De vader

Vandaag namen we afscheid van goede vriend Hans. Voor hem schreef ik De vader. Zijn dochter Kim las het voor.

De vader

De fietser houdt de benen stil

De manager laat de touwtjes los

De schrijver zoekt geen woorden meer

De leraar stopt wijsheid te onderwijzen

De schilder schroeft – een voor een – zijn tubes dicht

De tuinman houdt stil de handen in zijn schoot

De wandelaar gaat tot waar het pad ten einde loopt

De vriend zegt voor het laatst santé en heft het glas

De denker legt in zijn hoofd het netwerk plat

De kok bakt op de valreep nog een visje

De geliefde geeft geen kussen meer

De mens is al zijn licht en lucht verloren

Zijn ziel vindt na een

Rijk en voedzaam leven

Rust

De vader leeft nog in zijn dochters

Verstopping

Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.

We hadden een verstopping. Ik stond mijn haren te wassen. Met mijn ogen dicht. Vanwege het voorkomen van zeep in de ogen. Je kent dat wel. Om ze dan pas weer open te doen nadat het schuim is uitgespoeld. Ik zag hoe het zeepwater langzaam de badkamer in liep. Omdat het kon: jaren geleden besloten we een inloopdouche te laten aanleggen. Je wordt immers wat ouder en wankelt soms wat en zeker onder het regime van La Corona ben je al snel een kwetsbare oudere. Maar, neem van mij aan, als de zaak verstopt raakt, heb je meer aan een douchebak met een forse rand. We belden een meneer met kennis van zaken. Die kon – het was vrijdagmorgen – op dinsdag wel wat tijd voor ons vrijmaken. Vier dagen wachten! Ik kreeg al visioenen die ik jullie zal besparen. Of denk anders zelf maar even na.

Na nog wat telefoontjes stond er rond vijf uur een meneer in een keurig zwart werkpak en op smetteloos witte adidasjes op de stoep. Na tien minuten hadden we een diagnose: waarschijnlijk een propje zeep, haren verderop in de afvoer van de douche. Of ik maar even wilde tekenen en dan ging hij aan het werk. En ik moest niet schrikken, zei meneer, ‘want het kon goed drie-, vierhonderd euro gaan kosten.’ Maar dan ben ik even niet zo kwetsbaar. Lang verhaal kort: niet getekend. De deur gewezen. Bij de doe-het-zelf heb ik een veer gehaald. Opgelost. Voor zolang het duurt, natuurlijk.

College en Raad van de gemeente hadden duidelijk ook last van een verstopping. En wel in de pijplijn van de besluitvorming over de meerjarenbegroting. Op donderdag was er een vergadering waar geprobeerd zou worden de leiding dan eindelijk door te blazen. Het moest het voorlopige einde worden van een proces dat al een maand of wat meer en meer vastliep. Er zat een prop en die was snel groter en groter geworden en had zich steeds steviger vastgezet. Met de bereidwillige hulp van mensen die altijd al zeggen dat ze dingen vooral samen tot een goed einde willen brengen. Mijn indruk: deze missie was in elk geval geslaagd.

Nu er alleen nog even samen – schouders eronder! – voor zorgen dat de besluiten toch weer vrijelijk konden stromen. Helaas bleek dat alleen mogelijk in een sfeer van verwijten. Slot van het liedje: de wethouders stapten op. Op de vingers getikt voor het niet uitvoeren van een herhaald besluit van de raad. De burgemeester bleef verweesd achter. Ik wens haar veel sterkte. Het is te hopen dat er nu in de raad voldoende slagvaardigheid is om een begroting voor de komende jaren op te stellen. Om passende keuzes te maken als het om nieuwe wethouders gaat en – vooral niet over één nacht ijs – een route naar de toekomst uit te zetten. 

Min of Meer – 30 september 2020 – week 40

Wat moet ik er mee?

Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.

Ik zat op de rand van het bed en opeens wist ik dat ik gedroomd had. Nou droom ik elke nacht wel, zegt de slaap-app op mijn telefoon, maar het overkomt mij niet vaak dat ik me er dan al zo kort na het wakker worden zo hevig bewust van ben. Daar gaat meestal wel even overheen. Het besef kan me goed later op de dag overvallen als ik bij de kassa sta in de supermarkt, in de auto stap of een hap van mijn boterham neem. Je kent ze wel, die momenten die nergens over gaan, niets betekenen, doorgaans ongemerkt voorbij gaan. Op de rand van mijn bed vond ik mijzelf dus terug op een plein waar het nogal druk was. Uit de massa mensen maakte zich een vrouw los. Ze kwam naar me toe. Ik voelde dat ze ergens in mijn leven thuishoorde, maar waar en hoe precies; geen idee. Toen ze bij me was, legde ze haar hand op mijn arm en zei: Hee, joh, weet jij waar hier het Museum van Vergeten Herinneringen is? De weg daarnaartoe? Daar zat ik dan, ’s morgens vroeg, op de rand van mijn bed. Ik dacht, ik val jullie toch – jullie hebben het ook druk met van alles – maar even lastig met iets dat nu al een dikke week niet meer uit mijn hoofd wil. Wat moet ik er mee?

