Bericht uit Karlsruhe: de zaak is geseponeerd. Ons verweer heeft dus gewerkt. Zie ook de berichten Bußgeld 1, Bußgeld 2 en Bußgeld 3 op respectievelijk 27 en 28 februari en 2 maart.
Tandarts
Het was niet druk in de wachtkamer van de tandarts. Het is een nogal spierwitte ruimte. Ik krijg het er altijd wat koud. Uit een van de behandelkamers kwam eerst een rollator en daarna een zeer broze, oude dame in een opvallende, gele jurk. En met een creatief knotje en een nogal erg aanwezige designer bril. De rollator was blauw. Ik kon me niet voorstellen dat deze mevrouw nog iets bij de tandarts te zoeken had. Ik vond dat een kwalijke gedachte. Maar, gedachtes zijn lastig terug te draaien. En zolang ik hem niet had uitgesproken, kon de dame zich ook niet beledigd voelen. De oude dame schuifelde naar de balie, terwijl een wat bozig kijkende oudere jongen, geheel in legergroen gestoken, ook in de wachtkamer, opstond en zich bij haar voegde. Ik schatte hem in als een zoon die voor de gelegenheid was opgetrommeld. Ma moest naar de tandarts en dus was hij vanochtend zeer tegen zijn zin zijn moeder gaan ophalen. Dadelijk zou hij haar weer norsig bij haar huis afzetten. Hij zou nog even blijven kijken hoe ze haar huis zou binnengaan, maar daarna zou hij ook weer gas geven, snel naar huis. Genoeg de goede zoon gespeeld. Of woonde hij nog bij haar in? Kookte zij nog elke dag voor hem en deed zij zijn was? Maar goed, nu moest er een nieuwe afspraak worden gemaakt. Ja, voor over een half jaar. Ik vond het wat ver weg, over een half jaar, voor zo’n oude dame. Leefde ze dan nog wel? Ik schrok er zelf van. Ik realiseerde me, ik had geen beste dag, wat gedachtes betreft.
Scurati
We gingen even naar Maastricht. Soms moet dat. Zeker zo lang dat nog kan. Want elke dag kan alles anders zijn. En als het even kan, gaan we naar de Boekenkelder. @boekenvoormensen. Ik wilde kijken of ik er boeken van Antonio Scurati kon vinden. Ik ken van Twitter, nu X, @Turiddu die van wortelswege zwaar Italiaans is angehaucht en hij is nogal weg van Antonio’s werk. Met name de drie romans die over Mussolini gaan en daar was ik naar op zoek. Ik had AI, aka KI, willen vragen daar een tekstje over te schrijven maar ik heb toch maar gewoon zelf even wat van internet gejat. In deel 1, M. De zoon van de eeuw, beschrijft Scurati met afschuw en fascinatie hoe de opportunistische Mussolini, hongerend naar macht en seks, zich van 1919 tot 1924 leugenachtig en instinctmatig van socialisme naar fascisme beweegt. In deel 2, M. De man van de voorzienigheid, beschrijft hij aanstekelijk en psychologisch treffend de periode van 1925 tot 1932, de eerste jaren van Mussolini als Duce: de jaren waarin de democratie verdween. En dan in deel 3, M. De laatste dagen van Europa, de periode van 1938 tot en met 1940: het hoogtepunt van het zelfbedrog van fascistisch Italië, dat buigt voor de rassenwetten en het bondgenootschap met nazi-Duitsland. Dat dus, en volgens mij sowieso lezenswaardig, al was het maar omdat het historisch zeer relevant is. Ook gezien de verhoudingen in Europa met de naderende verkiezingen en de in de polls stijgende prinsen en prinses die sneeuwwitje dreigen wakker te kussen. Maar, er waren geen Scurati’s. Waar ik tussen de op alfabet gesorteerde S-boeken wel op stuitte: Bestseller van Paul Sebes. Hij is volgens de achterflap ‘de succesvolste literair agent van Nederland’. Het verscheen in 2010. Het boek vertelt de aankomende schrijver hoe je een boek kunt schrijven en hoe je je als schrijver bij uitgevers kunt verkopen, lees: succesvol introduceren. Het is een puntgaaf exemplaar, nooit opengeslagen, met geen vouwtje belast, met geen spoor van gretig lezen gelukkig gemaakt. Maar, het is wél uitgegeven. Soms vraag ik me af wanneer je jezelf schrijver mag noemen. Als je schrijft of als je uitgegeven bent? Volgende keer weer op zoek naar Scurati.
