De ingang van het hotel is ruim. Achterin de hal is de lift naar de eerste etage. Op de eerste etage gaan we een smalle gang in, dan een scherpe draai naar rechts, dan een iets smallere gang, dan een scherpe draai naar links. Het gangetje eindigt bij de deur van onze kamer. Die zal max 80 cm breed zijn. In het net zo smalle gangetje achter de deur van de kamer zit rechts in de muur de deur naar de badkamer: geheel ingericht op gebruik door een persoon in een rolstoel. Prima service maar slecht toegankelijk. Ik stel me gevloek voor. Het is zoeken naar een stopcontact. Ik vind er een direct achter de kamerdeur. Als je er een stekker insteekt blokkeert de deur. Kan niet meer open. We hebben hoop dat het allemaal ooit goed komt hier. Overal aan en in het etablissement wordt gesloopt en gebouwd. In de lift hangt een mededeling aan de gasten: Sorry, maar we zijn de boel aan het opknappen. Met het oog op uw welbevinden. Ja ja. We hebben de eerste 450 km naar huis achter de rug. In Beaune is het kneiterdruk. Het is weliswaar zaterdag maar dit herinneren we ons niet van de keren dat we eerder in dit Valkenburg van de Bourgogne waren. Er zijn veel meer terrassen dan een aantal jaren geleden. Toen we er aan de Place Carnot een week lang een appartementje hadden. Nu: de jongeren teren lang op hun glazen sappen, cola’s, water. Geen wijn. Ondanks de streek. Bijna allemaal roken ze. En niet te zuinig. De begroeting: twee kussen. Aan een tafel naast ons een Frans gezelschap. Veel gepraat, sowieso veel herrie. Een trouwstoet wurmt zich luid toeterend over de smalle weg – kinderkopjes, autobanden, lawaai – op de Place Carnot. Dat is traditie. Veel claxonneren om ruim baan te vragen voor de jonggehuwden. Even daarna komt een kleine optocht van peperdure sportwagens met brullende motoren om aandacht en begerige blikken bedelen. Kijk ons eens. De muziek van de draaimolen, midden op het plein, sterft weg voor ze de randen van het plein kan bereiken. We moeten hard praten om elkaar te verstaan. Gisteren waren we nog in Montbrun met alleen het gefluit van de vogels, het stille gefladder van de vlinders en de geruisloos wuivende bloemen in de borders van Villa Fleury. We drinken rond half zes een borrel met de patron en patronne van het paradijsje. Zij is op donderdag terug komen rijden vanuit Nederland. En moest gisteren nog snel heen en weer naar Lyon: tasje met alles er in laten hangen op het toilet van een tankstation op een aire. Dat was paniek, maar een telefoontje wees uit dat het bij de kassa hing. Afgegeven door een eerlijke vinder. Die bestaan dus nog. Als we na de borrel terug zijn in onze studio komt ze mijn telefoon brengen. Die heb ik laten liggen op de tuintafel waaraan we zaten.
Nostalgie
Bestaat het Frankrijk van 1975 nog wel? Het Frankrijk waar half jong en vooral kunstzinnig en intellectueel Europa in de vijftiger en zestiger jaren verliefd op was geworden. Op het lanschap, de chansons, de revolutie, de filosofen, het eten, de wijn, de warmte, de zon, de afwisseling en vooral ook de liefde. Waarom 1975? Nou, in dat jaar gingen we voor het eerst met onze Volkswagen T2 op vakantie. Ik had er in de loop van het voorjaar de stoelen uit gesloopt. Daarna was de ombouw tot kampeerauto begonnen. Ik gaf Nederlands aan een HAVO- en VWO-bovenbouw en we verheugden ons op een lange zomervakantie in Frankrijk. Dat land leende zich ook volgens lieve L. en mij het meest voor een zo-de-wind-waait-waait-mijn-rokje-reis. We hadden nog wat hippieromantiek in te halen voordat we aan kinderen begonnen. Vonden we. Ik lees de column van Peter Middendorp over de 34 bruggen over het Pekelerdiep in de Volkskrant. Ze zijn stuk voor stuk rijp voor de sloop en daarmee is ook het sociale weefsel in de Pekela’s – van oudsher toch al niet een plek waar het economisch goed toeven is – bedreigd. Ik ken de situatie ter plaatse niet maar ik zie voor me hoe