Stammen

De Olympische Spelen eisen toch meer mijn aandacht op dan ik had gedacht en gewild. Maar, langzaam word ik meegesleept in de niet aflatende stroom van uitzendingen op de televee. Zeer dwingend word ik gaandeweg aangesproken op mijn Nederlander zijn. Ik moet en zal, kost wat kost, verslaafd raken aan de successen en teleurstellingen van onze sporters. Ik moet meeleven. Team NL zal het ritme van mijn dagen bepalen. Er is geen ontkomen aan. Ik moet dronken zijn van oranje, van rood, wit en blauw. Het Wilhelmus zal voortdurend meezingen in de tinnitis in mijn beide oren. Ik zal dwangmatig om het half uur de medaillespiegel raadplegen. Nou, nee dus. Geloof me, ik gun al onze atleten het hoogtepunt in hun leven, hun blijdschap over deelname, hun Olympische verbroedering met hun tegenstrevers, hun op talent gebouwde perspectief op een grootse toekomst maar ik kan en wil ook niet enthousiast worden over de gevoelens die ik denk dat mij in de hitte van het moment worden opgedrongen. Ik houd niet van de stammenstrijd, van het tribalisme dat van de velden en de tribunes uit de schermen spat. Van de collectieve hysterie langs de lijnen van nationale grenzen. Vooral de Fransen slagen er in met hun sowieso niet te evenaren chauvinisme in de overdrive elk ander land, elke andere supporter hun hakken te laten zien. Maar die willen niet achterblijven. Uitzinnigheid alom. Daarmee wordt sportbeleving ook meteen karikaturaal.