Het is vijf uur en we lopen het Theater aan het Vrijthof uit. Op het tijdstip dat de vespers, de kloostergebeden van vijf uur in de middag, oorspronkelijk – vóór het Tweede Vaticaans Concilie – begonnen, zijn ze vandaag afgelopen. Om vier uur waren ze begonnen, de vespers van Rachmaninov, uitgevoerd door Capella Amsterdam. En nu stonden we weer buiten, in de regen. Nog even een happie eten en dan weer naar huis. We hadden veel Hollands gehoord en de zaal had niet volgezeten. Jammer. Terwijl Maastricht toch bommetjevol was. Regen of niet. Mooi om te zien: er waren meer mensen uit Venray in de zaal. Ik vind het TahVrijthof op zijn mooist als het als muziekzaal is ingericht, met een prachtig ruimtelijk podium. Ik weet niet of de zaal ook mooi klinkt want mijn gehoor doet het een stuk minder dan vroeger. Daarbij ben ik niet deskundig op audiologisch gebied, dus ….. Niettemin, ik vond het prima klinken, op wat geschetter bij stevige passages na. Want wat zit er een enorme dynamiek in dit koorwerk dat Rachmaninov volgens de overlevering in 1915 in twee weken uit de grond stampte. En wat kunnen de zangers en zangeressen van Capella Amsterdam nuanceren. Ik had overigens nooit van deze vespers gehoord. Dus, weer met iets nieuws kennisgemaakt. Nooit te oud. Terwijl we terugreden regende het nog steeds.
schervenstad
Afgelopen week las ik schervenstad van de Venrayse Hanan Faour. Ik was erg verrast. Faour is een jonge schrijfster maar haar observaties aan haar personages geven blijk van een groot vermogen de ziel te zoeken en te doorgronden. Door het consequent blijven stellen van vragen, het accepteren van twijfels en ruimte te laten in denken. Toegegeven, die personages komen tot leven vanuit haar eigen geschiedenis en ervaringen en dat lijkt voor schrijvers de gemakkelijke weg maar het vraagt tegelijk ook om het nemen en bewaren van afstand. En dat kan ze en doet ze ook. Objectiveren heeft ook in dit geval meerwaarde omdat het voorkomt dat we als lezer in zomaar een verdrietig verhaal worden meegenomen. Want dat is het wel. Hoofdpersonage is Nadine, levend tussen twee culturen, de Nederlandse en de Libanese. Als in Beiroet in de haven een enorme explosie – die van 4 augustus 2020 – de haven vernietigt en tot diep in de stad grote schade aanricht, met ook enkele honderden doden en duizenden gewonden als gevolg, besluit ze hals over kop naar Libanon te reizen. Ze wil helpen. Maar ze wil ook meer dan dat. Ze voelt zich in de steek gelaten. In Beiroet woont Isaac, haar tweelingbroer, die, toen zij en hij veertien jaar waren, met hun vader naar Libanon is gegaan, Haar vader is Libanees en heeft altijd gezegd dat hij met het gezin naar Libanon terug zou gaan. Maar waarom toen en waarom ging haar broer mee en wat heeft dat vertrek met haar gedaan? En met haar broer? Wat zijn zij nog van elkaar? Waar staat Nadine? Indringende vragen, dus. Het verhaal is een zoektocht, zorgvuldig opgetekend met zowel ernst als humor, qua taalgebruik met grote precisie en gevoel voor details en met de nieuwe media als stijlmiddel om de vertelling eigentijds te kruiden. Lezen dus.
Peuter
De peuter blijft een nachtje slapen. Hij is tweeënhalf jaar en ziet daar op zijn manier tegenop. Hij blijft vandaag weliswaar na het vertrek van zijn mama vrolijk achter, dat kennen we van als hij een paar uurtjes bij ons is, maar een nacht blijven slapen, dat is andere koek. De vrolijkheid zal niet blijven duren. Maar, er valt met het joch te praten. Hij zegt dingen als: Dat snap ik. En als hij iets beweert dan eindigt hij met: Ja toch? In de loop van de middag, we kijken naar wat suffe filmpjes over graafmachines en tractors op YouTube, hij zit naast me op de bank, lekker tegen me aan, als hij buikpijn meldt. Hij wil naar mama, maar dat kan niet want mama en papa …… Ik snap het, zegt hij. Papa bellen. Maar, papa ……. Ik snap het, weer. Een half uur later heeft hij zes duploblokken (dikke, twee bij vier) op elkaar gestapeld. Hij houdt het pakketje tegen zijn rechteroor. Hij zegt: ik ben nu bij L. en Paul. En daarna: We gaan dadelijk eten. En: Paul heeft voor mij een toetje gekocht. Ik vraag: Jij hebt papa gebeld? Hij knikt ja. En ik zie dat hij zich een beetje verlegen voelt. Schatje.