de sloop van al die oversteken het landschap, de dorpsgezichten-van-oudsher gaat veranderen. Hoe de hoekjes, holletjes, glooiinkjes rond en tussen die bruggen strak getrokken worden en hoe uit een gevarieerd en biodivers gebied de stapje-voor-stapjegeschiedenis gewist wordt. Het trage tempo waarin de mens – en ook dier en plant – welbeschouwd leeft, van minuut tot minuut, van uur tot uur, van dag tot dag, is in Nederland met de komst van spoorwegen, snelwegen, vinexwijken, bedrijfsterreinen, gigawinkels, parkeerplaatsen, waterwerken, uit het landschap verdwenen. Je moet bij wijze van spreken heel diep door de knieën om de kleine wereld nog te kunnen zien. Ik vind dat een groot verlies. En ik weet: natuurlijk is Frankrijk nu het Frankrijk van 1975 niet meer. Maar, meer dan in Nederland zie ik in Frankrijk nog wél het trage landschap van 1975. De kronkelwegen, soezende dorpjes, smalle bruggetjes, dorpspompjes, wasplaatsen, platanen, lindes, jeu de boulesbanen, terrasjes, bistro’s, met klimop bedekte gevels, lavendelvelden, wijngaarden ….. maar ik dwaal af. Het heeft iets te maken met de uitgestrektheid, er is heel erg veel kleine wereld; daarvan hoeft in naam van de vooruitgang naar verhouding veel minder te wijken dan in Nederland. Maar, het heeft ook te maken met de manier waarop de Fransen omgaan met wat oud is. Wat oud is, mag best nog een tijdje nóg ouder worden. Verval is er een signaal van een dierbaar verleden. Van het zweet en de tranen die het heeft gekost. Verval is zo ook een kwaliteit. Op veel plaatsen loopt daarom de nostalgie met je mee. Zeker op het platteland, in de dorpen en de kleine stadjes. Hoewel, ook daar zie je soms dat er eigenlijk nog bomen hadden moeten staan, dat een rotonde er niet thuishoort, een verkeersdrempel uit de toon valt. Het zijn details. Misschien is het goed nog even te wachten met het slopen van de bruggen en bruggetje over het Pekelerdiep. Komt tijd, komt raad.
Montbrun – weer herbezocht
Kortebroekenweer. We lopen naar Montbrun en weer terug. Het is eindelijk het weer dat je hier in de aanloop naar de zomer verwacht. Strak blauwe lucht, zacht windje. Om twaalf uur het luiden van de kerkklok dat in het hele dal te horen is. Het is het geluid van de erfenis van eeuwen katholicisme: het Angelus. De zwaluwen vliegen hoog. Het zijn er alleen niet zoveel als we twintig, dertig jaar geleden zagen. Is onze indruk, we zijn immers niet van de vogeltelling. Voor het terras van de bar-tabac, we zitten er aan de koffie, stopt een autootje van Laposte.fr. Her en der gaan poststukken in brievenbussen. Ik moet denken aan de film van en met Jacques Tati: Jour de Fête. Op YouTube vind je voldoende fragmenten uit die film om een idee te krijgen van de idylle van het Franse platteland in de jaren vijftig/zestig van de vorige eeuw. Van de ongelooflijke charme ervan. Een hoofdrol is weggelegd voor de postbode, dan nog op de fiets. Die film heeft ongetwijfeld bijgedragen aan de populariteit van Frankrijk als vakantieland. Of wij nooit gedacht hebben aan een huis in Frankrijk, vraagt de patron van het paradijsje met daarin Villa Fleury, hier in Montbrun, in het wijkje met de naam van paddestoelen. Zeker hebben we zoiets overwogen. Maar de gedachte altijd naar dezelfde plek in Frankrijk te gaan, misschien wel het idee te moeten gaan, dat stond ons tegen. Ik zou trouwens niet weten waar we dan in Frankrijk zouden moeten landen. We zouden geen keuze kunnen maken. Dat is een van de redenen. De belangrijkste ook. De andere zijn minder interessant. Nog steeds lees ik in Moeder, na vader van Gerbrand Bakker. Op bladzijde 270: ‘Maar (ook) mijn vader leerde me dat sterven te doen is’ Hij schrijft daar nóg allerlei belangwekkends over; mij doet het denken aan wat ik tegen mijn lieve L., toen behoorlijk zwanger van onze oudste, zei, vlak nadat mijn vader overleden was. We hadden met z’n tweeën uren aan zijn