Gakje

Er klonk een gak. En daarna was het stil. Toch, die ene gak, hoe zwak ook, misschien juist daarom, verleidde tot een blik naar boven, naar de grijze lucht, de laag hangende wolken. Één gak, dat bestaat eigenlijk niet. Een gans die alleen vliegt. Het zijn er altijd meer. En zeker in deze tijd van het jaar. Met de grote trek. Dan is het gakken niet van de lucht. Ik had het al lang niet meer gezien, een gans alleen die één gakje slaakt. Aa evenmin. Ik zei: Een achterblijver. En Aa: Of de weg kwijtOf allebei, dacht ik, dat kon ook nog. We zwegen en we keken de gans na. Die vloog geluidloos verder en verdween achter de kalende bomen. Ik moest onwillekeurig aan Anton Koolhaas* denken. Die zou zich waarschijnlijk hebben afgevraagd wat er nu in die gans omging. De gans zou een verleden hebben én een toekomst en daar tussenin zou de gans zijn achtergebleven of de weg zijn kwijt geraakt, of allebei. Eerst achtergebleven en daarna de weg kwijt. En er zou duidelijk zijn waarom slechts dat éne zwakke gakje. Ganzen communiceren via gakken maar voor deze gans viel er niets te communiceren. Er was verder geen gans te zien, althans niet voor Aa en mij. Koolhaas zou met al deze raadselen wel weg weten. Voor hem zaten in dieren muizenissen en (on)geluksmomenten die mensen ook kennen. Rond geboorte, leven, dood. Ze kunnen verliefd worden, vreugde voelen, verlegen zijn, eenzaam. Hun noodlot voorvoelen ook en daar onrustig, opstandig, boos van worden. Ondertussen blijven ze ook de dingen van dieren doen, hun instinct volgend. Prooien doden, elkaar het hol uitvechten, in het nest en vlak ernaast schijten. En nu vraag ik me af wat er van die gans geworden is. Dat gakje klonk wel erg zwak, is hij – was het een hij? – ziek en zwak, doodmoe van het vliegen neergestreken in een weiland – nauwelijks nog in staat voedsel op te nemen – om daar in rust en gelaten zijn – of is het haar? – laatste adem uit te blazen? Waar is Koolhaas als je hem nodig hebt?

*Anton Koolhaas (1912-1992) was een Nederlands schrijver. Bekende boeken zijn De Geluiden Van De Eerste Dag, Vanwege Een Tere Huid en De Laatste Goedroen.