Ik herinner me een collega neerlandicus, tevens een groot natuurliefhebber.. Zijn leven lang reisde hij met het openbaar vervoer, leefde hij zeer sober, schreef hij over de natuur en kende hij alle beschermde soorten bij naam en toenaam. Vooral was hij geïnteresseerd in vogels. Op enig moment raakten we weer eens in gesprek, ergens in de jaren tachtig, over de natuur. En, we waren het weer eens niet eens over hoe met de natuur om te gaan. Hij vond dat we daar als mensen volop van moesten genieten, ik vond – en chargeerde wat – dat we er als mensen vooral uit weg moesten blijven. Daar zou de natuur een stuk gelukkiger van worden, dacht ik. Zo’n veertig jaar later vraag ik me af hoe we er nu over zouden denken. Van mezelf weet ik dat wel: blijf er weg. Hij is inmiddels overleden. Dat is heel jammer want hij was een inspirerend mens.
De Muur
Opeens denk ik: Waar is dat boek van Jos Vandeloo, De Muur? Mijn eerste reactie is in zo’n geval in de boekenkast kijken. Staat het er nog? Heeft het onze verhuizingen overleefd? Nee dus. Jammer, maar er valt mee te leven. Hoewel, het was een van de eerste boeken in mijn boekenkast. Het was voor het eerst verschenen in 1958 bij Manteau in Brussel. Ik heb het gelezen, ergens kort na 1965, in het begin van mijn studie Nederlands. Als ik aan die tijd terugdenk: Ik wist helemaal niets. Ik nam verhalen voor kennisgeving aan, althans er waren nog niet veel verhalen die me raakten. Lezen was meer een automatisme, het hoorde bij mij als ademen, eten, drinken, ik was meer op zoek naar voor de hand liggende spanning, minder of helemaal niet naar betekenis in het licht van andermans of mijn eigen leven. Er was tot dan maar één schrijver die me echt had kunnen pakken met iets dat dieper viel en dat was Louis Paul Boon. Maar daar kom ik nog wel eens over te schrijven. De Muur van Vandeloo is een verhaal over desillusie en de omgang daarmee. Een fascinerend verhaal, ontdekte ik later, dat impliciet de vraag stelt hoe je daar als lezer mee om zou gaan. Een heuse gewetensvraag. Wat ik nu weet: Ik weet dat nog steeds niet. Maar goed, ik heb dat boek niet meer, maar wel een muur als in dat boek. Het toeval wil namelijk dat onze werk-, logeer-, hobby- en boekenkamer uitzicht biedt op een blinde muur. Heb geen medelijden, hoor, in de rest van het huis is het uitzicht top. Het is vanmiddag die blinde muur waardoor ik opsta en in de boekenkast kijk of De Muur daar nog in staat. Nee dus.
Alaaf
Het geluid van vastelaovond jaagt nog even langs de gevel. We kunnen het hebben, hier op de bank. Zelf zijn we geen vierders. We zijn wel naar de optochten gaan kijken, met een aarzelende zon in de rug en zicht op feestelijk geklede wel-vierders. Het heeft iets ontwapenends, het bewust domme, onzinnige, uitzinnige en bewust dwarse en ontregelende gedoe. Het oogt als je-doet-maar-wat maar er is een jaar lang stevig over nagedacht, vergaderd en aan gewerkt. Meestal rond een krat bier of wat flessen witte wijn. De tap was nooit ver weg, in elk geval. Maar het is altijd met de bedoeling op een milde manier een noot te kraken. Niet te subtiel, niet te grof, niet te slim en ook niet te dom. In de optocht zie je vanaf de kant onderaan de streep een wandelende grap. Zwaar over de top gekleed en bewegend. Terwijl ik de laatste punt tik, hoor ik dat het geluid van vastelaovond is gaan liggen. Volgend jaar is het weer terug. Oh nee, nu alweer. Alaaf.
Vergeten
Terwijl ik de televee aanzet om naar Nieuwsuur te kijken, denk ik: Oeps, vergeten. Vergeten om iets op PaulsPlaats te zetten. En nou zit ik te kijken naar Plasterk die met de brokken zit. Want dat zijn het, brokken. Het is lastig daarin nog bruikbare stukken te vinden. Rosenthal en Wallage zijn opgetrommeld daar hun licht over te laten schijnen. Allebei met een eigen perspectief. Rosenthal vindt dat Plasterk op rechts moet doorkleien en Wallage vindt dat er nog wat moet worden doorgemodderd. Het verschil tussen kleien en doormodderen is dat het moet lukken versus het gaat op den duur fout. Rosenthal blijft maar doorzagen over Omtzigt: onervaren, nadat Wallage Plasterk onervarenheid in de schoenen heeft geschoven. Enfin, ik kan me vinden in de conclusie dat onervarenheid een grote rol speelt. Maar veel belangrijker: Omtzigt lijkt met een weifelend gemoed zijn rug recht te houden. Dat is prima. Het is een illusie te denken dat Wilders in staat is zijn toon te matigen. Zo, toch nog iets. Het is wel een beetje uit de mouw geschud en uit de losse pols. Volgende keer beter.