Natuur
Ik herinner me een collega neerlandicus, tevens een groot natuurliefhebber.. Zijn leven lang reisde hij met het openbaar vervoer, leefde hij zeer sober, schreef hij over de natuur en kende hij alle beschermde soorten bij naam en toenaam. Vooral was hij geïnteresseerd in vogels. Op enig moment raakten we weer eens in gesprek, ergens in de jaren tachtig, over de natuur. En, we waren het weer eens niet eens over hoe met de natuur om te gaan. Hij vond dat we daar als mensen volop van moesten genieten, ik vond – en chargeerde wat – dat we er als mensen vooral uit weg moesten blijven. Daar zou de natuur een stuk gelukkiger van worden, dacht ik. Zo’n veertig jaar later vraag ik me af hoe we er nu over zouden denken. Van mezelf weet ik dat wel: blijf er weg. Hij is inmiddels overleden. Dat is heel jammer want hij was een inspirerend mens.
De Muur
Opeens denk ik: Waar is dat boek van Jos Vandeloo, De Muur? Mijn eerste reactie is in zo’n geval in de boekenkast kijken. Staat het er nog? Heeft het onze verhuizingen overleefd? Nee dus. Jammer, maar er valt mee te leven. Hoewel, het was een van de eerste boeken in mijn boekenkast. Het was voor het eerst verschenen in 1958 bij Manteau in Brussel. Ik heb het gelezen, ergens kort na 1965, in het begin van mijn studie Nederlands. Als ik aan die tijd terugdenk: Ik wist helemaal niets. Ik nam verhalen voor kennisgeving aan, althans er waren nog niet veel verhalen die me raakten. Lezen was meer een automatisme, het hoorde bij mij als ademen, eten, drinken, ik was meer op zoek naar voor de hand liggende spanning, minder of helemaal niet naar betekenis in het licht van andermans of mijn eigen leven. Er was tot dan maar één schrijver die me echt had kunnen pakken met iets dat dieper viel en dat was Louis Paul Boon. Maar daar kom ik nog wel eens over te schrijven. De Muur van Vandeloo is een verhaal over desillusie en de omgang daarmee. Een fascinerend verhaal, ontdekte ik later, dat impliciet de vraag stelt hoe je daar als lezer mee om zou gaan. Een heuse gewetensvraag. Wat ik nu weet: Ik weet dat nog steeds niet. Maar goed, ik heb dat boek niet meer, maar wel een muur als in dat boek. Het toeval wil namelijk dat onze werk-, logeer-, hobby- en boekenkamer uitzicht biedt op een blinde muur. Heb geen medelijden, hoor, in de rest van het huis is het uitzicht top. Het is vanmiddag die blinde muur waardoor ik opsta en in de boekenkast kijk of De Muur daar nog in staat. Nee dus.
Alaaf
Het geluid van vastelaovond jaagt nog even langs de gevel. We kunnen het hebben, hier op de bank. Zelf zijn we geen vierders. We zijn wel naar de optochten gaan kijken, met een aarzelende zon in de rug en zicht op feestelijk geklede wel-vierders. Het heeft iets ontwapenends, het bewust domme, onzinnige, uitzinnige en bewust dwarse en ontregelende gedoe. Het oogt als je-doet-maar-wat maar er is een jaar lang stevig over nagedacht, vergaderd en aan gewerkt. Meestal rond een krat bier of wat flessen witte wijn. De tap was nooit ver weg, in elk geval. Maar het is altijd met de bedoeling op een milde manier een noot te kraken. Niet te subtiel, niet te grof, niet te slim en ook niet te dom. In de optocht zie je vanaf de kant onderaan de streep een wandelende grap. Zwaar over de top gekleed en bewegend. Terwijl ik de laatste punt tik, hoor ik dat het geluid van vastelaovond is gaan liggen. Volgend jaar is het weer terug. Oh nee, nu alweer. Alaaf.
Vergeten
Terwijl ik de televee aanzet om naar Nieuwsuur te kijken, denk ik: Oeps, vergeten. Vergeten om iets op PaulsPlaats te zetten. En nou zit ik te kijken naar Plasterk die met de brokken zit. Want dat zijn het, brokken. Het is lastig daarin nog bruikbare stukken te vinden. Rosenthal en Wallage zijn opgetrommeld daar hun licht over te laten schijnen. Allebei met een eigen perspectief. Rosenthal vindt dat Plasterk op rechts moet doorkleien en Wallage vindt dat er nog wat moet worden doorgemodderd. Het verschil tussen kleien en doormodderen is dat het moet lukken versus het gaat op den duur fout. Rosenthal blijft maar doorzagen over Omtzigt: onervaren, nadat Wallage Plasterk onervarenheid in de schoenen heeft geschoven. Enfin, ik kan me vinden in de conclusie dat onervarenheid een grote rol speelt. Maar veel belangrijker: Omtzigt lijkt met een weifelend gemoed zijn rug recht te houden. Dat is prima. Het is een illusie te denken dat Wilders in staat is zijn toon te matigen. Zo, toch nog iets. Het is wel een beetje uit de mouw geschud en uit de losse pols. Volgende keer beter.
