Het zaaltje op de heuvel in het park zat bomvol. Ik zeg zaaltje want er kunnen zo’n honderd mensen in en dan is het in elk geval geen zaal. Buiten was het koud maar binnen liep de temperatuur met al die lezerslijven snel op. En dan moest het allemaal nog beginnen. We waren vooral gekomen voor Frank Nellen, schrijver van onder andere De Onzichtbaren. En sommigen ook voor dichteres Brit van Baaren. Het werd een geanimeerde bijeenkomst. De voordrachten waren intens en pakkend. Er werd goed geluisterd en veel gelachen. Het was Literair Café Venray op z’n best. Tegen het einde van de sessie in het Theehuis in het Odapark kwam het gesprek met Nellen op een eventuele, mogelijke vertaling van De Onzichtbaren in het Oekraïens. Dat bleek een dingetje. In de wereld van de uitgevers. Althans geen zaak waar snel een besluit over zou kunnen vallen. Want kan dat wel, een Hollandse jongen die een verhaal schrijft over leven in Oekraïne, in de oude sovjetrepubliek en de nadagen daarvan. En ter vergelijking de vraag of Annejet van der Zijl eigenlijk wel de roman Sonny Boy had mogen schrijven. Was er in deze gevallen geen sprake van toe-eigening van thematiek? Nellen wilde duidelijk niet het/zijn definitieve antwoord op deze vragen geven maar vroeg zich wel af of er met deze vragen niet iets te stevig geknaagd werd aan de wortels van wat kunst is. Dat is toch ook je inleven in andere mensen, in omstandigheden die je zelf niet fysiek, feitelijk, uit eigen ervaring kent? En daar dan vorm aan geven? Ik kan me daar wel in vinden. Sterker, ik vraag me af wie of wat nou echt geholpen is met die vragen.
Stil
Onderstaande tekst schreef ik vier jaar geleden voor de website van de Lokale Omroep Gemeente Meerssen. Nu Trump op het punt staat weer aan te treden als president van de USA mag ze wel op herhaling. Gepubliceerd op 13 januari 2021.
Zo, die is de deur weer uit.
We zitten op de bank. Het komt van diep, ze zegt het alsof iemand die ze intens haat eindelijk de hielen heeft gelicht. Het gaat over de kerstboom. Je kunt je afvragen hoe zo’n boom in korte tijd zo uit de gratie is geraakt. Ergens in de weken voor Kerstmis hebben we hem liefdevol over de drempel gedragen. Natuurlijk is hij vanaf het eerste moment een sta-in-de-weg, een vreemde eend in de bijt. Maar niet zeuren hè, je haalt hem zelf naar binnen, je doet het zelf. Dat denk ik, maar ik zeg het allemaal niet. Het is niet zo bedoeld. Haar verzuchting is zowel opluchting als spijt. De roemloze aftocht van de kerstboom markeert het einde van een stille, warme periode waarin we rustig een soms zwaar jaar uit glijden en ons opladen voor een nieuw. Nu is het lummelen voorbij, er is weer serieus werk aan de winkel. We schakelen over van hoeft niet en mag wel naar moet. Met het licht komt ook weer de plicht.
Hebben jullie trouwens op 6 januari ook allemaal met open mond naar de televee zitten kijken? Naar dat hallucinerende volksoproer in Washington? Ik kon het maar nauwelijks bevatten. Ondanks dat we in de afgelopen weken Trump in een steeds hogere versnelling hadden zien gaan. En nu ging hij ook nog eens in de overdrive. Het kon eigenlijk niet anders aflopen dan zo. Trump had zichzelf met zijn retoriek helemaal klem gezet tussen de door hemzelf aangewakkerde hoge verwachtingen van zijn aanhang en de veerkracht van de democratische natie. Daar moest als in een klassiek Grieks drama wel een gebeurtenis op volgen die de tijd even stil zet. De belangrijkste spelers weer even bij zinnen brengt. De vraag is nu of dat hetzelfde is als verstandig. Misschien voor de korte termijn maar voor de wat langere heb ik daar mijn twijfels over. Een peiling wijst uit dat 45% van de republikeinen achter de bestorming van het Capitool staat. Ik vind dat verontrustend veel. En dan nog niet eens zozeer vanwege dat ja tegen die stormloop maar meer omdat daar ook een wereld aan manipulatie met vilein vijanddenken, leugens en kletsverhalen achter schuil gaat.