Opeens was alles anders
Geen idee waar dit gedicht vandaan komt. Naar aanleiding waarvan ik het geschreven heb, ik weet het niet. Het overkwam me op 30 december 1995.
opeens was alles anders
en ritselde
onder haar huid
een ongekende onrust
ze liet een gaspit branden
ze liet een potplant vallen
ze liet de hond niet uit
ze rookte weer als vroeger
ze viel gekleed in slaap
en voor het eerst sloeg zij haar kind
ze paste niet meer in haar huis
ze sneed zich in haar armen
onrust ritselt
onder haar huid
ze zegt hallo
ze zegt het gaat
ze wuift haar woorden van zich weg
ze knippert met haar ogen, tranen, rook
ze wrijft haar arm, haar wonden, jeuk
onrust ritselt
ze kent de onrust
onder haar huid
ze gaat naar huis
ze brengt haar kind naar school
dag lieve meid, dag juf
en thuis doet zij de was, de tuin, de boel
en kijkt vooral vooruit
vooral vooruit
maar onrust ritselt
onder haar huid
het is dan wel voorbij
het gaat ook nooit meer over
Vastelaovond
Ooit woonde ik in Vught. Met vader, moeder en twee zussen. Daar maakten we vanaf 1952 kennis met carnaval. Ik kan me niet herinneren dat het iets was wat ons leven ging beheersen. We kwamen uit Den Haag. Ambtenarenstad. Daar was de geest van carnaval niet thuis. Daar heerste het regeren. Niet het alternatief regeren. Toch lieten mijn ouders zich op enig moment overhalen tot het vieren van vastenavond. Op dinsdagavond zouden ze op de lappen gaan. Aan de boemel dus. Maar, wat te doen met de kinderen? Nou, voor het eerst van ons leven zou ons een babysit onder de hoede nemen. Wie dan? Wekelijks kwam uit Esch S. naar Vught gefietst. De herinnering van mijn innerlijke achtjarige aan haar is vooral vaag. Wat ik wel nog weet: Ze zal hooguit achttien jaar zijn geweest. Ze hielp mijn moeder met het schoonhouden van het huis. En ze was lief. En leuk, die avond. Zij heeft mijn oudste zusje en mij – mijn jongste zusje was al door mijn moeder naar bed gebracht – die avond zonder ouders door geholpen. Het was een heerlijke avond in 1956 (?), met spelletjes, snoep en Joy. Vooral dat laatste herinner ik me: een sinaasappel frisdrankje in een opvallend groen, buikig flesje met kroonkurk. Wat een feest! En nu, terwijl om de hoek Venray is begonnen luidruchtig vastelaovond te vieren, op Schouwburgplein en Henseniusplein, moet ik daar weer even aan denken. Ik heb overigens nooit geweten of mijn ouders zich die avond ook geamuseerd hebben. Ik denk minder dan wij. Vastelaovond heeft nooit kunnen aarden in ons gezin.
Vingers
Aan de toog zat een vaag bekend gezicht. Raadsel, wie was dat? Het was niet echt belangrijk dat te weten maar het liet me ook niet los. Na een minuut of tien dacht ik: glazenwasser. Ik moet zeggen, ik werd ook geholpen door een tekst op de achterkant van zijn hoodie. Daar stond de naam van een schoonmaakbedrijf. Maar het was niet het schoonmaakbedrijf dat jarenlang de ramen van ons huis in Meerssen had gelapt. Toch, hij was de jongen die altijd met een vriendelijk goedemorgen de hal achter het huis was binnengekomen om daar in stilte de lichtkoepel aan de onderkant schoon te maken. Het kwam er niet meer van hem aan te spreken. Terwijl ik me realiseerde wie hij was, stapte hij van zijn kruk. Weer aan het werk, dacht ik. Het regende nog. Veel eer van zijn werk zou hij niet meer hebben vandaag. De weerapp had ook voor de rest van de dag regen voorspeld. Even later liepen we over de Hoge Brug naar de oostkant van de Maas, op weg naar M.. Ze is historica en bij haar is een goed gesprek nooit ver weg. Ze is ook oud-politica, zo’n gesprek kan dus veel kanten op maar is nooit vrij van stevige opvattingen. Onder andere over katholieke politici en hun oudejongensnetwerk. En dan kom je onder andere te spreken over Dries van Agt. We wisten nog niet dat die inmiddels gestorven was. Waar we het onder andere over eens waren: Hij had Den Uyl een vuile poets gebakken. En, hij was dan wel niet tegen euthanasie maar wel tegen abortus. Hoe dan? Paradox, opportunisme, katholiek? Ik herinner me Van Agt als bemiddelaar in het conflict tussen de Katholieke Unviversiteit Nijmegen en haar studenten in de tweede helft van de jaren zestig. Hij was een linkse professor met begrip voor de eisen van de studenten, underdogs in de universitaire hiërarchie. Al met al: Van Agt was een kameleon. Na zijn nogal rechtse politieke leven werd hij steeds meer begaan met de Palestijnen. Daarmee kwam hij weer wat dichter bij zijn gevoel ook de underdog te willen bedienen. Toch, als je met een katholiek politicus hebt gesproken, tel dan even je vingers na.
