Details

Bij de achterdeur van ons huis staat al jarenlang een smalle hoge kast. Twee deurtjes, drie laden. Achter de deurtjes zelden gebruikt glaswerk en servies. De laatjes zijn van de afdeling wandelen en fietsen. In het bovenste stappentellers, tekenpennen, (kilo)metertelwieltjes, hansa- en leukoplast en dettol, een blarenprikker. In het middelste de gedetailleerde fiets- en wandelkaarten. In het onderste vooral boekjes met uitgezette wandelroutes: Twentepad, Krijtlandpad, Pieterpad, Grenslandpad. Althans, dat was zo. Glaswerk en servies zijn weg want veel te zelden gebruikt. Ze zijn naar de kringloop. En de laatjes zijn zo goed als leeggeruimd. Bijna alles wat we er op papier in aantroffen zit vandaag de dag in onze smartphone en/of garmin. Nam onze oude wandelwereld tot voor kort die drie laatjes in beslag, de nieuwe past in een grotemensenknuist. Ik heb één boekje bewaard. Het is geschreven door een nog niet zo heel lang geleden overleden collega-neerlandicus. We werkten samen op een middelbare school in V., in een vorig leven. P.P. was een fervent wandelaar en had tijdens zijn tochten oog voor zo’n beetje alles wat groeit, bloeit, nestelt, fluit en vliegt. Vaak trok hij er op zondagmorgen met leerlingen vroeg op uit om in de buurt van V. vogels te spotten. Hij wekte de indruk ze allemaal persoonlijk te kennen.

Het is deels sentiment, deels bewondering die me dwongen Natuurtochten in Nederland, deel 1 Limburg (1997) nog even in huis te houden. Jaren geleden heb ik het opgegeven lange fietstochten te maken. De overstap naar wandelen was vervolgens snel gemaakt. Blijven bewegen, zegt de dokter. Grootste sensatie: wat zag je dan veel onderweg. In het boekje van P.P. is het veel er in de hevig overtreffende trap. Als hij in Bunde uit de trein stapt: Zeker voor wie niet uit de streek komt is het emplacement een plek die tot vertraging leidt. IJzerhard, Vlinderstruik, Langbaardgras, Kleine leeuwebek, Luzerne, Rapunzelklokje, Zeepkruid en Kleine aster behoren tot de gewone zomerbloeiers. En als hij vanuit het station de Spoorstraat inloopt: In het dorp zingen Europese kanaries. Daarna de overweg over en linksaf het Bunderbos in: Bij het beekje langs het spoor Hangende zegge. Deze heel grote Zegge is zeer zeldzaam in Nederland …… Verderop ziet hij nog grote muur, muskuskruid, witte klaverzuring, kleine maagdenpalm, gewone salomonszegel, gele dovenetel, bosaardbei, bosviooltje, bosereprijs, hondstarwegras …………… Wat een toewijding. Ik vraag me af hoe dicht je met je hoofd bij de grond kunt wandelen. Terwijl je ondertussen op het geluid ook nog Boomklever en Appelvink waarneemt.

Het is een kunst de wereld om je heen zo tot in detail te kunnen waarnemen. Het vraagt om heel klein en geconcentreerd kijken. Om al wandelend een grote traagheid te oefenen. Om stil te staan terwijl je notities makend voortgaat. Maar, P.P. was zo bezeten van het detail dat hij vergat dat een boekje met vijfentwintig natuurwandelingen in Limburg best een inhoudsopgave kan gebruiken. Ik kan er goed mee leven.

Verscheen eerder op de website van Meer Vandaag, de lokale omroep van Meerssen, nu onderdeel van Heuvelland Vandaag, op 9 juni 2021.