Intussen proberen we La Corona van ons af te schudden. Ze wil maar niet loslaten. Ik ben blij dat het inenten begonnen is. Eindelijk en toch ook weer best snel. Maar het blijft vallen en opstaan. Gedoe over wie eerst en wanneer dan wél. En zijn er op tijd voldoende doses vaccin beschikbaar? Hoe dan ook, La Corona blijft ons uit ons normale ritme halen. We moeten het doen zonder nieuws over carnaval. Zonder foto’s van trotse prinsen en prinsessen, geen beelden van zittingen, geen grootse ontvangsten en recepties. Het had moeten bruisen maar het is stil in Limburg. Voor de tijd van het jaar.
Rommeltje
- Na wat zoeken kwamen we in de ruimte waar we elkaar zouden ontmoeten. Vanwege het elkaar toewensen van alle goeds en vooral gezondheid in 2025.
- Ik raakte in gesprek met drie oud-leerlingen van de school waar ik ooit lesgaf. Toen verreweg de leukste middelbare school van Noord-Limburg en oostelijk Noord-Brabant. Jerusalem in Venray. Twee van hen had ik ook in de klas. Ik realiseerde me dat die twee van hen in hun hun leven al meer leed te verwerken hadden gekregen dan ik. Van een – hij was nog jong – zijn de ouders omgekomen in een vliegtuigcrash, van de ander was zijn liefste sinds zijn jeugd nog niet zo lang geleden overleden. Van de derde weet ik niet welk leed hem mogelijk al overkomen is. Alledrie zijn ze politiek actief, leden van de Venrayse gemeenteraad. Alledrie al jong maatschappelijk betrokken in hun dorpen. Het is een uitstervend ras.
- We kwamen ook te praten over een collega in de politiek die net in behandeling was gegaan voor borstkanker, een bekende journalist die met Kerstmis met een fors herseninfarct in een academisch ziekenhuis was opgenomen en over het hervinden van je ritme nadat na vijftig jaar kameraadschap je partner na een lang ziekbed het leven heeft gelaten.
- Die journalist hierboven was trouwens ook een oud-leerling. Ik heb hem in de klas gehad.
- Ik hoorde, weer thuis, op de televisie een horecaman zeggen – hij had het over partner worden in een chic restaurant van een goede vriend en hoe dat was gegaan – Handje klap, en we gaan er voor. Ik hoorde ook: Klantje hap, we gaan er voor.
- Soms is #het een rommeltje.
Dekbedovertrek
Nee, we hebben genoeg lampen. We liepen door IKEA. Dat wil zeggen, we wisten precies wat we nodig hadden en daar moesten we voor in de hal met de hoge stellingen zijn. Met de nummers 9 en 14. Maar in de auto had ik El gevraagd of we de kortst mogelijke weg naar 9 en 14 zouden nemen of op ons gemak langs en door de kijkdozen zouden scharrelen. Het werd op het gemak. En we waren aangekomen op de grens naar de afdeling licht. Althans ik, El was even achtergebleven. Het echtpaar dat genoeg lampen had, liep schuin achter me. Het klonk althans als een echtpaar. En als een echtpaar met al enige geschiedenis. Je kunt niet genoeg licht hebben in het leven, zei de man. Ja, licht, en in het leven, maar lampen heb je ooit genoeg, in het huis, rond het huis en in de tuin, zei de vrouw. Ik had sterk de neiging even om te kijken om te zien hoeveel geschiedenis het kon zijn maar ik kon me bedwingen. Ik vroeg me af wat de man gezegd had terwijl die twee de afdeling beddengoed hadden betreden. Ik moest grinniken. IKEA als platform voor filosofische bespiegelingen. Het gesprek achter me viel stil. Ik dacht: Oeps en …… oh ja, batterijen! Scharrelen is ….. kijk naar de kip. Of vogels in het algemeen. Of dieren. Ze doen maar wat. Wat kom je tegen, wat valt je in, wat zie je, kun je er wat mee? Mijn aandacht was dus opeens bij de schappen met batterijen . En daar was El ook weer. Zo, vroeg ik, dat dekbedovertrek, waarom hing dat daar niet? Uitverkocht? El: Nee, omdat het voor kinderen is, Dus je kunt dat alleen bij IKEA Kinderland scoren. Maar ik heb gezegd dat me dat niets kan schelen, voor kinderen. En ook dat het een stuk terug is in de doolhof en dat ik vandaag niet helemaal terugloop voor die overtrekken. Goed idee, dacht ik. En, ging El verder, het meisje waaraan ik vroeg hoe dat zat, met dat dekbed, wilde het ook wel hebben. Zo leuk, zei ze, maar het is er niet in tweepersoons. En het duurt nog wel even voordat ik mijn vriend zover heb dat hij ook wil overstappen op twee eenpersoons. Altijd vechten om het dekbed dat heb ik nu al gehad. En ik heb haar gelijk gegeven, zei El. Dat kon ik begrijpen. Na 55 jaar.