Het is sowieso een week waarin die vraag zich ook langs andere wegen aan me opdringt. Ook nogal indringend: de gemeente, wat moet ik er mee? Of beter, wat moeten we ermee? Zelfstandig blijven, fuseren, in stukjes knippen en die stukjes aan omliggende gemeenten plakken? Wat mij betreft mag heel Zuid-Limburg één grote gemeente worden maar ik stel voor dat we daar de tijd voor nemen. Voor zo’n beweging moet je draagvlak zoeken, ook als je ergens alvast klein wil beginnen. De regenteske aanpak van de afgelopen maanden heeft de gemeente meer kwaad gedaan dan heil gebracht. En we waren zo goed op weg. Ook in de Raad van Maastricht heerst de opvatting dat de Raad van Meerssen alle reden had zich gepiepeld te voelen.

En nu zijn we wéér in een situatie gekomen dat eerst de scherven bij elkaar geraapt moeten worden – en liefst gelijmd – voordat we wéér kunnen gaan bouwen. Het onderlinge vertrouwen is behoorlijk geschaad. Want onder de redelijke rust die leek te heersen sluimerde nog altijd de lust tot gelijkhebberij en het onvermogen weerstand om te buigen in medestand. Er is een groot verschil tussen met gezag voor een oplossing pleiten en die dwingend opleggen.

k had me in deze columns eigenlijk helemaal niet met de politiek in de gemeente willen bezighouden. Er zijn zo ontzettend veel andere, leukere dingen om over te schrijven. Vind ik dan. Niemendalletjes, dingen die je ziet en ook snel weer vergeet. Dingen waarvan je je afvraagt: Wat moet ik er mee?

Min of Meer – 23 september 2020 – week 38

Kou

Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.

We waren een weekje weg. Daar waren we wel aan toe. Wonen in Meerssen is absoluut oké maar er zo nu en dan even niet zijn, is ook niet fout. De keuze was op Texel gevallen. Prachtig eiland. Daar waren we een jaar of twintig geleden al eens geweest. In het weekeinde dat Willem-Alexander Maxima voorstelde aan het volk. We zagen er midden in Den Burg maar wel van een afstandje de stevige, grijze reus Jan Wolkers en zijn geliefde en muze Carina die samen onhandige dingen in een grote, al behoorlijk oude Volvo stouwden. En we zagen er Connie Palmen die op zaterdagavond zou optreden in een of andere culturele ruimte. Naast haar liep Hans van Mierlo in een lange jas die lichtjes wapperde in de wind.

Het was koud, dat weekeinde. Het woei bitter. Ik was in het gelukkige bezit van een suffe pet met oorkleppen en op een van de foto’s van dat weekeinde – nog analoog – sta ik op de ooster zeedijk; het moet dichtbij het Lancastermonument zijn geweest. Naast het uitzicht over de Waddenzee is dat zo’n beetje het enige dat daar de moeite waard is om voor uit een warme auto te stappen. Of je moet heel erg van schapen houden. Maar die lopen op Texel overal. Van die kou van toen was afgelopen week niets blijven hangen. We hadden over het geheel genomen prachtig weer maar waren dit keer zelf de enige mensen die we kenden.

Ondertussen woedde in de gemeente Meerssen een zware en gure storm. Dankzij een keur van moderne communicatiemiddelen bleven we er goed van op de hoogte. Op Texel bleken we dus in de praktijk iets minder weg van huis dan we hadden gedacht en ook wel gehoopt, eigenlijk. Het ultimatum van de wethouders – wij, het College, treden af als jullie, de Raad, niet kiezen voor herindelen met Maastricht – hing als een zwaard van Damocles boven besluitvorming door de Raad. De keuze was: herindelen, fuseren óf ‘draconisch bezuinigen’. Andere smaken waren er voor het College niet. Inmiddels zit de raadsvergadering erop en zijn we getuige geweest van een heftig potje armworstelen.