sterfbed gezeten en gehoord hoe de laatste lucht hem ontsnapte. Dat hij me in ieder geval geleerd had hoe je kunt sterven. Dat er na een periode van verzet en strijd, daarna onmacht tot overgave, vervolgens kalmte komt. Ik ben niet gelovig, na hier houdt het op, sterven is dus vooral loslaten. Alles, ook verwachtingen. Wat dat betreft hadden en hebben diehard katholieken écht nog iets om naar uit te kijken, met als devies: ‘In te domine speravi’ – ik stel mijn vertrouwen in u, Heer – overigens ooit prachtig op muziek gezet door Josquin Desprez. Ook te vinden op YouTube. Ouwe muziek, maar wel heel goede! Je mist iets als je niet even luistert. Ben trouwens wel benieuwd naar hoe het Berlusconi momenteel vergaat. Of hij als katholieke Italiaan na de staatsbegrafenis in de dom van Milaan zijn in de Heer gestelde vertrouwen kan verzilveren met een presidentiële plek in de hemel. Andrea Vreede, deskundig als het om Italië, Rome en vooral ook de Katholieke kerk gaat, heeft er een hard hoofd in, getuige haar tweet: ‘Aartsbisschop Mario Delpini zet een glashelder en zeker niet lovend portret neer van #Berlusconi: als levensgenieter, zakenman en politicus. Een man die nu voor het oordeel van God staat. Het kwam aan bij de familie naar hun blikken te oordelen.’
Sault – herbezocht
Een vlieg is pas echt dood als er prut uit komt. Dit nog even naar aanleiding van het vlieg doodslaan van gisteren. Vliegen blijken zich na een fikse klap met de mepper in veel gevallen goed te herpakken. Ze zijn even verdoofd, schudden zichzelf als een hond die uit het water komt en hup, ze zijn weer vliegklaar. En jij moet weer opnieuw beginnen met jagen. Totdat er prut uitkomt, dus. De berichten waren dat het vandaag weer heel nat zou worden maar vanochtend schamelde ondanks dat zo rond een uur of negen toch nog een zwak zonnetje door een dun wolkendek. We rijden naar Sault, naar de markt. Voor kip, olijven en groente. En voor de ambiance. Na alle jaren dat we in Frankrijk komen, zijn we daar nog steeds wel gevoelig voor. We hebben ze in de loop van de tijd zien veranderen in vooral artisanal en touristique. We hebben de illusie dat we kunnen zien wie hier van origine woont, wie hier een tweede huis heeft, wie doet alsof dat zo is, wie voor het eerst de Franse sfeer savoureert, wie niet voor de markt maar voor de gevels, de kerken en overig cultureels is gekomen. Makkelijk te herkennen zijn de sportievelingen, toevallige passanten, even uitrusten en dan weer verder. Op de Place du Marché aan de Rue Porte des Aires strijken ze neer op de terrasjes, samen met de fietsers en de wandelaars. En met ons. Vandaag zeer opvallend aanwezig: een wel heel bolle fietsende buik op een prachtige, vlammend rode Trek. Het blijkt een elektrische. Hij mag bij het Café du Siècle aan de stroom. Het bedwingen van de Ventoux en omliggende heuvels van je bucketlist schrappen mag wat kosten. En voor de kenners onder jullie: elektrisch en dan ook nog 36 tandjes voor en 28 achter. Pffff. Als wij op de Place du Marché arriveren, is de troubadour van vorige week al muzikaal actief. Aan de rand van het plein zijn drie jonge vrouwen hun haar in staarten aan het vlechten. Een winkelruit in de rol van spiegel. Daarna kan de fietshelm op. De fietsen beladen met bagage. Ze zijn klaar voor wat de volgende etappe wordt. Ik zou best willen weten waar die naartoe gaat, zoals ik stiekem nieuwsgierig ben naar iedereen op dat pleintje bij het gemeentehuis. Naar alle verhalen die opgeslagen zijn in al die mensen. In hoofden, harten, lijven. Naar hun ziel. Maar ik overdrijf. Een beetje schrijver denkt dat zelf allemaal bij elkaar. Na onze café allongé met pain au chocolat trappen wij af naar de Intermarché aan de rand van Sault. Daar geen controle van onze tassen*. Wel veel gepiep bij het passeren van de detectiepoortjes. Maar niemand die er wakker van ligt. En nee, weer niets gestolen.