Ham
Proef eens, zei ik, kijk eens of hij lekker is. De kleine van drieeneenhalf nam een slok en zei: Hij is perfect. Dat was geruststellend want de chocomel was in twee bestanddelen uit het pakje in zijn drinkfles terechtgekomen. Eerst een waterig deel en daarna een modderige chocoladebrei. Eerder had ons al gerustgesteld dat het pakje vertelde dat de inhoud zeker tot 25 juli 2025 houdbaar was. Perfect, dus. Hij ging op de bank zitten en begon met aandacht aan het tuitje van de fles te lurken. Hij is goed in genoeglijk lurken. Beter dan in drinken uit bekers. Daaruit drinken is puur functioneel, uit de drinkfles opzuigen geeft hem – denken wij – een warm gevoel. We waren net terug van boodschappen doen. Hij had van het kinderplankje in de supermarkt al een mandarijn gescoord maar ook bedongen dat we druifjes mee zouden nemen. Sterkste argument: Die vind ik zóóó lekker! Ik had hem in eerste instantie niet goed verstaan. Duifjes, dacht ik te horen. Daarna hadden we een kort gesprekje over het verschil tussen duifjes en druifjes. Druifjes hebben geen vleugels en duifjes zou hij nooit eten. Er was zeker meer mogelijk geweest maar daar lieten we het maar bij. Eerder op de ochtend had El hem gevraagd wat er uit de keuken verdwenen was. Hij kwam er niet uit. Nou ja, hij miste het witte plankje, zei hij. Maar, waar hoorde dat witte plankje dan bij, wilde El weten. Hij kwam er niet op. Het was rood en het had poten, zei El. Er ging nog altijd geen lampje bij hem branden. De kinderstoel, die is weg! Hij keek even bedenkelijk en zei toen: Logisch, ik ben nu toch groot. En waar is hij nu? En praktisch in één adem daar achteraan: Wat eten jullie vanavond? Kakkaronie? Hij vindt het leuk om dat te zeggen. Een goed idee, zei El, laten we macaroni eten. Maar je weet toch wel dat het macaroni is? Dat wist hij. Even daarna liepen we door het dorp naar de supermarkt. Hij moest en zou de tas dragen. Vergeet je niet om ham te kopen, zei hij, voor de kakkaronie? Althans, dat had hij gezegd kunnen hebben. Hij is er bijdehand genoeg voor. Dat hij niet gezien had dat de kinderstoel weg is, was een kleine misslag.
Gedichtendag
Vanavond dronken we met het koor bubbels. Om een plezierig en geslaagd 2024 te vieren en eensgezind en vol goede moed – we groeien weer – 2025 in te stappen. Ik las daar de tekst hieronder voor. Geschreven ter gelegenheid van gedichtendag op 25 januari 2007. Binnenkort, op 31 januari, is het wéér gedichtendag. Verheug er u op!