Stil

Toen we nog in Zuid-Limburg woonden, omringd door weiden waarin koeien een goed leven hadden, kochten we rundvlees, direct van de boer. In een column die ik schreef voor de website van Meer Vandaag, Lokale Omroep Meerssen – nu onderdeel van Omroep Heuvelland vandaag – en die verscheen op 28 april 2021 lees ik, en lezen jullie dadelijk ook:

Terwijl ik door de gang naar de keuken liep, hoorde ik de klep van de brievenbus in de voordeur dichtslaan. Vanuit een ooghoek zag ik dat een envelop op de deurmat viel. Ik zou die dadelijk wel oprapen, dacht ik, als ik koffie had gezet. Het bleek een rouwbrief, even later. We wisten wel dat zijn gezondheid broos was, maar nu het zwart op wit stond, dat buurman H. overleden was, kwam het toch nog even aan. Gaandeweg zagen, hoorden, roken we hem steeds minder vaak op zijn oude, zwaar dieselende trekker het pad naast onze tuin op- en afrijden. Dan hoorden we hem stoppen bij het hek naar de wei aan de andere kant van het pad. Dan liet hij water lopen in de kuip. Voor de koeien. Daarna ging het verder richting Kalverbos en voor het bos linksaf naar een van de weiden verderop. Buurman H. gaf onze dag ritme en regelmaat, zoals ook de bussen, de schoolkinderen, de mensen met hun honden en de dagelijkse joggers en ommetjesmakers. Maar de laatste tijd bleef het stil op het pad. Buurman H., zegt de rouwbrief, is te midden van zijn koeien, zijn grote passie, heengegaan. Binnenkort gaan we verhuizen. We laten Zuid-Limburg achter ons. In de herinneringen die we zullen koesteren zal zeker ook buurman H. een plek hebben.

Poppenwereld

Ze is heel erg jarig, zegt haar moeder, als we zondag op haar feestje komen. Dat wil zeggen, dat voor de oma’s, opa’s, ooms, tantes, neefjes en nichtjes. En, omdat er vooral rustige kinderen waren, het feestje met haar vriendinnetjes is goed gegaan, op de dag van verjaren zelf. Je moet weten, dat is bijzonder, want het luistert nogal nauw bij de zevenjarige. Veel, te veel prikkels, dat is een slecht recept voor een prettig leven. Ze krijgt weliswaar graag aandacht, maar liefst ook weer niet te veel ineens. Ze gaat met groot plezier vooral haar eigen gang. Terwijl de neefjes en nichtjes het huis innemen met spelletjes en samen tekenen voor de kinderherrie die bij zo’n feestelijke zondag hoort, zit zij tussen de volwassenen aan tafel te spelen met de nieuwe dingetjes van Playmobil. Dingetjes voor in het ziekenhuis – een operatietafel, een couveuse, een kinderbedje met tralies, een verpleegkundie – die, eenmaal in elkaar gezet, een rol zullen gaan spelen in de verhalen die ze in zichzelf vertelt en waarvan soms flarden doordringen in de wereld daarbuiten. Ach, doet het pijn? Zal ik er een pleister opdoen? En, zoals wanneer ze met Friends van Lego in de weer is. Met paarden, hondjes en katten. En popjes die vriendinnetjes zijn. In en rond de manege. Of elkaars haar doen. In de kapsalon. In haar hoofd heeft ze al vanaf dat ze nog geen jaar was een poppenwereld die misschien ooit een weg vindt naar schriftjes, boekjes en podcasts.

Col

Vanochtend zongen we met ons koor in de kerk van Broekhuizenvorst. Ons koor, dat is Ars Musica, dik vijftig jaar geleden mede opgericht door Er, een van mijn toenmalige collega-docenten. Voor hem zat het leven er helaas al in 1993 op. Ik ben twee jaar geleden, terug in Venray, ook voor hem gaan zingen bij wat ik nog altijd ook als zijn koor zie. Met Er traden we als docenten op school ook op als cabaretiers met ensemble De Gadt. Hij als componist en aan de piano. Terwijl we vanochtend zongen was voor mij Er er ook. En ook vriend Tee, vandaag negen jaar dood. Wat je nu gaat lezen, schreef ik in 1994. De aanleiding was nogal triviaal: mijn oog viel op een trui in mijn kast toen ik die aan het opruimen was.

