We hadden de auto geparkeerd onder Centre Céramique. En we zochten naar een paraplu, in de achterbak van de auto. Het was tegen twaalf uur en we wisten: Het regent en het blijft regenen. We vonden er een. Weliswaar een beetje kapot maar hij zou ons behoorlijk droog houden. We waren uit Venray vertrokken toen het nog droog was. We moesten in Amby zijn. Het graf van de ouders van L. was geruimd en in de grafsteen was een bronzen beeldje verwerkt en dat was er op L.’s verzoek uitgenomen en gespaard gebleven. Dat gingen we daar halen. Het was een klein wonder, vonden we, dat dat gelukt was. Er was ongeveer drie jaar ongeregelde communicatie tussen de gemeente Meerssen, L. en de grafruimer aan voorafgegaan. Maar, nu was het dan toch helemaal goed gekomen. Het beeldje lag klaar. Applausje voor allen. Het was ondertussen gaan regenen. Weer. Geen weer om te wandelen. Dus reden we naar de Boekenkelder aan de François de Veyeweg. Lekker een uurtje scharrelen tussen oude boeken, fantastisch geordend en voor nauwelijks geld te koop. En nu stonden we in die parkeergarage, hadden we een paraplu en konden we de stad in. We liepen naar de uitgang. Er daar lag een hoedje. Uit een tas gevallen of uit een jaszak. Het was een chic hoedje, net geen Burberry maar wel iets dat daarbij in de buurt komt. Het lag op een plek waar autobanden het onverbiddelijk aan gort zouden rijden. Het zou een kleine moeite zijn het op te rapen en te redden. Maar dan? L. wilde het niet, ik ook niet. Te chic. Niet van ons maar van een om het verlies bedroefde medemens. We besloten het aan een bordje te hangen. Ik zal je niet lastig vallen met de rest van de dag. Met de stad in, regen, lunchen, regen, boodschappen, regen, bezoekje, regen, meer boodschappen, regen, terugreis, regen. Maar, toen we in de parkeergarage terugkwamen was het hoedje weg. Dat moet je nog wel even weten.