Houd je rechteroor eens
- bijvoorbeeld
bij mieren die op
wollen sokjes het rul
gelopen bospad kruisen;
dan hun weg vervolgen
over het vilten mos en
over en door een mikado van
dennennaalden strompelend
die wollen sokjes ook weer
verliezen en hoor ze
daarom wenen.
En vergelijk dat geluid dan
met dat van de trage, witte streep,
hoog in de blauwe lucht,
in je linker oor.
Bol
Het was donker, het was waterkoud, het waaide stevig. En het begon te regenen. De vergadering was vruchtbaar geweest maar had te lang geduurd. Hij was een beetje suf geluld. In de straten schitterde nog steeds de feestverlichting. Nog een week of twee en alles zou weer normaal zijn. In het enige straatje waar het ondanks de tijd van het jaar donker als altijd was zag hij een meter of tien, vijftien voor zich uit onder de korte arcade met de zeven bogen een donker bolletje liggen. Het bewoog licht. Het liep langzaam? Hee, een egel, dacht hij. En tegelijk: Dat kan toch niet, hier, op deze stenen, strak getrokken stadsvloer een egel? Toch ….. De bol bewoog weer even. Egels leken hem niet echt geschikt voor een stadse ruimte; meer voor groen, bladeren, rulle aarde, een omgekeerde bloempot met een voordeurtje en stro op de vloer. Plus, er zijn bijna geen egels meer. En dan zou een van die nog zeer zeldzame diertjes op pad zijn in de stad? Uitgerekend in deze stad. Egels leken hem huiselijk van aard en niet bepaald gesteld op reizen. En zeker niet naar een winkelstraatje met een lingeriewinkel, een chocolaterie en een telefoonshop. En die ene bloemenzaak, die was toch ook niet echt aantrekkelijk. Wel veel groen, maar weinig kans op worm. Hij was nu nog maar een meter of drie van de egel vandaan. Hij meende stekels te zien. De bol lag nu stil. Hij liep nu langzamer. Pas toen hij recht naar beneden op de egel kon kijken – langzaam scanden zijn ogen centimeter voor centimeter de donkere bol – zag hij: Het is de droge bloem van een hortensia. Een plotselinge windvlaag nam het geval op en joeg het in de richting van waaruit hij gekomen was. Hij was onmiddellijk terug in de werkelijkheid. En terwijl hij onder de arcade uit liep sloeg de regen hem in het gezicht.
Borrel
Je weet het al maar nog even voor de goede orde: het blijft nog even zinderend rondgaan. 2025 is begonnen en we MOETEN het vieren. Beste wensen hier, beste wensen daar. Borrel, nog een borrel, proost en nog een borrel, bubbels, nee liever geen bubbels, ja, doe nog maar een witte. Neemt niet weg dat het leven gewoon doorgaat. Dat trekt zich helemaal niks aan van pregnante data, van mijlpalen in de kalender van Gregorius, getallen met een zekere rondheid en zonder ook maar enig zweem van pi. Als je een ongeluk krijgt – krijgt, hè. Daar snap ik dus niks van, dat je een ongeluk krijgt! Van harte, u bent vandaag de gelukkige, u krijgt van ons een ongeluk. U hoefde er niets voor te doen. Het is gratis, geen zorgen. Want, u bent een vriendelijk en aardig mens, u doet nooit een vlieg kwaad, er is niemand zo goed en vriendelijk als u, dus u krijgt van ons een ongeluk. #ons #afzenderonbekend – dan kan dat op 1 januari 2025 zijn maar dat is dan gewoon toeval. Een ongeluk komt nooit omdat #ons #wiedan denkt dat het een mooi moment is om het iemand te geven. Gisteren stond er opeens een ambulance voor de deur. En een half uur later ging buurvrouw Hee op weg naar het ziekenhuis. Vanmiddag stonden we – het leven gaat verder, doet zo zijn eigen dingetje, wat dat ook moge zijn, als je gelooft weet je daar vast meer van – in de hal van ons appartementengebouw(tje) de geboorte van 2025 te vieren. Het was een prima aanleiding om elkaar weer wat beter te leren kennen. Buurvrouw Hee is trouwens weer thuis. Het leven gaat gewoon door. Nou ja, gewoon. Ze moet herstellen. Maar ook nog dinsdag borrel met het koor. Nee, liever geen bubbels. En vrijdag weer met iets. Nee, geen bubbels. Wat mij betreft: 2025, het jaar dat we de bubbels achter ons lieten. Mag dat?