Opeens was alles anders
Geen idee waar dit gedicht vandaan komt. Naar aanleiding waarvan ik het geschreven heb, ik weet het niet. Het overkwam me op 30 december 1995.
opeens was alles anders
en ritselde
onder haar huid
een ongekende onrust
ze liet een gaspit branden
ze liet een potplant vallen
ze liet de hond niet uit
ze rookte weer als vroeger
ze viel gekleed in slaap
en voor het eerst sloeg zij haar kind
ze paste niet meer in haar huis
ze sneed zich in haar armen
onrust ritselt
onder haar huid
ze zegt hallo
ze zegt het gaat
ze wuift haar woorden van zich weg
ze knippert met haar ogen, tranen, rook
ze wrijft haar arm, haar wonden, jeuk
onrust ritselt
ze kent de onrust
onder haar huid
ze gaat naar huis
ze brengt haar kind naar school
dag lieve meid, dag juf
en thuis doet zij de was, de tuin, de boel
en kijkt vooral vooruit
vooral vooruit
maar onrust ritselt
onder haar huid
het is dan wel voorbij
het gaat ook nooit meer over
Vastelaovond
Ooit woonde ik in Vught. Met vader, moeder en twee zussen. Daar maakten we vanaf 1952 kennis met carnaval. Ik kan me niet herinneren dat het iets was wat ons leven ging beheersen. We kwamen uit Den Haag. Ambtenarenstad. Daar was de geest van carnaval niet thuis. Daar heerste het regeren. Niet het alternatief regeren. Toch lieten mijn ouders zich op enig moment overhalen tot het vieren van vastenavond. Op dinsdagavond zouden ze op de lappen gaan. Aan de boemel dus. Maar, wat te doen met de kinderen? Nou, voor het eerst van ons leven zou ons een babysit onder de hoede nemen. Wie dan? Wekelijks kwam uit Esch S. naar Vught gefietst. De herinnering van mijn innerlijke achtjarige aan haar is vooral vaag. Wat ik wel nog weet: Ze zal hooguit achttien jaar zijn geweest. Ze hielp mijn moeder met het schoonhouden van het huis. En ze was lief. En leuk, die avond. Zij heeft mijn oudste zusje en mij – mijn jongste zusje was al door mijn moeder naar bed gebracht – die avond zonder ouders door geholpen. Het was een heerlijke avond in 1956 (?), met spelletjes, snoep en Joy. Vooral dat laatste herinner ik me: een sinaasappel frisdrankje in een opvallend groen, buikig flesje met kroonkurk. Wat een feest! En nu, terwijl om de hoek Venray is begonnen luidruchtig vastelaovond te vieren, op Schouwburgplein en Henseniusplein, moet ik daar weer even aan denken. Ik heb overigens nooit geweten of mijn ouders zich die avond ook geamuseerd hebben. Ik denk minder dan wij. Vastelaovond heeft nooit kunnen aarden in ons gezin.
Vingers
Aan de toog zat een vaag bekend gezicht. Raadsel, wie was dat? Het was niet echt belangrijk dat te weten maar het liet me ook niet los. Na een minuut of tien dacht ik: glazenwasser. Ik moet zeggen, ik werd ook geholpen door een tekst op de achterkant van zijn hoodie. Daar stond de naam van een schoonmaakbedrijf. Maar het was niet het schoonmaakbedrijf dat jarenlang de ramen van ons huis in Meerssen had gelapt. Toch, hij was de jongen die altijd met een vriendelijk goedemorgen de hal achter het huis was binnengekomen om daar in stilte de lichtkoepel aan de onderkant schoon te maken. Het kwam er niet meer van hem aan te spreken. Terwijl ik me realiseerde wie hij was, stapte hij van zijn kruk. Weer aan het werk, dacht ik. Het regende nog. Veel eer van zijn werk zou hij niet meer hebben vandaag. De weerapp had ook voor de rest van de dag regen voorspeld. Even later liepen we over de Hoge Brug naar de oostkant van de Maas, op weg naar M.. Ze is historica en bij haar is een goed gesprek nooit ver weg. Ze is ook oud-politica, zo’n gesprek kan dus veel kanten op maar is nooit vrij van stevige opvattingen. Onder andere over katholieke politici en hun oudejongensnetwerk. En dan kom je onder andere te spreken over Dries van Agt. We wisten nog niet dat die inmiddels gestorven was. Waar we het onder andere over eens waren: Hij had Den Uyl een vuile poets gebakken. En, hij was dan wel niet tegen euthanasie maar wel tegen abortus. Hoe dan? Paradox, opportunisme, katholiek? Ik herinner me Van Agt als bemiddelaar in het conflict tussen de Katholieke Unviversiteit Nijmegen en haar studenten in de tweede helft van de jaren zestig. Hij was een linkse professor met begrip voor de eisen van de studenten, underdogs in de universitaire hiërarchie. Al met al: Van Agt was een kameleon. Na zijn nogal rechtse politieke leven werd hij steeds meer begaan met de Palestijnen. Daarmee kwam hij weer wat dichter bij zijn gevoel ook de underdog te willen bedienen. Toch, als je met een katholiek politicus hebt gesproken, tel dan even je vingers na.