Op een uiterst moeilijk moment in de geschiedenis van de gemeente kozen College en Raad ervoor lijnrecht tegenover elkaar te staan in plaats van de problemen gezamenlijk te lijf te gaan. Waar verbinding nodig was, werd op voorhand ingestoken op power play. Gebakken peren, dus. Iedereen in de kou. Alleen maar verliezers. Het wijst op een diep geworteld onvermogen elkaar vertrouwen te geven en consequent het gemeenschappelijke te zoeken. Dat wreekt zich vooral als er zich geen gemakkelijke oplossing voor een probleem aandient. Het enige anker dat je dan nog hebt, lijkt je eigen overtuiging. Die dan vervolgens je grootste vijand wordt omdat die je nooit dichterbij de anderen brengt. Niet in de politiek.

Min of Meer – 16 september 2020 – week 37

Even naar Maastricht

Het was zondagmorgen en we waren op weg naar Maastricht. Niets bijzonders want we waren wel vaker op weg naar Maastricht geweest. Maar, sinds bijna twee jaar was het gevoel daarbij anders. Meer nog: een bepaald gevoel ontbrak.

Ondertussen weerhield een vraaggesprek op de radio onze gedachten van dwalen. Gast aan tafel was Philipp Blom, een Duitse geschiedkundige en schrijver. Aanleiding was zijn net verschenen boek De onderwerping, over de geschiedenis van de verhouding van de mens tot de natuur. Ooit had de mens zich een deel van de natuur gevoeld. Hij wist: Elke ingreep die ik doe, heeft gevolgen voor andere soorten en hún plaats in het geheel. Dat vroeg om een behoedzame omgang. Maar, in de loop van de tijd was de mens zich minder gaan afvragen welke impact zijn doen en laten had. Tegelijkertijd raakte hij er steeds meer van overtuigd de natuur naar zijn hand te kunnen zetten. En dus te mógen zetten.

En nu was de balans zoek: er gaat namelijk veel te veel stuk in de natuur. Tijd voor herbezinning, dus. Tijd om ons af te vragen of we nog in staat zijn de balans te herstellen. Voor het voorbestaan van de wereld die we kennen, zou het nodig zijn weer bescheidener en meer terughoudend te zijn. Ons meer te voegen in het subtiele weefsel van verhoudingen in de bijna oneindige diversiteit van levende en dode materie die de natuur is.

Maar goed, we waren dus op weg naar Maastricht. We zouden naar De Kersentuin. In een grijs verleden – onze kinderen waren nog klein, mijn tien jaar geleden in de Paasnacht overleden moeder leefde nog en met zijn allen gingen we er weleens picknicken – zou ik dan de boomgaard van oom N. in Eijsden hebben bedoeld. Een steenworp verder dan Maastricht. Maar nu was de kersentuin in het Theater aan het Vrijthof. De Kersentuin is een toneelstuk van Tsjechov. In dat toneelstuk ligt ze op een landgoed met zwaar onderkomen landhuis. Dat is eigendom van Ljoeba, een actrice die als aanstaande diva vol grote verwachtingen naar New York is vertrokken maar onverrichterzake en ook nog eens berooid terugkeert op haar landgoed met een groots geromantiseerd verleden en bar weinig toekomst voor de kersentuin. De enige die er toekomst in ziet is Jermolaj Lopachin. Hij schetst alvast de in zijn ogen verleidelijke contouren van een vakantieparadijs. Een resort, zouden we nu zeggen. ‘En dan laten we bij elk huisje wel een kersenboom staan,’ zegt hij. Die concessie moet Ljoeba rijp maken voor de verkoop. Die laat zich ondanks haar gebrek aan geld maar lastig losscheuren van de kersentuin. Daar ligt namelijk ook haar dochtertje begraven, jaren geleden verdronken in een rivier in de buurt. Met ‘Daar richten we wel een monumentje voor op,’ doet Lopachin nog een volgend bod om voor Ljoeba het afscheid gemakkelijker te maken. Enfin, je kunt ook zelf even gaan kijken hoe deze mooie voorstelling vol schrijnend menselijk tekort afloopt. Op vrijdag 5 mei in Schouwburg Venray. Misschien zijn er nog kaarten.

We waren op weg naar Maastricht, dus. Met een ander gevoel. Hoezo dan, vraag je je af? Nou dat zit zo.