Zwarte coltrui                                                          

0308-1994

een vriend van mij

had wat met zwarte cols

de truien die hij droeg

als hij weer op moest treden

nog over uit de jaren vijftig

dat wil zeggen als symbool

gisteren trof ik er een aan

ooit geleend en in mijn kast

omdat wij samen op de planken

zouden staan met vijven

zingen zouden we

en heel veel zeggen ook

niet allemaal even vrolijk

maar wel heel waar

we moesten allen in ’t zwart

meer bijzonder met een col

de indruk die dat maken zou!

zonen en één dochter 

van de jaren vijftig

zelf had ik geen

zwarte coltrui meer

Nu heb ik deze tien jaar later

eindelijk maar eens weggegooid

de vriend is dood

al bijna weer een jaar

hij kan hem toch niet meer gebruiken

en de herinnering aan hem

die hoort niet in mijn kast

hij zal mijn lijf niet meer omsluiten

mijn lijf omsluit nu hem

Rij

Er stond een lange rij. Het waren bijna allemaal ouderen. Daartussen hier en daar een jonger mens. Om de een of andere reden kwetsbaar, net als die grijze oudjes. Zelf ontkom ik ook niet aan de tand des tijds. Evenmin aan het etiket oudje. Kortom, hier stonden allemaal als kwetsbaren gediagnosticeerden geduldig te schuifelen in een lange rij. En een ongemakkelijk zwijgen schuifelde even langzaam mee. Voetje voor voetje, sommigen met stok, met rollator, in rolstoel ook een enkeling. Er waren bekenden bij. We zwaaiden naar elkaar. Het was fris, herfst in de lucht, er waren al winterjassen, dassen, petten en mutsen. Waar is toch de hoed, schoot er door me heen. De degelijke vilten hoed in een gedekte kleur, distinctie. Er waren decennia dat een man met enig standsbesef niet zonder gezien wilde worden. Of desnoods zo’n leren, denk Crocodile Dundee. In de zomer wil her en der een man nog wel met een hoed op gezien worden, leefstijl losjes maar toch chic, kijk mij eens, zuiden, terrasje, witte wijn, joviaal gezelschap, zoele avonden. Als we dadelijk aan de andere kant van het gebouw weer naar buiten zouden komen, zouden we opeens minder kwetsbaar zijn. Dan hadden we onze prik weer te pakken. Als die een beetje wilde werken, konden we ook deze winter weer een lange neus trekken naar de griep. De hele ceremonie heeft zes minuten gekost, zei El, van het aansluiten in de rij totdat we geprikt waren. We keken elkaar tevreden aan. Qua griep konden we weer even vooruit.

Pizza

We hadden hem om half drie opgepikt bij de school. Het was niet druk geweest op het schoolplein want de kleinste kinderen hadden vrij. En veel van de grotere kinderen lopen of fietsen alleen naar huis. Omdat wij dicht bij zijn school wonen, waren we te voet. We moesten in het dorp nog wat boodschappen doen. We namen er de tijd voor. We hadden de hele middag voor onszelf en voor hem. We zouden hem hoeden en voeden. Zijn zusje had vandaag haar verjaardagsfeestje en hij was daar minder gewenst. Hij is van het wat bazige type en dat matcht niet met een roedel van zes meisjes van zes. Dus nu was hij bij ons, acht jaar en met veel te veel omhanden in zijn hoofd. We liepen naar de Jumbo. Ondertussen was zijn praten niet van de lucht. Hij praat zo snel dat we de helft niet verstaan. We gingen wat langzamer lopen, misschien dat dat zou helpen. Rust. Het werkte een beetje. Leek het. El zou pizza’s maken. En hij zou helpen. En dan zou om vijf uur zijn vijf jaar oudere neef ook komen en ook mee pizza’s maken. Ze kunnen het goed met elkaar vinden. Het waren prima pizza’s, laat dat maar aan chef El over. Ze had haar brigade weer goed in de hand.. En nu kijken ze naar Harry Potter I, de oudste voor de honderdste keer, de jongste voor de eerste keer. De jongste zit bij de oudste op schoot. Dat ontroert.

Tikken

Ik was vrijdag al vroeg hardnekkig wakker. Het werd vijf uur, half zes, zes uur en om half zeven hoorde ik een merel. Een merel, fluiten, begin november, de eerste nachtvorst is al over de gewassen heen. Even dacht ik dat het mijn tinnitus was. Dat zich een merel in mijn oor genesteld had. Dat heb je met tinnitus, dat je geluiden hoort die er niet zijn. Soms blijft bijvoorbeeld het geluid van de hier met regelmaat voorbijrazende ambulances en politiewagens nog een paar uurtjes in mijn oren na-alarmeren. Maar meestal ruist, zoemt en piept het er vooral zo’n beetje en is er in de verte altijd het tikken van een wekker te horen. Zo is de tijd altijd in mij aanwezig. Voor als ik mocht denken dat ik onsterfelijk ben.

