Sammy

Het is bijna vijftien jaar geleden dat Ramses Shaffy overleed. Ergens in de tweede helft van de zestiger jaren was ik bij mijn opa en oma in Valkenswaard, lieve oude mensen, jonger toen dan ik nu ben. Dat voelt vreemd. Ik was toen een jaar of twintig en zij rond de zeventig. We zaten aan de tafel. We dronken koffie. De radio stond aan. Bij opa en oma stond de radio bijna altijd aan. Aan de muur een console met een heilighartbeeld, boven de kamerdeur een houten kruis met een corpus christi, op de schouw de wild vormgegeven bronzen klok met de bronzen beelden van dansende faunen aan weerszijden en ergens een schildje met de tekst: Elk huisje heeft zijn kruisje. We hadden het over ditjes en datjes, over studeren, het werk in de bostuin, wandelen in het bos, daar dennenappels rapen om het fornuis in de keuken op gang te stoken, de geur van de verse soep op het fornuis. Arbeidsvitaminen kabbelden door de kamer. Opeens stond mijn oma op. Ze liep naar de radio draaide aan de volumeknop en daar was Sammy, kijk omhoog Sammy, want daar is de blauwe lucht. We zwegen, we luisterden. Er is er een die van je houdt. Het volume ging weer naar zacht. Mooi hè, zei oma. En ze keek naar opa. En naar mij. Ik was met mijn hoofd doorgaans vooral bij de Beatles, Rolling Stones, Beach Boys, ook nog wel bij Jacques Brel én bij Nederlands cabaret. De student Nederlands in mij kon de tekst waarderen. En de jongere in mij de energie waarmee Shaffy Sammy toesprak. Wat ik mezelf achteraf kwalijk neem is dat ik oma niet gevraagd heb waarom. Maar toen ze Mooi hè zei keek ze niet alsof ze dat nog verder wilde toelichten. En ook niet alsof ze echt een antwoord verwachtte. Het was gewoon zo. Als ik moet gokken: In de dertiger, veertiger, vijftiger jaren waren er veel mensen die zich een Sammy waren gaan voelen.

Naschrift: in de eerste helft van 1970 gaf ik Nederlands aan het Jeanne d’Arc Lyceum in Maastricht. Op een zaterdagmorgen ging ik al vroeg met de trein terug naar Nijmegen. Het was rustig in de trein. Dat bleef het ook nadat een kreukelige man met wild haar en een nogal opvallende jas zich in een coupé schuin tegenover die van mij nestelde. Hij ging zitten, zakte onderuit en viel in slaap. Het was Ramses Shaffy. Ik stelde me voor dat hij rechtstreeks uit het Tribunal kwam en terugging naar Amsterdam.