Morgen begint de Vierdaagse. Het doel van de deelnemers is die uit te lopen.
– Zijn mascara was uitgelopen.
– De kopgroep was verder uitgelopen.
– Na de landing liet de piloot het vliegtuigje uitlopen.
– De bijeenkomst was nogal uitgelopen.
– Ze kwam gehaast de kamer uitlopen.
– De discussie is op een knokpartij uitgelopen.
– In het voorjaar lopen de bomen weer uit.
– De bergketen loopt uit tot in de oceaan.
– Ook de tweede poging liep op een fiasco uit.
– Alle wijn is uit de fles gelopen.
– Ze hebben de Vierdaagse uitgelopen.
Vallei 8
Eerdere afleveringen op 24 mei, 2 juni, 8 juni, 15 juni, 22 juni, 29 juni en 6 juli.
Herman was elke keer weer verbaasd over Tiets’ directheid maar nu kon die zijn twijfels over haar oprechtheid niet meer echt wegnemen. Nou, zei hij, ik weet natuurlijk inmiddels wel wát en wat ik weet is inderdaad niet wat je noemt opzienbarend maar de manier waarop we met elkaar omgaan vertelt ook wel iets over mij, over jou. We leken wel een stelletje, zei je. Tiets fronste, keek hem even aan, richtte haar blik weer naar buiten. Ze waren inmiddels in een deel van de vallei waar die zich versmalde en links en rechts de rotswanden steil omhoog gingen. Hier perste de rivier zich met veel geweld door nauwe doorgangen. De weg was er smal en bochtig. Steeds weer stak die de rivier over. Zo nu en dan reden ze onder overhellende wanden of door korte onverlichte tunneltjes. Ze zagen hoe klimmers dicht tegen de wanden langzaam van houvast naar houvast kropen. Dat ging natuurlijk over dat samen lunchen, jij op een stoeltje, ik op een stoeltje, tafeltje, beetje praten, samen opruimen, enfin, wat stelletjes zoal doen. Samen op de voorbank van een auto, overleggen over waar naartoe, dat soort dingen. Ik denk echt niet verder dan dat. Het is wat mensen kunnen zien. Wat ze willen zien. Misschien wat jij wilt zien? Dat was wel een heel directe vraag, vond Herman. Zo’n vraag die je voor een keuze stelt. En voor iemand die bijna altijd en dan ook nog graag alleen was, die meestal vooral met zichzelf rekening had te houden, dienden keuzes en besluiten zich langzaam aan. Dat voelde ook beter. Want kijk maar, wat ervan kwam, nu zat hij na een impulsief besluit voortdurend te worstelen met de aanwezigheid van Tiets. Hij zocht in zijn steeds warriger hoofd naarstig naar een niet al te eenduidig antwoord. Hij voelde zich steeds minder op zijn gemak. Ja, hij vond Tiets een aardige meid, maar ze overrompelde hem voortdurend met haar vragen en antwoorden en nu was daar ook nog bijgekomen dat hij twijfelde aan haar bedoelingen. Hij voelde zich opeens ongemakkelijk in zijn bus met de zacht brommende motor, de soepel schakelende versnellingsbak, die hem bracht waar hij maar wilde. En dan nu waar ook Tiets wilde. Ik weet het niet Tiets, of ik dat wil zien. Ik zou dat wel willen weten, trouwens. Misschien jij ook? Maar even iets anders – Herman schrok zelf van de plotselinge overgang én, realiseerde hij zich, van zijn eigen directheid – heb jij ook gemerkt dat er steeds een motor bij ons in de buurt is. Het kan toeval zijn maar sinds jij met mij meerijdt volgt die ons als een schaduw. Ik heb in ieder geval de indruk dat het steeds dezelfde is. (Wordt vervolgd)
Verstorend
