Zondag 22 november 2009 – Meerssen
Dit was het weekeinde dat El en ik de herdenkingsplaatsen en dodenakkers van De Grote Oorlog bezocht hebben. Niet uitgebreid en erg langdurig, maar toch. (……) Vrijdagmorgen rond half tien vertrokken naar Ieper waar we voor enkele nachten een kamer hadden besproken in hotel ’t Zweerd, op de Grote Markt waaraan onder andere de Lakenhallen liggen. Ieper was in De Eerste Wereldoorlog een frontstad. Er was in 1918 nauwelijks iets van over. Inmiddels is alles wel weer opgebouwd. Die eerste wereldoorlog was een ongenadige gruwel. Net als alle andere overigens, maar deze was mogelijk net iets meer dan die andere één groot wapenlaboratorium. En dat dan gecombineerd met een massa-experiment inzake het incasseringsvermogen van het menselijk lichaam. De streek rond Ieper is één grote herinneringsplaats aan die wrede oorlog. We bezoeken op zaterdag enkele kerkhoven waar geallieerde soldaten liggen. En in Vladslo een van de vier Duitse kerkhoven. Daar staan de beelden van de hand van Käte Kollwitz. Een treurende vader en een treurende moeder. Aangrijpende beelden. Aan hun voeten ligt Peter Kollwitz, een van Käte’s twee zonen die al meteen in 1914 tijdens gevechten sterft. Kollwitz’ dagboek wordt door Geert Mak in zijn boek In Europa met enige regelmaat geciteerd. Ik lees de passages over La Grande Guerre nog maar eens, op de hotelkamer in t Zweerd. Mak zegt dat er een verschil in sfeer is tussen de Duitse en geallieerde kerkhoven. En inderdaad. De kerkhoven van de geallieerden zijn licht en liggen onder de wijdse Westvlaamse luchten. De gedenkstenen staan er rechtop. Witgele zandsteen. Per omgekomen soldaat één. Het Duitse kerkhof van Vladslo ligt in het bos weggestoken. Het is dat er nauwelijks meer bladeren aan de bomen zitten en dat de laagstaande zon fel door de takken breekt, anders zou het er donker zijn. Er staan prachtige oude eiken en de plaquettes met op elk van hen tussen de zestien en twintig namen liggen in het gras. Donkere hardsteen. Het verschil spreekt boekdelen.<br />