Hoedje
We hadden de auto geparkeerd onder Centre Céramique. En we zochten naar een paraplu, in de achterbak van de auto. Het was tegen twaalf uur en we wisten: Het regent en het blijft regenen. We vonden er een. Weliswaar een beetje kapot maar hij zou ons behoorlijk droog houden. We waren uit Venray vertrokken toen het nog droog was. We moesten in Amby zijn. Het graf van de ouders van L. was geruimd en in de grafsteen was een bronzen beeldje verwerkt en dat was er op L.’s verzoek uitgenomen en gespaard gebleven. Dat gingen we daar halen. Het was een klein wonder, vonden we, dat dat gelukt was. Er was ongeveer drie jaar ongeregelde communicatie tussen de gemeente Meerssen, L. en de grafruimer aan voorafgegaan. Maar, nu was het dan toch helemaal goed gekomen. Het beeldje lag klaar. Applausje voor allen. Het was ondertussen gaan regenen. Weer. Geen weer om te wandelen. Dus reden we naar de Boekenkelder aan de François de Veyeweg. Lekker een uurtje scharrelen tussen oude boeken, fantastisch geordend en voor nauwelijks geld te koop. En nu stonden we in die parkeergarage, hadden we een paraplu en konden we de stad in. We liepen naar de uitgang. Er daar lag een hoedje. Uit een tas gevallen of uit een jaszak. Het was een chic hoedje, net geen Burberry maar wel iets dat daarbij in de buurt komt. Het lag op een plek waar autobanden het onverbiddelijk aan gort zouden rijden. Het zou een kleine moeite zijn het op te rapen en te redden. Maar dan? L. wilde het niet, ik ook niet. Te chic. Niet van ons maar van een om het verlies bedroefde medemens. We besloten het aan een bordje te hangen. Ik zal je niet lastig vallen met de rest van de dag. Met de stad in, regen, lunchen, regen, boodschappen, regen, bezoekje, regen, meer boodschappen, regen, terugreis, regen. Maar, toen we in de parkeergarage terugkwamen was het hoedje weg. Dat moet je nog wel even weten.
Improviseren
Vandaag was ik bij een bijeenkomst waar het belang van (kunnen) improviseren in de schijnwerpers werd gezet. Voordat die begon leek me al voor de hand te liggen dat het handig is als je je op momenten dat een en ander niet loopt als gepland toch weet te redden, je doel weet te bereiken. Na afloop van de bijeenkomst leek me dat nog steeds handig. Wat ook handig was: dat we een idee kregen van wat je ervoor nodig hebt. Je moet kunnen improviseren. Daarvoor heb je vooral doelgerichtheid, zelfvertrouwen, lef, de durf fouten te maken, creativiteit en een relaxte houding nodig. Het werd niet zo gezegd maar zeg gewoon fuck it en doe hoe dan ook je ding. Je moet het ongemak kunnen loslaten en er gewoon voor gaan. Goh, dacht ik, als dat me allemaal eens gegeven zou zijn. Ik heb namelijk lang niet alles wat je nodig hebt om in geval van nood met succes alternatieve wegen naar het doel te bewandelen. Maar gelukkig, je kunt dat allemaal leren. Improviseren kun je leren, begreep ik. Je moet het misschien wel leren.. Omdat de wereld sneller dan ooit verandert. Vandaag bedenk je iets en voordat het af is, heb je tien keer van aanpak moeten veranderen. Improviseren, het nieuwe organiseren?
Sorry
Messi zei sorry, vandaag. Ik kon het begrijpen. Net als de woede van het publiek. Het was natuurlijk lullig om niet in het veld te stappen, ondanks een blessure. Kom op, zegt de trainer dan, je bent nu ook een beetje een duur betaald circusdier, dus doe even een paar kunstjes, val nog even opzichtig en je mag in je roze hoodie weer aanschuiven op de reservebank. Overigens, op een sorry van Messi zit ik niet te wachten. Wel op een sorry van het Limburgs parlement. Dat heeft het goed gevonden dat een prachtig bos, het Sterrebos, werd gekapt voor een uitbreiding van autofabriek Nedcar. En nu dreigt – weer – de ondergang van die autofabriek. Bos gekapt, jammer dan. Het kan zijn dat het Limburgs parlement zegt geen glazen bol te hebben maar dat lijkt me een zwak argument en geen sterk verhaal. Want er was al veel bekend over de zwakke positie van Nedcar in de wereld van autobouwers. Vergelijkbaar met de ondubbelzinnig zwakke positie van Maastricht Aachen Airport in de wereld van het vliegen van vracht, paarden en vakantievee. Waarvoor na een miljoenen vretende opknapbeurt van de start-en landingsbaan nu een groot tweede parkeerterrein wordt aangelegd. In het Limburgs parlement regeert vooral het wensdenken. Ik ben ook benieuwd hoe het verder gaat met de Einsteintelescoop. Limburg is na de mijnen niet echt sterk met grote verhalen. Er gaat veel geld naartoe maar het wordt vaak niks. Sorry, ik kan er even niet veel meer van maken.