Conclusie: Mentaal zwaar verstorend. Ik nam mij vanochtend voor van alles te schrijven. Stukje voor zus, stukje voor zo, stukje voor dit, stukje voor dat. Maar Tour de France. Vanaf half drie op de televee, Daarbij kwam nog dat ik een ingewikkelde puzzel wilde afmaken. En dat nam meer tijd dan gedacht. Want erg ingewikkeld. Nog ingewikkelder dan gedacht. Er was een periode dat die hele Tour me niets kon schelen. Te veel een aangelegenheid van nietsontziende types die voor de winst alle regels aan hun laars lapten. Schaamteloos. Om met grote blauwe, trouwe hondsgoedemensenogen uit te leggen hoe die winst met louter nette trainingsarbeid en uitgekiend gezond voedsel en een strikte levenswijze en een ijzeren wil en met veel zelfopoffering tot standgebracht teamwork en niet te vergeten ook nog eens veel verlies van aan ieder mens gegund dagelijks levensgeluk uit het schrale, tanige lijf was geknepen. Dat lijkt op dit moment echt zo te zijn. En daarom laat ik mij de laatste jaren weer meeslepen. Want wat is fietsen leuk. Vooral om naar te kijken. Zelf fiets ik nog zelden en ja, daar heb ik een schuldgevoeletje over. Morgen, denk ik dan, morgen stap ik weer op de fiets. Maar ik denk ook: Die stukjes, die schrijf ik morgen wel. Morgen is er weer een dag. En, weet ik, morgen is er ook weer een etappe in de Tour de France. Dus ……. Maar, dit stukje is dan toch maar weer geschreven. Vers geschreven.
Haiku
lindebloesem lokt *
licht tipsy landt de hommel
tussen de blaadjes
Schaduw
in de filmzaal,
jij op rij vijf
en schuin daarachter,
ik op rij zeven.
in flakkerend licht
zie ik jouw silhouet.
ik weet niet wie jij bent
en jij niet wie ik ben.
en zo is het gebleven.
jij schaduw
en voor altijd zoek,
gedicht in een
gesloten boek.
woensdag 10 januari 2007
Kampement
En hier moeten we naar de wc. Ze trok de deur van een oranje hok open. Daarbij kneep ze haar neus dicht. Er kwam een penetrante lucht onze kant op. Ze duwde de deur weer dicht. De geur bleef nog even hangen. En waar slaap jij nou, vroeg haar vader. Ze wees naar een tent achterin het bosje waar nog wat tenten en enkele uit palen en met touwen en zeilen in elkaar geknutselde constructies stonden. We liepen er naartoe. Rond onze voeten wolkte droog, stoffig peelzand op dat neersloeg op onze schoenen en in de plooien van onze lange broeken. Ze ritste de tent open en we kregen een inkijkje in een ruimte waar veel niet meteen te vinden is terwijl je het wel heel hard nodig hebt. Ik herkende het. Althans, dat het in een tent een bijna onmenselijke opgave is goed overzicht te houden. Zeker als het weer niet meewerkt, het motregent, de ruimte rond de tent drijfnat is en niet bruikbaar is als leef- en opslagruimte. Maar, dat speelde hier niet. Hier was het droog. Kurkdroog. En toch was het in de tent een puinhoop. Hier, dat was het kamp waarin Pee van twaalf met haar medescouts voor een week was neergestreken. En waar wij nu rondliepen in onze rol van betrokken oma en opa. We trokken verder door het kampement, nu naar een van de constructies. Die was, legde Pee uit, om te koken en aan te eten. Met een mens of twaalf. Er was over nagedacht, het zou ongetwijfeld functioneren maar het leek me niet gemakkelijk. Echter, moet het verblijf in een kampement in een bosje gemakkelijk zijn? We kregen de indruk van niet. Pee leek ondanks het oranje hok waar die smerige lucht uitkwam best tevreden. En we denken ook dat een soort van ongemak voor de jeugd van tegenwoordig – hoor die ouwe – een goede leerschool is. Na een uurtje hadden we het gezien. Pee sloot weer aan bij haar scoutgenootjes – ze gingen in een hot tub – en wij gingen naar huis. Ze zal nu wel in haar tent liggen. Slapen?
