Drakentoren

Vandaag ging het beursgebouw (Børsbygningen) in Kopenhagen voor een groot deel in vlammen op. Ik lees op internet dat de gevel van het gebouw in Nederlanse renaissancestijl is opgetrokken. En dat er Antwerpse bouwmeesters bij de bouw betrokken waren. Al in het begin van de zeventiende eeuw kreeg de globalisering een flinke zwengel. Maar goed, het zijn tragische gebeurtenissen, dat iconische en monumentale gebouwen in de hens gaan. Er is met ziel en zaligheid aan gewerkt en ze zijn vaak onbewust bedoeld voor de eeuwigheid. Als ode aan wat dan ook. God, geld, macht, pracht, praal, het leven, de techniek. Maar, er is in het leven van mensen niets voor de eeuwigheid. Alles en iedereen ligt voortdurend onder vuur van de samenloop van omstandigheden. Er is namelijk een grens aan het organiseren van de toekomst. Waar die grens ligt; niet bekend. We weten uur noch plaats. Op het beursgebouw in Kopenhagen stond een drakentoren, opgebouwd uit vier verstrengelde drakenstaarten, een spits geval dat scherp ten hemel rees. Een spies. Als de hoorn van een eenhoorn. Geluksdier. De torenspits moest onheil afwenden. Dat is dus niet gelukt. De Standaard schrijft: Volgens een legende bewaakten ze (de drakenstaarten, red.) het gebouw tegen vijandelijke aanvallen en branden. Al verschillende malen bleef het beursgebouw gespaard van hevige branden in naburige gebouwen, tot dinsdag het noodlot toch toesloeg. Dat noodlot liet 400 jaar op zich wachten. En dat is best lang.

Rode wouw

Gisteren zag ik op X – voorheen Twitter – een screenshot van het Midden-Oosten met een grote vliegtuigvrije plak. Er was ruim baan gemaakt voor drones, kruisraketten en ballistische projectielen. Daar blijf je als volgepakte luchtbus graag ver uit de buurt. Toen ik het plaatje zag, realiseerde ik me dat ik al heel lang niet meer op Flightradar had gekeken. Dat was ooit wel anders. We woonden in Meerssen en de zuidelijke kop van de startbaan van Maastricht Aachen Airport lag hemelsbreed (erg!) ongeveer driehonderd meter naar het noordnoordwesten. Als ik op de werkkamer uit het raam keek vlogen de 747’ns op 100 meter hoogte op 200 meter langs het huis. Als de kleinkinderen er waren, moest vanuit de tuin op elk vliegtuig een blik geworpen worden. Ik wil daar niet nostalgisch bij stilstaan want al die starts en landingen vervuilden de omgeving dramatisch. Ik houd het kort: neerslag van roet. En specialisten zeggen dat de (ultra)fijnstof uit de motoren tot ernstige gezondheidsproblemen kan leiden. Wat mij betreft sluit MAA morgen maar waar al dat geïmponeerd kijken naar die gigantische machines wel toe leidde was dat het me leerde naar het uitspansel te kijken. Mijn mooiste ervaringen. Ik zag tientallen buizerds. Belangrijker nog: een zeearend. Het mooist: een rode wouw. En Flightradar was er voor het identificeren van de tientallen vliegtuigen die er overkwamen. Hoog (12.000 meter) en laag (100 meter).