*zie Vaison-la-Romaine
Montbrun – herbezocht
We zitten gevangen in onweer en regen maar rond 13.30 gebeurde waar we niet meer op hadden durven hopen: De zon brak door. En niet zo’n beetje. Hij was bijna meteen blaartrekkend heet. Inmiddels ziet de lucht weer bijna zwart en begint het alweer te rommelen. Het is al bijna een vertrouwd geluid. We kunnen nog wel zonder maar het stoort niet meer. Volgens de weerapps gaat het pas donderdag echt beter worden. We gaan het zien. Doordat het bijna voortdurend regent, komen we tot weinig. Althans weinig dat met beweging van doen heeft. We waren vanochtend in Montbrun voor brood. Daar waren toch nog types die het weer trotseerden: motorrijders, fietsers, wandelaars. Diehards voor wie elke dag vakantie telt en ten volle geleefd dient te worden. Ik begrijp dat. Wij doen wat we thuis ook doen tijdens weer als dit: lezen, puzzelen, muziekje aan, stukje schrijven, praatje maken, dutje doen, berichtje op Twitter plaatsen, vlieg doodslaan.
Vaison-la-Romaine
Het gaat tegenwoordig in de verhoudingen tussen mensen, overheden, politiek, bedrijven al snel over vertrouwen. Is er geen vertrouwen, dan lijkt er weinig interactie van waarde mogelijk. Een gebrek aan vertrouwen leidt al snel tot een kloof. Vooral de overheid en de politiek hebben vertrouwen verspeeld. Soms lijkt een gebrek aan vertrouwen een al te gemakkelijk excuus om niet verder te hoeven met elkaar. De vraag is of voor het goed functioneren van mensen in hun onderlinge verhoudingen andere zaken niet veel belangrijker zijn. Ik noem respect, redelijkheid, gedeeld belang, bijvoorbeeld. Vertrouwen en zijn kameraadje wantrouwen kunnen zelfs een behoorlijke sta-in-de-weg zijn om tot succesvolle interactie te komen. In de Intermarché in Vaison-la-Romaine moesten we onze tassen laten inspecteren. Ook het ieniemini rugzakje dat ik draag moest open. Daar kan dus echt niks in. Ik begin dan met woest worden en ben dan net zo goed in Frans dat ik kan vertellen dat ik me persoonlijk aangevallen en ook nog beledigd voel omdat ik niet naar Frankrijk ben gekomen om er te stelen maar om er een aangename en ongecompliceerde vakantie door te brengen. Zo ongeveer dat, dan. De mevrouw achter de kassa voelde zich licht opgelaten. Gelukkig zie ik tegenwoordig net op tijd in dat de zaken zijn zoals ze zijn. De mevrouw achter de kassa moet van haar baas in mijn tas kijken, ik heb mijn boodschappen nodig en allebei hebben we eigenlijk geen zin in gezeik. Het gebrek aan vertrouwen in de klant is voor mij een persoonlijke ervaring, voor de mevrouw achter de kassa een routine. Interactie altijd uitdrukken in termen van vertrouwen en wantrouwen is niet handig. Niet aan de kassa van de Intermarché in Vaison-la-Romaine, niet in de politiek, niet als het om Groningen gaat, niet als het om toeslagen gaat, niet als het om een landbouwakkoord gaat. Maar, als ik mijn tijdlijn op Twitter en de krant van vandaag moet geloven: Kijk uit voor Jorritsma.
