Vastelaovond

Ooit woonde ik in Vught. Met vader, moeder en twee zussen. Daar maakten we vanaf 1952 kennis met carnaval. Ik kan me niet herinneren dat het iets was wat ons leven ging beheersen. We kwamen uit Den Haag. Ambtenarenstad. Daar was de geest van carnaval niet thuis. Daar heerste het regeren. Niet het alternatief regeren. Toch lieten mijn ouders zich op enig moment overhalen tot het vieren van vastenavond. Op dinsdagavond zouden ze op de lappen gaan. Aan de boemel dus. Maar, wat te doen met de kinderen? Nou, voor het eerst van ons leven zou ons een babysit onder de hoede nemen. Wie dan? Wekelijks kwam uit Esch S. naar Vught gefietst. De herinnering van mijn innerlijke achtjarige aan haar is vooral vaag. Wat ik wel nog weet: Ze zal hooguit achttien jaar zijn geweest. Ze hielp mijn moeder met het schoonhouden van het huis. En ze was lief. En leuk, die avond. Zij heeft mijn oudste zusje en mij – mijn jongste zusje was al door mijn moeder naar bed gebracht – die avond zonder ouders door geholpen. Het was een heerlijke avond in 1956 (?), met spelletjes, snoep en Joy. Vooral dat laatste herinner ik me: een sinaasappel frisdrankje in een opvallend groen, buikig flesje met kroonkurk. Wat een feest! En nu, terwijl om de hoek Venray is begonnen luidruchtig vastelaovond te vieren, op Schouwburgplein en Henseniusplein, moet ik daar weer even aan denken. Ik heb overigens nooit geweten of mijn ouders zich die avond ook geamuseerd hebben. Ik denk minder dan wij. Vastelaovond heeft nooit kunnen aarden in ons gezin.