Pianospelen

Soms denk ik: Kon ik maar pianospelen. Niet zomaar pianospelen maar écht pianospelen. Om harten te raken, zielen te masseren, de lust van de stilte te doen vergeten. Vanavond gebeurde het in Podium Klassiek toen Bach even voorbij kwam. Een jonge pianist toverde uit de toetsen een door mij zelden gehoorde bezonken lichtheid. Dat soort pianospelen. Toen ik een jaar of acht was tilden potige verhuizers een oude piano het huis in. Die kwam uit het huis van mijn oma en opa. Zij moesten hem kwijt en mijn moeder wilde hem wel in huis nemen. Met die piano was ze weer een beetje dichter bij haar moeder. Zij hoorde uit die zwarte kast in gedachten de muziek uit haar jeugd. Zonder dat de toetsen bewogen hoorde zij An der schönen blauen Donau voorbijkomen. Als mijn oma kwam logeren en achter de piano ging zitten en vrolijk vlotte deuntjes speelde was haar geluk voelbaar. Maar, nu die piano er toch stond, zouden wij, haar kinderen, ook piano leren spelen. Het toeval wilde dat schuin tegenover ons een pianist, tevens pianoleraar woonde. De heer R. was een flamboyante verschijning met een kop als Beethoven. Het verhaal ging – de Tweede Wereldoorlog was een jaar of tien voorbij en er werd nog steeds niet echt over gepraat – dat de Duitsers zijn pinken gebroken hadden. En dus was hij nu geen gevierde concertpianist maar een van een prachtige toekomst op de wereldpodia beroofde pianoleraar. Elke woensdag ging ik naar meneer R.. Met lood in de schoenen. De eerste serie lessen was gevuld met een stortvloed aan muziektheoretische kennis. In de volksmond heet dat solfège. Ongetwijfeld was dat nuttige kennis – ik doe er nog steeds mijn voordeel mee – maar die bracht mij niet dichter bij het bespelen van de piano. Want, de klep mocht niet open voordat we met échte vingeroefeningen thuis zouden komen. Zomaar wat pingelen op de piano, dat verdroegen de oren van mijn moeder niet. Lang verhaal kort: Ik heb nooit zó piano leren spelen dat ik mijn moeder de weelde van het gelukzalig luisteren heb kunnen verschaffen. Het bleef bij gestuntel, vooral ook omdat ik er maar niet toe kom komen te accepteren dat enkel oefening kunst baart.

Gedachten


Lekker weer. Buiten daagt uit. De fiets roept. Terrasjes lonken. De terrasjes winnen, vandaag. Het is er druk. Op het plein is weer gewerkt aan de grote, ronde fontein. Er zijn zichtbare vorderingen, na weken en weken, eindelijk. We hopen dat het werk in de loop van de volgende week klaar is. Het plein ligt er al te lang tot diep in de ziel gekwetst bij. Uit een van de straten komen ze aanrijden. Een vader, een moeder, een zoon op drie identieke electrische fietsen. Cubes. Cultfiets. Ik weet het, het is een gokje. Misschien heb ik het mis. Misschien is de man weduwnaar, de vrouw een serieuze nieuwe relatie uit de database van een datingsite en de jongeman haar zoon die mee is om ook een idee te krijgen van de kans dat het wat wordt tussen die twee. Dezelfde fietsen: die zijn gehuurd in het vakantiepark. Hun armen zijn rood verbrand. Niet verontrustend rood, maar toch vertellen ze dat ze vandaag al best een flink stukje gefietst hebben. Windje rond het lijf, zonnetje op de bol. En nu is het vijf uur dus dan een wijntje, biertje, limonade, ijsje en daarna weer op de fiets. Een tafeltje verder kust een vrouw haar man, haar vriend, haar liefde van haar leven. Je weet het niet, hè. Dat hoeft ook niet natuurlijk, maar het zou meer rust geven als we precies zouden weten wat al die mensen van elkaar zijn. Wat ze met elkaar hebben, hoe onder de oppervlakte van wat we zien hun leven zijn weg gaat. Als je naar zo’n terras kijkt: Wie houden echt van elkaar en wie doen maar alsof? Wie is er ziek en weet dat nog niet, wie weet dat wel? Wie moet straks nog gaan werken en wat voor werk is dat dan? Wie is tegen het einde van deze dag diep gelukkig en voor wie mag het nu al morgen zijn? Wie komt uit Venray en wie is hier toeristisch aan komen waaien. Wie stemt er hier rechts en wie links? Wie kent hier iemand die ik ook ken? Hoever ben ik van deze mensen op dit terras verwijderd? Hoe dichtbij mij zijn ze? Dat soort gedachten dus.