Vaderdag*
Al dagenlang in het nieuws: de verwachte hitte in Nederland. In thuisbasis Venray is het afsluitende défilé van de avondvierdaagse afgeblazen. Ongetwijfeld na ampel overleg in kringen van terzake zeer kundigen. Gisteren ook in het nieuws de vier kinderen die na veertig dagen levend zijn teruggevonden in de jungle van Colombia. Ze waren er redelijk aan toe: licht uitgedroogd en ze zouden weer moeten wennen aan normaal voedsel. Ze schijnen van hun moeder en grootmoeder te hebben geleerd hoe je in de jungle kunt overleven. Je moet altijd uitkijken met vergelijkingen opzetten – tenzij je de wiskunde vaardig beoefent – maar laat ik het zó zeggen: Ik kan me niet herinneren dat wij vroeger thuis ooit op een thermometer keken. We hadden geen thermometer. De thermometer, dat waren we zelf. Als het nog ging, dan ging het nog en ging het niet meer, dan ging het niet meer. Tot het weer ging en dan gingen we verder. En nee, vroeger was niet alles beter. Vroeger was bijna niets beter. Vroeger was zelfs bijna alles slechter dan nu. Toch kun je met ons beter beter niet met een vliegtuigje neerstorten in de jungle van Colombia. Een stuk lopen in de hitte vinden we al riskant. Maar goed, er zijn vooral jonge kinderen bij betrokken, dus ik begrijp het wel. Over hoe situaties anders ervaren kunnen worden nog even het volgende. Ik lees op het moment Moeder, na vader van Gerbrand Bakker en L. las de afgelopen dagen Van huis en haard van Pieter Waterdrinker. Beiden schrijven over het Boekenbal van 2022. Waterdrinker schrijft: ‘Voorafgaand aan het Boekenbal had ik afgelopen vrijdagavond afgesproken met Janneke van der Horst en Stéphanie Hoogenberk in Schiller. (…) Helemaal achteraan in Schiller was er voor ons een tafeltje gereserveerd. Het zat er tjokvol met schrijvers, uitgevers, redacteuren en allerhande ander volk dat hun geld verdient in het boekenvak. Direct links van mij aan een ronde tafel resideerde Gerbrand Bakker, die heel overtuigend acteerde dat hij mij niet zag. Achter mij ontwaarde ik de sympathieke Christiaan Weijts. We knikten elkaar vriendelijk toe.’ En dan de waarneming van Gebrand Bakker: ‘Zo’n beetje de helft van schrijvend Nederland at voorafgaand aan het Bal bij Schiller. (…) Rondom Pieter Waterdrinker had zich een cordon sanitaire gevormd. Alleen Parool-recensent Dries Muus bevond zich, kijkend als een uiltje dat net uit het ei is gekropen, aan Waterdrinkers eettafel, alle andere schrijvers en schrijfsters deden alsof ze hem niet zagen. Pieter ‘Verongelijkt’ Waterdrinker heeft op een paar uitzonderingen na al zijn collega’s geblokkeerd op Twitter. Bij Schiller gebeurde zo’n beetje hetzelfde, maar dan in het echte leven en omgekeerd.’ Als je dacht dat er geen haat en nijd is in het Nederlandse schrijverswereldje: Je hebt het helemaal mis. Bakker schrijft trouwens over het overlijden van zijn vader en hoe hij daar in de tijd erna mee bezig is. Wie was zijn vader? Eigenlijk? Hij droomt ook over zijn vader. Ik herken dat. Mijn meest bijzondere droom had ik op de ochtend na de nacht waarin hij bijna vijftig jaar geleden in mijn en L.’s bijzijn overleed. Ik was om zes uur ‘s morgens bekaf naar bed gegaan. Ik zag als op een pasfoto het gezicht van mijn vader als jonge man en dat gezicht verouderde als in een versnelde film in stapjes in wie hij was toen hij overleed. Ik wens alle vaders nog een mooie vaderdag.
*Oh, volgende week pas – 😏
Montbrun
Tropische toestanden in Nederland. Daar hebben we hier geen last van, de laatste dagen. In Zuid-Frankrijk is het al weken instabiel weer. Onweersbuien, wolkenvelden, matige temperaturen.. De top van de Mont Ventoux houdt zich vaak schuil. Er waait een wind met steeds een ondertoon van kilte. Toch, vandaag vooral zon, tot nu toe. Het is rond twee uur. Vanochtend liepen we naar Montbrun en weer terug. iWatch vindt het het equivalent van een workout van 20 minuten. Ik vind het beslist meer waard. We slenterden over de markt met vooral kramen met spullen die de plaatselijken niet nodig lijken te hebben. Het bestaat niet dat je elke week nieuwe zakjes lavendel, literflessen bijzondere olijfolie, kleurige placemats en tafelkleden, windorgeltjes en dromenvangers, gevlochten polsbandjes en polsuurwerkjes in notenhouten kast nodig hebt. Het is een toeristische markt. Ik vraag me af wat er met je bankrekening gebeurt als je hier een stroopwafelkraam begint. Ik ben te oud om het nog te proberen. Verder is deze weekmarkt hier voor de plaatselijken een goede aanleiding om elkaar te onmoeten en met verse groenten en fruit naar huis te gaan. De terrassen zitten vol en de eerste panaché’s vinden hun weg. Wij houden het bij koffie. Op dit uur van de dag. Aan een tafeltje dichtbij de straat kruipt een eigenwijze zevenjarige op een stoel. Ze draagt een strooien zonnehoedje met een smal randje en een roze band rondom. Uit een roze rugzakje trekt ze een boek. Even later zit ze geconcentreerd te kleuren. Ze trekt haar eigen plan. Terug in ons tijdelijke verblijf in het dal met – normaal gesproken – uitzicht op de Ventoux treffen we onze gastheer J.. Hij is gisteren goedgemutst teruggekomen vanuit Nederland. Gezondverklaard, pak van zijn hart. Kan hij hier de draad weer oppakken. In de tuin werken, het huis onderhouden, gasten ontvangen, dingen doen en genieten van het tweede vaderland. Als we hebben afgesproken een van de komende dagen samen nog een glas wijn te drinken, zetten we de dekstoelen buiten en gaan L. en ik lunchen. Daarna schrijven (ik), de Volkskrant lezen (L. en ik) en verder in Lincoln Highway van Amor Towles (L.) en Moeder, na vader van Gerbrand Bakker (ik).