Kinderstoel
De bel ging en dat hadden we verwacht. Het haalde ons wel uit ons gedoe. We waren bezig de kerstsfeer weer in plastic dozen weg te stoppen. In de loop van de tijd hebben we nogal wat van dat spul in huis gehaald om in de aanloop naar Kerstmis wat te kiezen te hebben. Ooit dachten we dat we die tijd ook wel zonder konden. Tijdens de periode van het bewust stilstaan bij het voorrecht dat vrijheid, vrede en vreugde om nieuw leven heet. Maar naarmate dat meer wende slopen de parafernalia van wat een Gezellige Kerst Samen En Met Leuke Dingetjes heet het huis in. Je weet wel, ballen, lampjes, boom, christmas carolers, kaarsjes. Niet dat het neigt naar overdaad, nee, het is bescheiden maar ook aan de ruime kant vergeleken bij de drie kaarsen die we brandden in 1973. De Club van Rome drong aan op soberheid. Maar de urgentie daarvan legde het af tegen neoliberale ambities. En we lieten ons meenemen. De bel ging en die kondigde het arriveren van een meneer uit een naburig dorp aan. De ballen zaten inmiddels in hun plastic doos, de lampjes moesten nog en de kunstboom stond kaal buiten op het balkon en die hadden we net bijna klaar om in zijn krappe doos te proppen. Straks ging het allemaal weer voor elf maanden de berging in. De man uit het dorp om de hoek kwam voor de kinderstoel. Niks bijzonders, dat ding, gewoon van Ikea maar wel nog in prima staat. Via Marktplaats, gratis maar wel zelf afhalen. Er stond een stralende ik-word-voor-de-eerste-keer-opa voor de deur. Dat wierp ons even terug in de tijd. Naar 2010. Toen kochten we onze eerste kinderstoel. Vanwege de komst van een eerste kleinkind. De kinderstoel voor onze eigen kinderen was een krijgertje. Zoals zoveel in die tijd. Dat de kinderstoel nu voor niets de deur uitging paste in dat plaatje. Ook in dat van de Club van Rome, trouwens. Het stemde wel even wat weemoedig, geen ukkies meer om voor te zorgen. De kleine van drie gaat al rap richting vier. Maar er was nu ook een sta-in-de-weg de deur uit. Dat ook.
Bouw
Er was een kind over de vloer. Bee had in de weken voor Kerstmis zijn komst aangekondigd. Bee is acht jaar en kan zichzelf maar moeilijk bezighouden. In de winter. Als het weer niet meewerkt en hij binnen moet blijven, als hij niet kan voetballen, het water in kan of met een schop de bodem te lijf dan houdt het even op. Maar voor een spelletje is hij altijd wel te porren. Bee is van het samen iets doen of zich een game laten inzuigen. Dat laatste desnoods urenlang. Over dat urenlang zijn de volwassenen die hem koesteren en een mooie toekomst toewensen niet enthousiast. Dus is de schermtijd per dag gedoseerd. Goed, we hadden dus Bee op bezoek. Hij kwam El helpen. Die zou vandaag een begin maken met de bouw van de Notre Dame. Gerenoveerd in Parijs, hier nog in de planfase voor de bouw. Bee kwam om te bouwen. Samen met El. Bijna niets is mooier dan een verse doos met steentjes van Lego. Ze begonnen te bouwen. Bee is slim, een jongen en soms ook net even iets te snel. Jongens doen dingen het liefst zonder de handleiding te lezen. Jongens weten alles al. De samenwerking tussen El en Bee was iets als Bee doet, El kijkt: is het goed? Na een uur bouwen vond Bee dat het tijd werd voor een spelletje. Oké, zei El, Reis door Europa? Nee, zei Bee, op de iPad. Oké, zei El, dan pak ik nu de eierwekker en zet die op dertig minuten. Oké, zei Bee. Het klonk als in een krimi.