Honger

We waren vroeg op vanmorgen. Voor ons doen dan. Want kwart over zeven is niet écht vroeg, natuurlijk. Ik ken ouders die er dan met grote regelmaat al een uur leven vol reuring op hebben zitten. Zoals de ouders die we vandaag even gingen vervangen omdat ze ook nog andere dingen te doen hebben dan voor hun kinderen zorgen. Die kinderen hebben nog vakantie, vandaar, en alleen laten is op hun leeftijd geen optie. We waren om acht uur op het adres waar onze inzet zo vurig gewenst was. Mama was al naar haar werk, papa moest nog vertrekken. Het moet gezegd, voor deze drie kinderen zorgen is eenn opdracht. Het zijn drie nogal uitgesproken karakters en ze zijn nogal competitief. Wat de een kan, kan de ander beter, wat de een heeft, heeft de ander meer. Dat dus. Er is veel regie noodzakelijk. Om kwart voor tien vertrokken de oudste van acht en ik naar het Oorlogsmuseum in Overloon. Hij wilde eigenlijk met de fiets maar er dreigde regen en ik had geen zin in een nat pak. In de loop der jaren is het Oorlogsmuseum een knap museum geworden. Als ik er ben, denk ik tegenwoordig dat ik er vaker naartoe zou moeten gaan. Alleen en niet met een kleinkind dat vooral bezig is met het oplossen van een prijsvraag. Ik ben vooral onder de indruk van de sectie Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog met een grote diversiteit aan bijzondere objecten en persoonlijke verhalen. Verder staat er een grote en diverse collectie oud oorlogsijzer, al dan niet mobiel, veel te veel van het goede. Daar zie je door de bomen het bos niet. Evenmin bij de enorme vitrines met patronen, granaten en ander explosiefs of bij de ellenlange planken met allerlei communicatieapparatuur. De jongeman was zo nu en dan bereid even te luisteren naar opa-vertelt. Toen we rond elf uur aan een fanta en een koffie zaten, vielen de eerste druppels. We haalden nog net het poortgebouw voordat het onweer met een enorme stortbui de weg naar de auto op het parkeerterrein afsloot. Terwijl we daar stonden, vroeg hij: Houd jij eigelijk van oorlog? Ik niet, zei ik. En jij? Nee, ik ook niet. Ik keurde het goed, in stilte. Wij helpen nu Oekraïne, hè, vroeg hij. Maar wie hielpen Duitsland in de Tweede Wereldoorlog? Italië en Japan, zei ik. En Rusland, vroeg hij. Ik: Nee, Rusland niet. En hij: Dus Rusland hielp ons toen? Ja, zei ik. En hij: Maar dat vecht nu met Oekraïne. Tja, dacht ik. En dat hij op de een of andere manier ondanks de aandacht voor de prijsvraag toch nog oorloggerelateerde stof tot nadenken had opgedaan. Het hield even op met regenen. Kom zei hij, naar de auto. Ik heb honger.