Deze korte tekst is geciteerd uit een column die op 11 november 2020 verscheen op de website van Meer Vandaag, de Lokale Omroep Meerssen. Lekker makkelijk!

Malpertuis

Gisteren zag ik op LinkedIn een post over Malpertuis. Voor lezers is Malpertuis op de eerste plaats de plek waar Reinaert de Vos, de kwajongen en eigenlijk nog meer de doortrapte schavuit uit het middeleeuwse dierenbos, woont. Voor mij in mijn rol als lezer zeker ook, maar voor uw aller medemens tegelijk de Maastrichtse wijk waar ik van mijn veertiende tot mijn achttiende woonde. De straten dragen de namen van andere dieren uit het middeleeuwse verhaal over de rechtszaak tegen Reinaert. Verder is het een typische jarenvijftigwijk, uit de grond gestampt toen de woningbehoefte na de Tweede Wereldoorlog explodeerde. Begin maart waren El en ik er nog om er de fraaie kerk met de grote glas-in-loodramen van Troost te bezoeken. Die is tegenwoordig als repetitieruimte in gebruik bij Opera Zuid en was een aantal dagen open voor publiek. Er was toen in de wijk al best stevig afgebroken en er zat ook toen al flink schot in allerhande nieuwbouw, De post op LinkedIn roemde de transitie waarin de wijk zich bevond. Ik begrijp dat wel maar voor mij is het alsof de ziel en het hart uit de wijk zijn gesneden. Er was sinds 1965 wel al het een en ander veranderd maar de echt grote ingrepen van nu confronteren me eens te meer met het in de loop der jaren verdwijnen van de kleine winkels, de frituur, het café, de met veel lezenswaardigs volgestouwde dependance van de stadsbibliotheek aan de Witmakersstraat. En natuurlijk, Malpertuis was een wijk als vele andere, niks bijzonders – op die kerk en de namen van de straten na – maar het was wel mijn wijk. Zo voelt het nu toch wel een stuk minder.

Limerick 10

Een schaap en een geit in Berg en Terblijt

leven in onmin, het is haat en nijd.

Het wordt nog zó erg

dat binnenkort Berg

ten einde raad van Terblijt scheidt.

7 oktober

Toen ik vanochtend even door X liep, was zo’n beetje het eerste wat ik zag een poster met 101, meest lachende gezichten. Het was een Franse poster waarop de gijzelaars, vastgehouden in de krochten van Gaza otages heten. Libérez tous les otages, roept of eigenlijk: schreeuwt de poster. Bevrijd alle gijzelaars, maar ook Laat alle gijzelaars vrij! Het is, zo gelezen, een oproep aan beide zijden in het slepende conflict in het Midden-Oosten. Doe je best ze te redden, gun ze hun leven! De gijzelaars zijn op de foto gezet voordat ze werden gevangen genomen door leden van Hamas, die op 7 oktober 2023 tegelijkertijd honderden vooral Israëlische burgers zonder pardon over de kling joegen. Ze zijn gefotografeerd op feestjes, op terrasjes, terwijl ze diploma’s kregen, verliefd waren, jarig, terwijl ze op vakantie waren, door geliefden, vrienden, hun vader, hun moeder, vriendinnen, kinderen terwijl zij de wereld en de wereld hen toelachte. Toen vorig jaar de media met de eerste berichten over de monsterlijke aanval op niets vermoedende en onbeschermde, feestende, slapende burgers kwamen, ben ik me rot geschrokken en vreesde ik de toekomst van het Midden-Oosten meer dan ooit tevoren. De al decennia smeulende en zo nu en dan oplaaiende veenbrand zou nu definitief tot een heuse oorlog ontbranden. We zijn nu een jaar verder en weten wat het betekent als oorlog nog de enige weg naar een oplossing lijkt. Er valt niets meer te lachen, alleen nog op een poster die vertelt over een verleden van geluk in een voorbij en verloren leven van alledag. Én over gevangenschap, nog zonder uitzicht.