Rechts

We kijken naar Op1. Een editie WNL. Veel ruimte voor De Week Van Thomas. Thomas heeft een grondhouding die dichtbij Politics is Fun ligt. Thomas houdt ook van achtbanen. Rechts aan de tafel van WNL lacht veel, vanavond. Ik gun het rechts. We leven in een samenleving waarin ruimte moet zijn om te lachen, ook op rechts. Waar ik me zorgen over maak, en niet zozeer als linkse oudere jongere, is dat rechts er op dit moment niet in slaagt de burgers samenlevingbreed mee te laten lachen. En volgens mij gaat het daar toch om. Dat je er als formerende partijen in slaagt bij alle burgers in dit land de lach los te weken, desnoods een lach met kiespijn.

Voorzet

We bezuinigen op de publieke omroep

We beperken de migratie

We voorkomen een nieuwe toeslagenaffaire

We doen iets aan de jeugdzorg

We bevorderen bestaanszekerheid 

We bestrijden de woningnood

We brengen de lengte van wachtlijsten terug

We zorgen voor meer veiligheid

We herstellen vertrouwen in het landsbestuur

We onderzoeken alle mogelijke oplossingen

Glimlach

Het was de kop boven een artikel in een bijlage van de krant: Ik wil mensen met een glimlach laten nadenken. Mensen met een glimlach, dacht ik. Waarom mensen met een glimlach? Mensen zonder glimlach denken al na? Nu die met een glimlach nog? Mag je dan niet glimlachen zonder na te denken? Ik bedoel: gedachtenloos glimlachen, dat moet afgelopen zijn? Ik vond het een rare kop. Ik vermoedde een stagiair aan het bureau van de koppenbaas of de eindredacteur. Of waarschijnlijker: er had iemand niet op zitten letten of het was lastig geweest de puzzel van een passende kop in de beschikbare ruimte te leggen. Radeloosheid en een één, twee, drie in godsnaam lagen aan de basis van de kop: Ik wil mensen met een glimlach laten nadenken. Ik voelde een glimlach over mijn gezicht glijden en dacht na. Mijn conclusie: Laat ik het artikel maar eens lezen. Je kunt namelijk ook te veel speculeren naar aanleiding van wonderlijke wartaal. In het artikel las ik: (citaat) Ik wil de mensen met een glimlach op het gezicht laten nadenken over mijn in humor verpakte boodschapjes. Conclusie: De geinterviewde haarzelve was begonnen met het zaaien van verwarring. Humor? Ik glimlachte nog maar eens.

Boon

Vandaag komt El thuis met een verlaat midi-paasei dat ze kreeg voor IDO-vrijwilligerswerk. Het is melkchocolade dus gaat het naar een van de kinderen. Vanavond na de repetitie zei J., de dirigent van het koor waarin ik zing, dat hij zich volhardend een weg door De Kapellekensbaan van Louis Paul Boon aan het banen is. Twee keer Boon. Want het paasei is van Boon & Blad. Maar nu even over die LP Boon, de beste schrijver die de Nobelprijs voor literatuur nooit kreeg. Ik wil hier even kwijt dat Boon veel invloed heeft gehad op mijn kijk op de wereld en op hoe mensen daar hun weg in vinden, of niet. Ik studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde en ik las veel. Ik zal hier niet ingaan op hoe een studentenkamer in de jaren zestig van de vorige eeuw je bijna geen andere keuze liet dan lezen. Ook omdat de ware oorzaak van mijn zucht naar letters vooral gelegen was in de werelden die schrijvers voor mij ontsloten. De wereld die Boon mij gaf en de manier waarop hij dat deed nam mij zeer voor haar en haar bewoners in. Vooral door de intensiteit van zijn eigen beleving ervan. Boon begreep het onophoudelijke sappelen, de onmacht, het menselijk tekort, de sociale achterstand, het altijd op achterstand staan, het onrecht in maatschappelijke verhoudingen en hoe die in stand bleven, c.q. worden gehouden zo ontzettend goed. Maar, ik zou niet De Kapellekensbaan kiezen voor een eerste kennismaking met Boon. Ik zou kiezen voor De Voorstad Groeit, Vergeten Straat en Menuet.

