Vandaag was de opening van het Holocaustmuseum in Amsterdam. Er waren protesten. Tegen de ellende die de staat Israël aanricht in Gaza en op de Westbank. In mijn denkraam heb ik altijd de staat Israël gescheiden van het Joodse volk. Het Israëlitisch staatsbestel, de rechtstatelijke entiteit als iets anders dan de Joodse mens. Een democratisch gekozen regering van welke samenstelling dan ook als iets anders dan de Joodse mensen, wereldwijd. Ik vind dat een lastige exercitie. Zeker in dit tijdsgewricht. Tegelijkertijd is juist het tijdsgewricht belangrijk. Juist vandaag ook. Het is zaak gebeurtenissen van toen, gepresenteerd in een museale, monumentale omgeving te gedenken in het perspectief van toen, vanuit een menselijk standpunt. Het onrecht van toen, het leed van toen, het mag niet vergeten worden. Het was en is leed van mensen van toen – en vaak ook van hun nazaten, onze medemensen – waar wij bij stil moeten staan. We moeten het blijven voelen. Het is tegelijkertijd ook een universeel leed dat mensen steeds weer blijven aanrichten, met name met religieuze, ideologische of staatkundige redenen, meestal vanuit een zucht naar macht. Dat gaat nooit over. Echt niet. En al helemaal niet in het Midden-Oosten. Hoe lastig ook, ik wil blijven proberen de staat Israël en de Joodse mens niet op één hoop te gooien.