Museum
Vandaag was de opening van het Holocaustmuseum in Amsterdam. Er waren protesten. Tegen de ellende die de staat Israël aanricht in Gaza en op de Westbank. In mijn denkraam heb ik altijd de staat Israël gescheiden van het Joodse volk. Het Israëlitisch staatsbestel, de rechtstatelijke entiteit als iets anders dan de Joodse mens. Een democratisch gekozen regering van welke samenstelling dan ook als iets anders dan de Joodse mensen, wereldwijd. Ik vind dat een lastige exercitie. Zeker in dit tijdsgewricht. Tegelijkertijd is juist het tijdsgewricht belangrijk. Juist vandaag ook. Het is zaak gebeurtenissen van toen, gepresenteerd in een museale, monumentale omgeving te gedenken in het perspectief van toen, vanuit een menselijk standpunt. Het onrecht van toen, het leed van toen, het mag niet vergeten worden. Het was en is leed van mensen van toen – en vaak ook van hun nazaten, onze medemensen – waar wij bij stil moeten staan. We moeten het blijven voelen. Het is tegelijkertijd ook een universeel leed dat mensen steeds weer blijven aanrichten, met name met religieuze, ideologische of staatkundige redenen, meestal vanuit een zucht naar macht. Dat gaat nooit over. Echt niet. En al helemaal niet in het Midden-Oosten. Hoe lastig ook, ik wil blijven proberen de staat Israël en de Joodse mens niet op één hoop te gooien.
Zelfhulp
O jee, er is goede zelfhulp en slechte zelfhulp, hoor ik net van een psycholoog op televee. De slechte is te denken dat je jezelf gelukkig kunt denken. En dat als je je dan vervolgens niet gelukkig voelt, dat dat dan aan jou ligt. Dan keert zelfhulp zich namelijk tegen jezelf. Dan blijf je je ongelukkig voelen. Het aardige is natuurlijk dat jij jouw zelfhulp uit de adviezen en boeken en podcasts van anderen haalt. Zelfhulp is dus op de eerste plaats iets wat anderen voor jou bedenken omdat jij vindt dat je jezelf niet kunt helpen. Die anderen zeggen in de kern dat jij jezelf moet zijn. Dat je vooral moet doen wat je wilt doen en niet wat je moet doen. Moet doen.
Gesprek
Er is weer perspectief. Ze hebben heel constructief met elkaar gesproken. Er zijn positieve ontwikkelingen. Ze zitten weer met vieren aan tafel. De sfeer is goed. De sfeer is beter dan die was. Er zijn ook heel verrassende ontwikkelingen. Het zat ontzettend fout, zeker, maar de kansen lijken te keren. Ze hebben elkaar weer gevonden. Het ijs waarop ze schaatsen is nog dun maar het lijkt nog te houden. De sfeer was ijzig, dat wel, maar lijkt nu toch wat te ontdooien. Het is tricky, de sfeer ontdooit maar het ijs moet nog wel wat aandikken. Het onderlinge wantrouwen lijkt nu eindelijk een vorm te vinden waarin ze elkaar minder uitsluiten maar meer samen een uitweg zien naar wat het volk wil gaan vinden. Er heerst nog geen euforie maar er is wel een voorzichtige hoop dat dat ze elkaar vinden in een oplossing van historische proporties. We kunnen rustig gaan slapen want het gaat de goede kant op al zullen we moeten afwachten of de goede kant de goede kant zal blijken.
Slavante
We zaten recht tegenover de ingang. Als de deur openging voelden we eerst een windvlaag en daarna kwam er een mens over de drempel. Of twee, of drie. Nu kwam er na de koude lucht eerst een klein hondje binnen. Aan een lijn, dat wel. Die werd vastgehouden door een oudere man. Allebei kregen ze een hartelijke ontvangst. Zo’n ontvangst die vaste klanten ten deel valt. Er staat een bakje water klaar, het is bekend dat een koffie verkeerd gewenst is en er is altijd een stoel over. Ergens. Want het was er weer eens kneiterdruk. Chique dames, oudere echtparen, ook wel chic, althans goed gekleed en redelijk maar soms ook zichtbaar wanhopig goed geconserveerd, wandelaars in fleece met rugzakjes, een grootvader met kleinzoon – opadag – en zoals overal in dit soort romantische etablissementen op romantische locaties een verliefd stelletje. Dat wil zeggen: zij wist het al dat ze verliefd was en hij nog niet, dacht ik. Maar, het zou er zeker van komen. Ik wist: als een meisje zo naar jou kijkt, dan heb je iets om over na te denken. En om er iets mee te doen. Ondertussen duurde het even voor we onze unnesop kregen opgediend. Maar we hadden de tijd. Of, we hadden dan wel trek maar wat kon ons het schelen. We waren weer eens op zo’n plek waar je vaker wilt zijn. En waar je noch op de omgeving noch op de mensen uitgekeken raakt. Toen we na de soep op de parkeerplaats kwamen, stapte de man met het hondje net in zijn auto. Ik stelde me voor dat hij morgen weer zou komen aanrijden voor zijn koffie verkeerd.
