Al dagenlang in het nieuws: de verwachte hitte in Nederland. In thuisbasis Venray is het afsluitende défilé van de avondvierdaagse afgeblazen. Ongetwijfeld na ampel overleg in kringen van terzake zeer kundigen. Gisteren ook in het nieuws de vier kinderen die na veertig dagen levend zijn teruggevonden in de jungle van Colombia. Ze waren er redelijk aan toe: licht uitgedroogd en ze zouden weer moeten wennen aan normaal voedsel. Ze schijnen van hun moeder en grootmoeder te hebben geleerd hoe je in de jungle kunt overleven. Je moet altijd uitkijken met vergelijkingen opzetten – tenzij je de wiskunde vaardig beoefent – maar laat ik het zó zeggen: Ik kan me niet herinneren dat wij vroeger thuis ooit op een thermometer keken. We hadden geen thermometer. De thermometer, dat waren we zelf. Als het nog ging, dan ging het nog en ging het niet meer, dan ging het niet meer. Tot het weer ging en dan gingen we verder. En nee, vroeger was niet alles beter. Vroeger was bijna niets beter. Vroeger was zelfs bijna alles slechter dan nu. Toch kun je met ons beter beter niet met een vliegtuigje neerstorten in de jungle van Colombia. Een stuk lopen in de hitte vinden we al riskant. Maar goed, er zijn vooral jonge kinderen bij betrokken, dus ik begrijp het wel. Over hoe situaties anders ervaren kunnen worden nog even het volgende. Ik lees op het moment Moeder, na vader van Gerbrand Bakker en L. las de afgelopen dagen Van huis en haard van Pieter Waterdrinker. Beiden schrijven over het Boekenbal van 2022. Waterdrinker schrijft: ‘Voorafgaand aan het Boekenbal had ik afgelopen vrijdagavond afgesproken met Janneke van der Horst en Stéphanie Hoogenberk in Schiller. (…) Helemaal achteraan in Schiller was er voor ons een tafeltje gereserveerd. Het zat er tjokvol met schrijvers, uitgevers, redacteuren en allerhande ander volk dat hun geld verdient in het boekenvak. Direct links van mij aan een ronde tafel resideerde Gerbrand Bakker, die heel overtuigend acteerde dat hij mij niet zag. Achter mij ontwaarde ik de sympathieke Christiaan Weijts. We knikten elkaar vriendelijk toe.’ En dan de waarneming van Gebrand Bakker: ‘Zo’n beetje de helft van schrijvend Nederland at voorafgaand aan het Bal bij Schiller. (…) Rondom Pieter Waterdrinker had zich een cordon sanitaire gevormd. Alleen Parool-recensent Dries Muus bevond zich, kijkend als een uiltje dat net uit het ei is gekropen, aan Waterdrinkers eettafel, alle andere schrijvers en schrijfsters deden alsof ze hem niet zagen. Pieter ‘Verongelijkt’ Waterdrinker heeft op een paar uitzonderingen na al zijn collega’s geblokkeerd op Twitter. Bij Schiller gebeurde zo’n beetje hetzelfde, maar dan in het echte leven en omgekeerd.’ Als je dacht dat er geen haat en nijd is in het Nederlandse schrijverswereldje: Je hebt het helemaal mis. Bakker schrijft trouwens over het overlijden van zijn vader en hoe hij daar in de tijd erna mee bezig is. Wie was zijn vader? Eigenlijk? Hij droomt ook over zijn vader. Ik herken dat. Mijn meest bijzondere droom had ik op de ochtend na de nacht waarin hij bijna vijftig jaar geleden in mijn en L.’s bijzijn overleed. Ik was om zes uur ‘s morgens bekaf naar bed gegaan. Ik zag als op een pasfoto het gezicht van mijn vader als jonge man en dat gezicht verouderde als in een versnelde film in stapjes in wie hij was toen hij overleed. Ik wens alle vaders nog een mooie vaderdag.
*Oh, volgende week pas – 😏