Boon

Zo, ik ga mij de komende maanden weer eens goed verdiepen in Boontje, Louis Paul Boon dus. Deze Vlaamse schrijver kwam op mijn pad, ergens in de tweede helft van de jaren zestig, vorige eeuw. Ik las zijn roman De Voorstad Groeit en ik was verkocht. Het boek opende mijn ogen voor sociaal onrecht. Ik was een wat traag ontwakende, aankomende adolescent. Ik werd met zeventien jaar, bijna achttien, op de teller, gymnasium achter de rug, geacht klaar te zijn voor de grote wereld. Was ik niet. Toch, op mijn tweeëntwintigste stond ik voor de klas als leraar Nederlands, twee en drie HAVO. Oeps! Giebelende meisjes, héél veel. Op vrijdag en op zaterdag. Niet echt een idee van hoe daar mee om te gaan. In de klas jongere zusjes van mijn vriendin, Lastig. Het was niet anders, buiten mij gingen de ontwikkelingen sneller dan van binnen, tussen mijn oren.. Maar dat terzijde. Boon had mij hevig te grazen genomen met zijn romans over het rauwe leven van systematisch vergeten en verwaarloosde mensen, sappelend, met veel luctor* en weinig emergo*. Ik was er van de weeromstuit een overtuigd sociaaldemocraat van geworden. Communist, nee, dat ging wel erg ver. Dat Boon hard binnenkwam, dat was ook omdat hij een Vlaming was. Er was in de slipstream van een vakantieverliefdheid een voorzichtige liefde voor Vlaanderen ontwaakt. En voor de strijd die daar geleverd werd voor een positie, gelijkwaardig aan de Waalse. Ik ben in die tijd niet dieper in Boons werelden en verhalen gedoken – ik las ze, ik nam er kennis van en dat was het – omdat ik afstudeerde in taalkunde, niet in letterkunde. Maar Boon heeft wel mee de toon gezet voor wie ik ben en voor hoe ik naar de wereld kijk. Maar eens kijken of hij nu nog steeds iets in mij wakker maakt.

*Luctor et emergo: Ik worstel en kom boven, wapenspreuk van de provincie Zeeland. Refereert aan de strijd tegen de zee.