Boos

Bijna altijd kijkt ze boos

Er schuilt in haar 

een stille geest

die slecht vertellen kan

of misschien wel niet

over een nog altijd 

niet verwerkt en misschien

wel niet gekend verdriet

waarmee ze werd geboren

en dat wellicht al eeuwen

eeuwen oud is

Dat in haar is gekropen

toen op een onbewaakt moment

haar nog nooit geboren onbewuste

daarvoor wijd openstond

Of uit een eerder leven komt

en heeft besloten te

blijven waar het was

omdat dat beter was

dan verweesd

verdwaald op zoek te gaan

naar een ander lijf

waar het ook goed toeven is

Maar wat of hoe dan ook

zij zit er wel mooi mee


Herinneringen

Een jaar lang schreef ik wekelijkse columns voor Meer Vandaag, de lokale omroep van de gemeente Meerssen. Op 7 april 2021, drie jaar geleden, schreef ik onderstaande column.

Toch maar niet voor de kleintjes zorgen, deze week. V. van vijf heeft ’s morgens last van zijn keel, zegt hij. Daarbij komt: de dag van mijn eerste prik nadert. En dat werkt bepaald niet bevrijdend, eerder voel ik het tegenovergestelde. Het komt er nu op aan in het zicht van de finish niet alsnog te trappen in de val van La Corona. Nog even op eieren lopen, dus. Meer dan ooit is mijn normale leven – en dan vooral zijn bijzondere momenten – buiten mijn bereik. Ik beleef die momenten nu vooral via radio en televee. Er doken daar voortdurend fragmenten uit Bachs Mattheus Passion op. Ik moest steeds denken aan al de keren dat we op Palmzondag heen en weer reden naar Amsterdam om in het Concertgebouw op ongemakkelijke stoeltjes van hoogtepunt naar hoogtepunt te zitten. De magie van de stilte die aan de eerste tonen voorafgaat en van die volgt op het laatste distopische akkoord is niet in woorden te vatten. Het begon inmiddels ook pijn te doen dat ik voor het tweede opeenvolgende jaar niet met het Basilicakoor zou zingen in de basiliek. Geen Halleluja uit de Messiah van Händel. Zo magisch als de stilte kan voelen, even magisch is het om met een koor in die intense stilte in te breken. Dan opent zich ook altijd de schil naar mijn jeugd toen ik zong in een jongenskoor, toen het dagelijkse leven zich veel meer dan nu ontrolde op het ritme van de seizoenen en de kalender van de kerk om de hoek.

Maar wat herinneren we ons eigenlijk? En wat willen we zeker weten? Wat is in de permanent draaiende gehaktmolen van gevoel en verstand, van praten, zwijgen, luisteren en lezen, van intense en terloopse waarneming nog waar? Wanneer is wat je over het verleden vertelt een leugentje om bestwil? Wanneer liegen een verkeerd herinnerd feitje? Of gewoon een foutje dat iedereen wel eens maakt? Wanneer is al dan niet opzettelijk zwijgen over de waarheid geen actieve herinnering hebben? Wanneer is iets beloven en niet doen domweg vergeten helaas? En wanneer is dat jokken over de toekomst? En wanneer een investering in je eigenbelang? Moet je – net als premier Rutte – geschiedenis hebben gestudeerd om de antwoorden op deze vragen te weten? Of ken je die – net als premier Rutte – door altijd net niet teveel schade en altijd net niet teveel schande wijs te zijn geworden? Dat je hoe dan ook hebt geleerd dat je er ondanks of misschien juist wel dankzij alle vraagtekens van uit kunt blijven gaan dat de goedgelovigheid van de mensen maakbaar is? Dat je ervan overtuigd bent geraakt dat regeren nu eenmaal niets meer is dan vooruitzien? En dat je daarvoor dus helemaal geen herinnering, laat staan een geheugen nodig hebt?