Ik verklaar mijzelf met enige regelmaat voor gek. En anders L. wel. Dat komt, ik kan maar niet wennen aan een lege agenda. Staat er voor een dag niets gepland dan heb ik de neiging zo’n dag uit te zitten. Dat wil zeggen: nauwelijks stappen op de teller, nauwelijks verbruik van calorieën, minimaal aantal uren opgestaan van de bank. Dat ik drie lastige sudoku’s oplos, tussen de middag een salade klaarmaak, de krant spel, de planten water geef, wat naar buiten sta te kijken, in een boek lees, een stukje fiets en ‘s avonds naar een voetbalwedstrijd op televee kijk, het telt allemaal niet. Dat is niet hetzelfde als iets doen. Toen we als gevolg van Corona aan huis gekluisterd werden, vond ik dat een verademing, want we moesten collectief onze agenda’s leeg vegen. Zeker in combinatie met de strak blauwe lucht zonder vliegsporen gaf dat een gevoel van vrijheid dat ik niet kende. Maar lang duurde dat niet. Binnen een week had ik een klus op het oog waar ik een flink aantal weken mee bezig zou zijn. En ik wist er voor daarna nog wel een paar. En gelukkig had ik buitenshuis een paar deadlines weten te scoren: wekelijkse stukjes schrijven. Het heilige moeten kwam alsnog lekker aan zijn trekken. Op dat moment was ik al dik tien jaar met pensioen en nu is dat opgelopen tot zo’n vijftien. En nog steeds moet de agenda, de dag, de week gevuld zijn. Nog steeds kan ik me niet voorstellen hoe het is weken of maanden lang ‘s morgens niet te weten hoe de dagen zullen verlopen. Ik ga het ook niet uitproberen. Ik ben bang dat ik dan langzaam in apathische luiheid wegzak. Dan ben ik toch maar liever een onverbeterlijke calvinist. En verklaar ik mijzelf liever nog een tijdje voor gek. Sterker nog: Kan me niet lang genoeg duren.