Licht
Kijk nog maar eens goed om, zei mijn vader. Mijn jongenshart weende. We fietsten over de lange oprijlaan van Sparrendaal naar de Helvoirtseweg, weg uit wat op dat moment al voelde als een vorig leven. We hadden afscheid genomen van docenten van mijn middelbare school die later Xaveriuscollege zou gaan heten. Het was juli 1961 en we zouden verhuizen. Het werd een bovenhuis in Maastricht, in een nieuwbouwwijk aan de westkant: Malpertuis. Met straatnamen op basis van het middeleeuwse verhaal over Reynaert de Vos. Ik miste mijn vrienden uit Vught maar Maastricht zou mijn stad worden. Mijn ouders raakten er al snel ingeburgerd en goed bevriend met de Augustijner priester die de parochie leidde en de opdracht had in deze nieuwe wijk een kerk te bouwen. Mijn vader werd al snel kerkmeester. Vandaag in de Limburger een artikel over de prachtige kerk die in 1965 werd ingewijd. Hij is inmiddels niet meer als kerk in gebruik, Opera Zuid is er nu bewoner. Hij is deze week een paar dagen open voor publiek. Morgen gaan we ons – na een jaar of vijftig onthouding – even laven aan het licht dat er van vier kanten binnenstroomt door de glas-in-loodramen van Albert Troost.
Zwijgen
Gisteren was Op1 gewijd aan het Holocaustmuseum. Er kwam uitvoerig ter sprake dat Joodse mensen die terugkwamen uit de kampen vooral zwegen. En dat hun ondergedoken en verstopte kinderen in veel gevallen met ontzettend veel onbeantwoorde en vaak ook niet gestelde vragen zijn opgegroeid. Over een van de grootste van staatswege georganiseerde systematische moordpartijen werd door de mensen die er aan ontsnapt waren niet gepraat. Het was te erg, ging de menselijke maat voorbij, ze schaamden zich voor de vernedering, voor hun overleven, wilden hun kinderen het verhaal niet aandoen. Allemaal begrijpelijke redenen maar ook dat diep weggeborgen trauma beschadigde hun kinderen. Soms ook erg. Ik heb geen Joods verleden maar ben wel opgegroeid met een beschadigde vader. Heel soms lichtte hij zelf tijdens gesprekken na het avondeten tipjes van de sluier op. Klap gekregen van een Duitse soldaat, in een kleine ruimte boven een kast tussen twee kamers verborgen gezeten terwijl Duitsers aan de voordeur stonden, hongerwinter doorgemaakt, zijn verloofde hongertochten zien maken. Dat soort dingen. Maar details hoorden we nooit. We vroegen er ook niet echt naar. Het was altijd terloops, dat we iets hoorden. Toen de vader van mijn moeder gecremeerd werd, bracht na afloop een van haar broers mij met enkele van zijn zoons terug naar mijn kamer in Nijmegen. Hij was na de landingen in juni 1944 de linies over getrokken, had zich als tolk aangesloten bij de geallieerden en trok met hen in zomer, herfst, winter en lente 1944/1945 op richting Duitsland en Duitsland in. Het verhaal in de familie is dat hij in de haven van Hamburg de Piet Hein, het door de Duitsers geconfisqueerde koninklijke jacht, ontdekte en dat hij er bij was toen Bergen-Belsen werd bevrijd. Er circuleerde in de familie een foto waarop Prins Bernard hem voor zijn verdiensten een medaille opspeldt. Op mijn kamer kwamen we over die fase uit zijn leven te spreken. Maar, voordat het echt interessant begon te worden, staken zijn zoons een stokje voor zijn spuien van voor mij nieuwe informatie. Pap moest maar eens ophouden met zijn verhalen over de oorlog. Die kenden ze nou wel. Dat kwam ook voor, dus.
Zin
Geen zin.