Zakkammetje is een column, voorgelezen in de rubriek Even Stilstaan op zondag 7 juli 2024 even na negen uur op Omroep Venray Radio.
Het was een mooie dag in het voorjaar. De zon is dan eigenlijk nog een zonnetje en de warmte is er nog een waarin je je gekoesterd voelt. Niet geroosterd. De struiken en bomen stonden al flink in het blad. De natuur was al lekker geëxplodeerd. We waren onderweg naar een eilandje in de Geul waar je normaal gesproken niet kunt komen. We verheugden ons zeer. Er zijn namelijk in Zuid-Limburg veel te veel plekken waar iedereen komt en dan ook nog het liefst met z’n allen tegelijk. Dus dit was een buitenkansje. We moesten er voor over privéterrein.
De uitnodiging voor de wandeling kwam van het Waterschap. We waren onze tocht begonnen op de Markt in Meerssen, aan de voet van de basiliek. We liepen over de Gansbaan het dorp uit om over het smalle paadje langs het spoor richting Houthem te lopen. Het tempo werd bepaald door een medewerker van het Waterschap. We stonden daarom ook vaak stil. Opeens zagen we in de kruidige akkerranden plantjes die we nooit gezien hadden. En we hoorden en zagen op de akkers en in de bosschages vógels die we nooit gezien of gehoord hadden.
We gingen het spoor over en sloegen scherp rechtsaf. We kwamen in een parkachtige tuin met midden daarin een statige villa, gebouwd ruim vóór de Tweede Wereldoorlog. Achter de villa tegen de bosrand was een hek met een poort die toegang gaf tot het gebied waar zelden iemand kwam. Toch, er was een pad, maar dan wel met aan weerszijden struikgewas dat weinig moeite had gedaan het vrij te laten van overhangende takken. Zo nu en dan moesten we bukken of schielijk een stap opzij doen. Desondanks was het mogelijk zonder al te grote schade aan huid en haar te komen waar wij naartoe gingen: de plek langs de Geul waar de bever sinds enige tijd zijn ding deed. Dat is het bouwen van dammen en het daartoe zodanig beknagen van bomen dat ze omvallen. Ligt een boom, dan begint de bever aan de volgende. En dat gaat zo even door. Verder sleept hij rond de gevallen bomen in het water takken aan. En daar slibt dan weer van alles en nog wat tussen vast. De bever houdt graag de waterstand in beken en riviertjes hoog opdat hij de ingang tot zijn hol in de oever onder de waterspiegel kan houden. Ook in periodes van droogte.
Gedurende de voettocht langs het spoor en over het bospad naar het eilandje had ik achter een wat tengere man gelopen. Nou ja, niet echt de héle tijd maar toch lang genoeg om me van alles te gaan afvragen. En mijn fantasie losjes aan de lijn mee te laten lopen. Hij was een jaar of vijfenzestig, droeg boven halfhoge cowboylaarsjes een beige skinny jeans met op elke bil een achterzak en daarboven een strak lichtbruin leren jasje dat tot zijn middel reikte. Noem het stoer. In de linker achterzak zat zijn portemonnee. Boven de rand van de rechter stak met enkele tanden een zakkammetje uit. Ik stelde me voor dat de man onbekommerd ijdel was. Dat het een man was die zonder goed zittend haar niet prettig door het leven ging. Een man voor wie dit bospad met de licht op de wind bewegende, overhangende takken niet de ideale omgeving was. Hij was gekleed om uit te gaan in Maastricht waar chic nog echt chic is. Lekker in het weekend de kroegen aan de Koestraat en het Onze Lievevrouweplein af en flirten met de dames. Zoiets. Of nog even naar die kroeg aan de Brusselsestraat waar ooit Det uit Venray in de bediening werkte.
Ondertussen was de man van het waterschap druk met het duiden van de ons omringende natuur, het landschap dat zo typisch is voor het Geuldal en dan met name de lagere delen, rond de grillige waterloop. Kijk, daar staat harig wilgenroosje en reuzenbalsemien en daar heb je waterpeper en daar het bos-vergeet-me-nietje. En dat, dat zijn Elzen en daar in die populieren, daar zit maretak.
Mij liet het kammetje niet los, het intrigeerde mateloos. Het was voor mij vooral een signaal uit de vroege jaren zestig. Dat kammetje was symbool voor alles waar ik in de late jaren vijftig nog helemaal niet aan toe was. Voor vetkuiven, suikerspinnen, paardenstaarten en petticoats. Op de middelbare school in de buitengebieden van Vught die ik toen bezocht heerste vooral de onschuld van de eerste en tweedeklasser. Mijn leven als puber begon pas toen we in Maastricht gingen wonen. Daar kwamen de vijfde- en zesdeklassers uit de dorpen op hun Kreidlers en Zündaps en die uit het villapark op hun Puchs naar school.
Die jongens op die Kreidlers en Zündaps hadden ook van die kammetjes. En ze hadden haar dat ze met die kammetjes in het gareel hielden. Met bijna rituele, ceremoniële bewegingen. Nu zouden we dat cool noemen. Eerst plaatsten ze de voeten stevig op de grond, iets uit elkaar. Om vervolgens met het kammetje in de rechterhand, het hoofd iets naar links neigend, eerst een slag door het haar aan de rechterkant van het hoofd te maken, van voor naar achteren, de linkerhand daar vlak achteraan om daarna dezelfde bewegingen nog eens over links te maken. En dat dan een keer of drie herhalen. Het resultaat moest in de buurt komen van de coupe met de kuif van Elvis. En daarbij hielp Brylcreem een handje.
Toen we dan eindelijk bij de dam in de Geul stonden, bij de door de bevers omgeknaagde bomen, de spits toelopende resten van de stammen in de oevers, terwijl de medewerker van het Waterschap zijn bezielde verhaal deed, gebeurde dan eindelijk waar ik stiekem op gehoopt had. De rechterhand van de man ging naar het kammetje in de kontzak. En ik zag hoe zijn hoofd al wat naar links begon te hellen en zijn linkerarm al wat naar boven bewoog. Ook als je naar het werk van bevers gaat kijken kun je denken: Als mijn haar maar goed zit.
Even Stilstaan – 7 juli 2024 – Paul Jansen