Varia
- Een deel van de middag ging op aan het monteren van een paar kasten. Ze komen in perfect passende stukken uit Polen. Het duurt even voordat je in huis hebt wat je bestelde maar dan heb je ook wat. Nadeel is dat de montage het nodige geweld vraagt. Met een hamer dienen planken met klampen aan elkaar geslagen te worden. Deze kasten zijn een plezier voor het oog en een keihard antwoord op opruimdrift maar de montage is gehoortechnisch de hel voor buren. #teringherriesorry
- Vanochtend liepen we een rondje golf. Het was weer een feestje. Elke keer dat ik over de baan in Geijsteren loop word ik gepakt en geraakt door de schoonheid van dat gebied. Een prachtig onderhouden landgoed en landschap. Op hole zeven zagen we langs de baan sintjacobskruid met daarop een kolonie sintjacobsvlinderrupsen die binnenkort verpoppen tot sintjacobsvlinders. Op internet vind je plaatjes. #mooimooimooi #fladder
- En toen was er de laatste kooravond van het seizoen 2024-2025. Het was niet de bedoeling dat we zouden zingen. Het was wel de bedoeling dat we samen lekker zouden eten en drinken. De bbq-braadploeg bracht perfect gegaarde stukjes vlees op de buffettafel waarop ook een keur aan frisse salades en foute sauzen. Een van de koorleden #ma-so herinnerde ons met de vertolking van enkele van diens liedjes aan Jaap Fischer. En we zongen #langzalzeleven voor Ee. Verder hadden we het over rijke Roomse tradities als de springprocessie in Echternach, de Heilgdomsvaart in Maastricht, het Octaaf in Meerssen, de Bronk in Eijsden etc. ……. #supernostalgie
Cairns 2008
23 september 2008
Vannacht om 2:15 vanuit Cairns aangekomen op Perth Domestic. Daar het gebruikelijke vocale dreigen door het luidsprekersysteem met beagles die aan je koffers komen snuffelen, getraind op het ruiken van vers fruit. Indien aangetroffen, dan 2.000 dollar penalty. West Australië, dus. Geen hond gezien. In elk geval letterlijk niet en figuurlijk bijna niet. Want midden in de nacht. Zondag was een lastige dag. A day to throw away. ’s Morgens eerst de kampeerbus van onder tot boven grondig schoongemaakt en vervolgens naar het vliegveld gereden om te kijken of we daar voor de rest van de dag onze bagage konden stallen. Dat kon, maar tot uiterlijk vijf voor acht p.m.. Daarna naar Apollo car rental om de bus in te leveren. You give me the keys, sir. Ze hebben er nog niet naar gekeken. We hadden hem zonder wielen kunnen afleveren – Sorry mate, all 4 lost on your bumpy roads – en ze zouden er nog niets van gezegd hebben. Daarna met een taxi naar de Esplanade van Cairns. Daar komt op zondag Le Tout Cairns om er te flaneren. Het is er een beetje Italiaans maar misschien dat ik die associatie alleen maar heb omdat ik weet dat in dat gebied Italianen van oorsprong een belangrijk deel van de bevolking vormen. Want eigenlijk zie je dat flaneren, zien en gezien worden, wel op meer plaatsen aan de oostkust. Met name in Noosa Heads, bijvoorbeeld. Dat iedereen op een centrale locatie in het centrum van de stad of het dorp aan de rand van de oceaan bijeenkomt om er het mooie weer, de familie en de vrije dag te vieren. Of aan de barbecue of in het restaurant. Soms is er ook nog een lagoon, een soort stadsstrand tegen de oceaan aan. In elk geval zagen wij lagoons in Airlie Beach en Cairns. Het zijn heel nadrukkelijk meat beaches en daardoor ook meet beaches en dat heeft natuurlijk wel iets als je een dag kapot moet slaan met niets doen. Nou, die Esplanade zijn we dus een keer of wat op en neer gelopen en we hebben er uren op bankjes gezeten. In de zon, in de schaduw, in de zon, in de schaduw .