We woonden tot voor twee jaar nog op slechts 15 autominuten van het Vrijthof in Maastricht, op dertig fietsminuten en op honderd minuten lopen. Dat heette ‘even naar Maastricht’. Juist vanwege dat ‘even naar Maastricht’ waren we zestien jaar geleden naar Meerssen verhuisd. Zomaar ‘even naar Maastricht’ kunnen gaan, dat trok ons wel. Tot 2007 was Maastricht een stille liefde achter de horizon van Midden-Limburg. Altijd klonk vandaar de lokroep van die heerlijke stad. Steeds spookte de wens dat niets ons in de weg zou staan, als we éven naar Maastricht’ wilden, door hart en hoofd.

We hadden ook iets goed te maken. We hadden haar in de steek gelaten. We waren uit de stad vertrokken. Toen we jong waren en de sirenen van de grote wereld nóg verleidelijker zongen. Maar we kenden de stad nog altijd goed. We hadden haar van een afstand – maar vol verlangen – zien veranderen, zien bloeien en open zien gaan. Ze bleef aan ons trekken. Hoewel ik er zelf niet geboren ben, met Maastricht ben ik verbonden.

Nu, terug in Venray, rijden we nog altijd met enige regelmaat naar Maastricht. Maar nu is het doel altijd heel concreet. Naar vrienden, naar De Kersentuin, voor een vergadering. Niet zomaar, niet omdat het om de hoek is. Omdat het kan. Omdat ze roept. Niet per se omdat het fijn is er even te zijn, ons op ons gemak en thuis te voelen. Te weten wat we waar kunnen vinden. Dat er altijd herkenning is, maar dat – ondanks dat – óók de verwondering, de verrassing nooit ver weg is.

Plaatsen, plekken, plekjes zijn in het leven van de meeste mensen heel belangrijk. Zie de mens in het betoog van Philipp Blom, zie Ljoeba. En zie ons. En zie hoe het de dichter Slauerhoff pijn doet als hij schrijft dat hij zo’n plek niet heeft. Hij ziet dat pas gebeuren als hij dood is. Hij zegt: Nu weet ik: nergens vind ik vree, / Op aarde niet en op zee, / Pas aan die laatste smalle ree / Van hout in zand.

Ik wens u nog een rustige zondag

Deze column sprak ik in voor Omroep Venray in de rubriek Even stilstaan op zondag 9 april 2023.

Begrijpen

Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.

Het was zaterdagochtend en het miezerde. Toch waren al de hele ochtend toerfietsers langs het huis gekomen. Die lieten zich door zo’n beetje regen niet het plezier van Wielerfestival Cauberg afpakken. Er zijn toch al zo weinig festivals, de laatste tijd. Elke kans grijpen, moesten ze gedacht hebben. Ik begrijp dat wel, moet ik zeggen.

Ik moest bij de slager zijn. Ik kon er meteen naar binnen omdat er verder geen klanten waren. Ook de slager zelf keek ervan op.

‘Het is wel erg rustig in het dorp’, zei hij.

Ik kon niet anders dan het van ganser harte met hem eens zijn. Er was inderdaad nauwelijks een mens op straat. Dooie boel.

‘Het zal de regen zijn,’ zei hij.

‘Je zou er je zaak om sluiten, om zo weinig belangstelling,’ zei ik, maar daar kon hij zich niet in vinden, dat was wel duidelijk. Alleen het idee al ging wel erg ver voor een bevlogen ondernemer die al jarenlang leeft op een streng dieet van vaste winkeltijden.

’Als het dadelijk ophoudt met het gemiezer dan loopt de zaak wel weer vol,’ meende hij.

Dat leek mij ook. Als het regent blijf je binnen, is het droog dan ga je de straat weer op. En naar de slager.

Begrijpelijk, wel. Heel begrijpelijk zelfs. Net als het begrijpelijk was dat die fietsers juist wel ………. Toch?

Je zou er bijna van gaan denken dat alle gedrag begrijpelijk is, maar dat is dus niet zo. In de krant kwam afgelopen week in een artikel over verwarde mensen Bauke Koekkoek voorbij. Bauke is crisisverpleegkundige, onderzoeker en lector Onbegrepen Gedrag. Onbegrepen gedrag, het hield me bezig. Mij leek dat een lector – en dat is toch een soort van bijna-professor – die bezig is met onbegrepen gedrag, zelf met enige regelmaat ook danig in de war moet raken. Zijn belangrijkste doel in het wetenschappelijke leven leek me dat hij een verklaring vindt voor onbegrepen gedrag en als je die gevonden hebt dan ben je dus klaar. Het is verklaard en dus opeens ook begrepen gedrag. In elk geval door Bauke. Alweer wat minder te doen, denkt Bauke dan. En op den duur helemaal niets meer, dus, denk ik dan. Wat moet je dan nog? Van de andere kant, het lijkt me ook wel eens prettig ’s avonds thuis te komen en tegen vrouw en kinderen te kunnen zeggen dat je levenswerk helemaal af is. We kunnen naar de Malediven. Klaar. Finito. Punt.

