Het was de kop boven een artikel in een bijlage van de krant: Ik wil mensen met een glimlach laten nadenken. Mensen met een glimlach, dacht ik. Waarom mensen met een glimlach? Mensen zonder glimlach denken al na? Nu die met een glimlach nog? Mag je dan niet glimlachen zonder na te denken? Ik bedoel: gedachtenloos glimlachen, dat moet afgelopen zijn? Ik vond het een rare kop. Ik vermoedde een stagiair aan het bureau van de koppenbaas of de eindredacteur. Of waarschijnlijker: er had iemand niet op zitten letten of het was lastig geweest de puzzel van een passende kop in de beschikbare ruimte te leggen. Radeloosheid en een één, twee, drie in godsnaam lagen aan de basis van de kop: Ik wil mensen met een glimlach laten nadenken. Ik voelde een glimlach over mijn gezicht glijden en dacht na. Mijn conclusie: Laat ik het artikel maar eens lezen. Je kunt namelijk ook te veel speculeren naar aanleiding van wonderlijke wartaal. In het artikel las ik: (citaat) Ik wil de mensen met een glimlach op het gezicht laten nadenken over mijn in humor verpakte boodschapjes. Conclusie: De geinterviewde haarzelve was begonnen met het zaaien van verwarring. Humor? Ik glimlachte nog maar eens.