De ingang van het hotel is ruim. Achterin de hal is de lift naar de eerste etage. Op de eerste etage gaan we een smalle gang in, dan een scherpe draai naar rechts, dan een iets smallere gang, dan een scherpe draai naar links. Het gangetje eindigt bij de deur van onze kamer. Die zal max 80 cm breed zijn. In het net zo smalle gangetje achter de deur van de kamer zit rechts in de muur de deur naar de badkamer: geheel ingericht op gebruik door een persoon in een rolstoel. Prima service maar slecht toegankelijk. Ik stel me gevloek voor. Het is zoeken naar een stopcontact. Ik vind er een direct achter de kamerdeur. Als je er een stekker insteekt blokkeert de deur. Kan niet meer open. We hebben hoop dat het allemaal ooit goed komt hier. Overal aan en in het etablissement wordt gesloopt en gebouwd. In de lift hangt een mededeling aan de gasten: Sorry, maar we zijn de boel aan het opknappen. Met het oog op uw welbevinden. Ja ja. We hebben de eerste 450 km naar huis achter de rug. In Beaune is het kneiterdruk. Het is weliswaar zaterdag maar dit herinneren we ons niet van de keren dat we eerder in dit Valkenburg van de Bourgogne waren. Er zijn veel meer terrassen dan een aantal jaren geleden. Toen we er aan de Place Carnot een week lang een appartementje hadden. Nu: de jongeren teren lang op hun glazen sappen, cola’s, water. Geen wijn. Ondanks de streek. Bijna allemaal roken ze. En niet te zuinig. De begroeting: twee kussen. Aan een tafel naast ons een Frans gezelschap. Veel gepraat, sowieso veel herrie. Een trouwstoet wurmt zich luid toeterend over de smalle weg – kinderkopjes, autobanden, lawaai – op de Place Carnot. Dat is traditie. Veel claxonneren om ruim baan te vragen voor de jonggehuwden. Even daarna komt een kleine optocht van peperdure sportwagens met brullende motoren om aandacht en begerige blikken bedelen. Kijk ons eens. De muziek van de draaimolen, midden op het plein, sterft weg voor ze de randen van het plein kan bereiken. We moeten hard praten om elkaar te verstaan. Gisteren waren we nog in Montbrun met alleen het gefluit van de vogels, het stille gefladder van de vlinders en de geruisloos wuivende bloemen in de borders van Villa Fleury. We drinken rond half zes een borrel met de patron en patronne van het paradijsje. Zij is op donderdag terug komen rijden vanuit Nederland. En moest gisteren nog snel heen en weer naar Lyon: tasje met alles er in laten hangen op het toilet van een tankstation op een aire. Dat was paniek, maar een telefoontje wees uit dat het bij de kassa hing. Afgegeven door een eerlijke vinder. Die bestaan dus nog. Als we na de borrel terug zijn in onze studio komt ze mijn telefoon brengen. Die heb ik laten liggen op de tuintafel waaraan we zaten.