal brandschoon zijn, zouden de gemakkelijke stoelen niet zó ver doorzakken etcetera, etcetera. En ja, we hebben meestal prima vakanties. Maar mopperen is ook wel eens lekker. En mag dat? Ja, dat mag.