Maar, Bauke is nog niet klaar. En zijn vrouw en kinderen moeten het nog even doen zonder een man en vader die met pensioen kan. Voorlopig hebben we in de gemeente Meerssen nog voldoende onbegrepen gedrag om te verklaren. Misschien kunnen we Bauke vragen ons een handje te helpen. Nu dreigen de wethouders op te stappen als de Raad niet doet wat zij zeggen. Dat is ronduit gezegd de omgekeerde wereld. De Raad is de baas in de gemeente en dan mag het zo zijn dat die onbegrepen gedrag vertoont, dat wil nog niet zeggen dat je dat zelf ook maar moet gaan doen.

Min of Meer – 9 september 2020 – week 36

Cohen

de oude man cohen zingt in een zaal

er gaat een rilling langs 2000 ruggen

al in de eerste maten is de avond af

wat volgt is een reprise van genot

Geschreven op 10 mei 1993

Niets te doen

Nu ik hier toch zit

en even niets te doen heb

ik hoef alleen maar even niks

schrijf ik

Geschreven op 23 januari 1989

Vieren

Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.

Het was nogal in het nieuws, dat Maastricht Aachen Airport 75 jaar bestaat. De krant sprak in dat verband over de navelstreng van Limburg met de wereld. Ik raakte er een beetje van in de war. En jullie misschien ook wel. Want dat kan toch niet waar zijn: een zwangerschap van 75 jaar? De olifant doet er zo’n 23 maanden over en dat vinden de meesten van ons al schrikbarend lang. En wat is nou eigenlijk de vrucht? Is dat Limburg of is dat de wereld? Je moet er niet aan denken dat het de wereld is die al 75 jaar door Limburg via MAA in leven wordt gehouden. Dan hebben we het echt over een muis die een olifant baart. Kan iemand die uit haar lijden verlossen? De navelstreng is een soort van infuus maar dan wel een waar op enig moment een schaar aan te pas moet komen. Mogelijk heeft Pieter van Geel die bij zich.

We vierden afgelopen zaterdag ook hier thuis enkele verjaardagen. De kinderen kwamen, de kleinkinderen kwamen. We zaten buiten en hielden zo veel mogelijk afstand van elkaar. We hadden het weer eens over van alles en nog wat, ook over hoe goed we het hebben. Ondanks La Corona. We moeten ons dan wel behoedzaam bewegen, de onbevangenheid staat onder druk, maar we weten van elkaar dat we voorzichtig zijn. We kunnen op elkaar vertrouwen. We hadden het over hoe de onzekerheid ons er steeds bewuster van maakt hoe belangrijk dat is. En hoe dat kan doorwerken in al het andere dat we delen. Dat wil zeggen: We hadden het er over kunnen hebben. De werkelijkheid was dat het onuitgesproken bleef. Maar het was er wel.

Waar we het wel over hadden? Nou, over de Tour de France natuurlijk. Met ondertussen steelse blikken op de telefoons met de stream van de aankomst. En naar aanleiding daarvan over ons eigen fietsen. Ikzelf word tegenwoordig nog maar weinig op de fiets waargenomen. Mijn oudste zoon en diens zoon des te meer. We hadden het ook over de risico’s. Ze vallen als soldaatjes: Kruijswijk, Evenepoel, Jakobsen, Groenewegen, Roglic. Peter Winnen schreef onlangs in zijn column in de Volkskrant over verdrongen angsten bij het afdalen. Ik moest denken aan de keren dat ik met vrienden door Frankrijk fietste. Tegenwoordig denk ik daaraan terug met een lichte huiver van nekharen naar bilnaad. We waren jonge vaders. We reden, te vaak zonder helm, de bergen op en af. Vol vertrouwen in mens en machine. Maar toch, onbezonnen, onbesuisd. We hebben het er ongeschonden afgebracht maar geloof me: Dat was meer geluk dan wijsheid. Het is een geluk dat we nog dagelijks vieren.

Min of Meer – 2 september 2020 – week 35

Soms

Soms doe ik nog wat moeite

op zoek naar wat het was

dat in de loop der jaren

het zoete deed verzuren

en jou zo hard,

onkwetsbaar maakte

dat het onmogelijk werd

te weten

wie je was

Geschreven op 20 november 1988