Carpentras
Naast ons op het terras op de Place de 25 Août zit een dichteres. Vermoed ik. Ze kijkt veel rond en heeft een dik schrift voor zich op haar tafeltje liggen. Ze rookt een mager sjekkie. Zo nu en dan schrijft ze. Ed van der Elsken zou haar hebben willen fotograferen. In zwart-wit, denk ik. Donker, lang haar, deels opgestoken, strak geknipte pony. Denk: late vijftiger jaren, kunstacademie, Montmartre. Ze heeft licht Noord-Afrikaanse trekken. Niks bijzonders in Carpentras. Ze leest steeds na wat ze schrijft. Daarbij gaat haar schrijfhand nauwelijks waarneembaar maar toch mee in het ritme van de woorden. De woorden moeten passen, dus. Ze blijven onleesbaar, voor mij, helaas. Ondertussen drinken wij onze café allongé. We eten er een croissant en pain au chocolat bij. In het bakkerswinkeltje duurde het even voor we ze eindelijk mee konden nemen. De man voor ons liep verbaal nogal leeg. Drie keer maakte hij aanstalten af te ronden, drie keer meende hij toch weer opnieuw van wal te moeten steken. Drie keer moest madame achter de toonbank zichtbaar haar uiterste best doen niet diep in en uit te ademen en daarbij haar ogen naar boven te draaien. Deze vaste klant mocht niet denken dat ze hem beu was. Maar haar blik toen ze vroeg wat wij wensten, sprak voor zich. Er hoeft vaak niet veel gezegd te worden.
Malaucène
Het blijkt niet de meest gunstige dag om de Mont Ventoux op te rijden. Vanuit Malaucène. Het is 8 juni, het is de dag van de Tour de ALS. De weg is een lang lint van Nederlandse fietsers en wandelaars. De meeste gaan omhoog, er komen er ook omlaag suizen. Fietsers, hè. We veronderstellen dat de wandelaars, eenmaal boven, met bussen naar beneden worden gebracht. We zaten lang geleden wel eens in Berg en Dal langs de Zevenheuvelenweg om de vierdaagse voorbij te zien trekken, maar dit is nog vele malen erger. Uit bijna alle fietsers en lopers is de snelheid geheel verdwenen. Het is vooral stoempen en strompelen. Of stilstaan en weer op gang komen. Alles voor het goede doel. Voor ons, in de comfortabele cocon van onze auto, is de enige uitdaging zonder gevaar te stichten langs de lopers en fietsers te laveren. Ondertussen hebben we respect voor hun prestatie, ongetwijfeld gesponsord door familie, vrienden, werkgevers en zomaar bedrijven. Tegelijkertijd vragen we ons af hoe duurzaam zo’n actie is. Weegt de milieuschade van het geheenenweer tussen Nederland en Frankrijk op tegen het voordeel dat ALS-patiënten van de actie kunnen hebben? Mag je zo’n vraag stellen? En zo nee, waarom niet? Ik realiseer me dat mijn eigen vakantiegedrag – en niet alleen dat – ongetwijfeld ook tot schade aan het milieu leidt. En ik realiseer me weer eens dat we het als mensen langzaamaan té vanzelfsprekend zijn gaan vinden van de wereld om ons heen meer te vragen en te nemen dan voor onze primaire behoeften noodzakelijk is. Het lijkt me ook lastig te formuleren wat in dat verband primair is. Zeker is: met minder overleven we ook. Maar dat lijkt me een open deur. De urgentie om er dan ook doorheen te gaan, die voelen we nog altijd niet voldoende.