………… We hebben er koffie gedronken en gegeten en koffie gedronken en gegeten ……….. We hebben er een uur in het water zitten kijken naar visjes en krabbetjes en vogels en dergelijke. Vogels aan de Esplanade in Cairns, onder andere pelikanen, witte ibissen en meeuwen. Tegen 20:00 uur hebben we op het vliegveld de koffers opgepikt, hebben we ingecheckt, zijn we door security gegaan en hebben we vervolgens tot 23:00 zitten wachten in de vertrekhal. Wat gelezen en gekeken en muziek geluisterd, soms allemaal tegelijkertijd. De vlucht naar Perth duurde vijf uur. Daar zal ik niet over uitweiden. We waren rond 3:00 uur Perthtijd in ons hotel. Daar hebben we nog wat kunnen slapen tot ongeveer 9:00 uur. Nu loopt Nederland zes uur op ons achter. Was aan de oostkust acht uur. Het is hier een stuk frisser. De winterkou zit hier nog in de gebouwen terwijl het buiten al begint op te warmen. Overdag is het buiten aangenamer dan binnen. Na het ontbijt de huurauto opgehaald bij – weer – Apollo en naar tante Bee gereden. Die was heel erg blij ons te zien. Verder staat Australië nogal op zijn kop wegens de aanstaande komst van André Rieu. De Aussies blijken opeens echte straussies. In elk geval als André Er uit Em met zijn Strauss Orkest op bezoek komt. In Perth komen naar verwachting 40.000 mensen naar zijn concert in de Subiaco Oval. In Cairns zagen we een biografie van de hand van Marjorie Rieu in de boekhandels liggen. Gaat er grif van de hand. Overigens hier ook lonely planets over Amsterdam en Nederland. Voor wat betreft Limburg beperkt die laatste zich zo’n beetje tot Maastricht. Je gaat een beetje blozen van de credits die de stad bij de auteur heeft.
Vallei 7
Eerdere afleveringen op 24 mei, 2 juni, 8 juni, 15 juni, 22 juni en 29 juni.
Het was nog een kilometer of vijf voordat ze van het plateau zouden gaan afdalen naar de vallei met de rivier en met de weg met slechts zo nu en dan een kruising vanwaar je weer naar boven kon rijden, meestal over smalle, bochtige wegen langs steile hellingen. Wegen die je niet snel neemt want onoverzichtelijk en slecht onderhouden. Af en toe verbreedde de vallei zich en lagen er aan weerszijden uitgestrekte groene weiden, van elkaar gescheiden door dichte hagen en bevolkt met kuddes lichtbruine koeien en met hier en daar een boerderij met wat stallen. Herman kende de weg en verheugde zich altijd op het wisselende zicht op de rivier, dan dichtbij, dan weer wijkend om even achter brede coulissen van bomen en struiken weg te kruipen en dan weer glorieus glinsterend uit de duisternis op te duiken. Op de kleurige kruiden in de bermen waar vlinders speelden. Op de buizerds die drijvend op de thermiek aasden op hun prooien in het gras en de kruiden. Op de totale rust. Er was langs die weg nooit veel verkeer. Er waren minstens twee alternatieve routes waar je beter opschoot en er waren maar weinig mensen die langs deze weg iets te zoeken hadden. Maar nu was verheugen ver weg. Tiets naast hem zat nog steeds te tikken, geconcentreerd, en zelf was hij vooral bezig met de motorrijder in zijn achteruitkijkspiegels. Met de schittering van de zon in het vizier van de integraalhelm. Wat zagen de ogen daarachter? Had die zwarte, duistere figuur iets te maken met Tiets? Zeker was dat er sinds zij naast hem in de bus zat een motorrijder opvallend in de buurt was. Iemand die ze kende? Het kon bijna niet anders. Als die ook de vallei in zou rijden, zou hij meer weten, dacht Herman. Tiets maakte dan wel de indruk recht door zee te zijn, maar was ze dat ook écht? Hij realiseerde zich dat zij tot nu toe zo’n beetje de dienst uitmaakte als het om hun bestemming ging. Zij was in het gat gesprongen dat hij had opengelaten. Tiets had hem de zee gesuggereerd. Terwijl hij met de bus de afdaling richting vallei inzette, schakelde hij terug. De motor topte met het nodige lawaai de toenemende snelheid af. Zo nu en dan remde hij bij. Wat hij al verwachtte, gebeurde. Het kon ook niet anders. Het was logisch. De motorrijder volgde zijn busje naar beneden. De route door de vallei, tot in de buurt van de Middellandse Zee, was ongeveer zestig kilometer lang. Dat waren zestig kilometers om definitief uit te vinden wat hij zich met Tiets op de hals had gehaald. Hij was inmiddels met zijn gedachten zo ver dat hij zich kon voorstellen dat er zich kogels door de achterruit zouden boren. Dat hij van de weg zou worden gereden. Enfin, vanaf nu was alles mogelijk. Hij voelde zich gespannen. Dit was allemaal helemaal niets voor hem. Hij zag hoe Tiets inmiddels ontspannen naar buiten zat te kijken. Zit je lekker, vroeg hij. Ik zit prima, zei Tiets. En jij, geniet je ook een beetje? Het moet voor jou toch wennen zijn, zo met een vreemde in je bus. Als je gewend bent altijd alleen te reizen? Dat je zomaar iemand oppikt en dat je daar niets van weet, althans niet echt iets bijzonders? (Wordt vervolgd)
Trein
In de coupé aan de andere kant van het gangpad zat een stelletje. En nog een stelletje. Er lagen kleine rugzakken in het bagagerek. Dagtochters waarschijnlijk. Die gingen aan het eind van de dag weer terug, dacht hij. Het waren stelletjes in de fase dat je moeilijk van elkaar af kunt blijven. Daar was niks mis mee maar het trok wel de aandacht. Hij kon zich goed herinneren hoe hij en Aag zich soms niet in konden houden. Ook in de trein. Na een weekend onder streng toeziende ouderogen. Andere tijden. Ze hadden er achteraf zelfs lol in gehad als anderen hadden weggekeken, gegeneerd. Dan waren deze stelletjes zeer bescheiden met elkaar in de weer. De twee jonge vrouwen leken erg op elkaar, de jongens helemaal niet. Zussen, dacht hij. Allebei rossig haar, sproeten, vrolijke hoofden. Zo nu en dan ontwikkelde zich een geanimeerd gesprek. Hij nam het allemaal maar zijdelings waar. Zijn aandacht ging vooral uit naar buiten. Daar trok het zonovergoten landschap langzaam aan hem voorbij. Zo nu en dan wurmde de trein met de panoramaruiten zich door een nauwe tunnel, soms kilometers lang. Dan trok de geur van de rook van brandende kolen en stoom door alle kieren en geopende raampjes de wagons in. Hij genoot van de traagheid, van het gedoek van de wielen van de wagons op de lassen in de rails, van het machtige, felle, ritmische tsju tsju tsju van de locomotief, van het schrille gillen van de stoomfluit. Deze trein ademde warmte. In deze trein waren medereizigers per definitie goed gezelschap. Op dit moment met deze trein reizen door dit landschap, dat was een keuze. Want dit was niet zozeer een reis van A naar B, dit was onderweg zijn. Dit mocht dagen duren. Hij zag hoe het spoor zich samen met de weg ernaast plooide naar de lijnen van het landschap. Hoe de rivier week en weer naderde. Hier kon hij zich uren in verliezen. Pas toen het karretje met broodjes en koffie naast zijn coupé was stilgehouden en de stelletjes druk waren met bestellen, kwam hij los uit zijn gedachten. Hij had trek.