Zondag 16 september jl. las ik onderstaande column voor op Radio Venray in de rubriek Even Stilstaan
1995
Het
zou een bijzondere zomer worden, de zomer van 1995. Voor het eerst sinds 1977
zouden L. en ik zonder onze jongens op vakantie gaan. We konden er niet mee
zitten. We zijn niet zo van het lege nestsyndroom, denk ik. We verheugden ons
op de vrijheid die we zouden hebben. Natuurlijk zouden we ze missen, die kerels
van ons, maar toch. We brachten ze naar Schiphol, op maandag 26 juni. Volgens
het internet was het een zomerse, half bewolkte dag met een gemiddelde
temperatuur van 19.5 graden. Historisch-Archief.nl meldt bovendien voor die dag
een aanslag op de Egyptische president Moebarak in de Ethiopische hoofdstad
Addis Abeba. Het is onrustig in de wereld, ook in Europa, maar dat drong toen
niet écht tot ons door. We waren druk met afscheid nemen. Rond 26 juni is de
elfde juli van dat jaar nog best ver weg.
De
dag ervoor, op zondag 25 juni, hadden we een afscheidsfeestje. Niet alleen voor
die twee jongens, maar ook voor J.. Zij had een jaar bij ons in huis gewoond.
Zij is het meisje – en nu de moeder van twee zoons – dat we sinds toen onze
Australische dochter noemen. Háár zouden we een week later naar Lunteren op de
Veluwe brengen. Daar kwamen alle jongeren die via een uitwisselingsprogramma
van AFS een jaar in Nederland waren geweest samen, voordat ze weer zouden
uitvliegen over de wereld, naar huis. Het was een lastig afscheid, maar we
wisten toen ook nog niet dat we haar gelukkig in 1998 alweer terug zouden zien,
bij haar thuis, in Brisbane. Op de terugweg uit Lunteren lazen we midden op de
hei onder een stralend blauwe lucht aan een picknicktafel de brief die J. ons
na de laatste knuffel nog als terloops had gegeven.
Het
afscheid van onze jongens was een stuk gemakkelijker, dachten we, een week
eerder dus. We zouden ze – overigens ook enkel bij leven en welzijn, het leven
kan immers onberekenbaar en wreed zijn – 8 augustus alweer terugzien. Ze zouden
naar Israël vliegen om daar te gaan werken. Vakantiewerk. In het horecabedrijf
van familie aan het Meer van Tiberias. Ze hadden er zin in. Het zou hard werken
worden maar ook veel zwemmen, waterskiën, snorkelen. Plus al het andere wat
oudere tieners leuk vinden, juist omdat ze al wat oudere tieners zijn.
Israël,
dat kon wel, in 1995. Er heerste daar toen optimisme. De Joodse staat en de
Palestijnen zochten steeds meer toenadering tot elkaar, er lag al een akkoord,
Oslo 1, en Oslo 2 zou begin september ondertekend worden. Maar toch, op Schiphol
stond de marechaussee op scherp. Letterlijk. Pantservoertuig voor de
vertrekhal. Karabijnen in de aanslag. De passagiers voor vluchten naar Israël
werden bovendien door Israëlische veiligheidsmensen aan een kort kruisverhoor
onderworpen. Wat gingen ze doen? Naar wie gingen ze toe? Wat namen ze mee? Het
speelde zich allemaal af voor een ondoorzichtige glazen wand over de volle
breedte van de hal. We zagen het gebeuren: onze jongens in de schijnwerpers van
de Mossad. We waren ervan overtuigd dat achter de glazen wand bikkelharde
jongens en meisjes met mitrailleurs stonden. Die konden gaan schieten als
ergens in deze speciale, afgelegen vertrekhal iemand op het idee zou komen hun
waakzaamheid te testen. Een telefoontje naar de familie in Israël moest de
ondervragers zekerheid geven over de goede bedoelingen van onze jongens.
Terwijl ze door een deur in de glazen wand verdwenen, zwaaiden we nog even naar
elkaar. Het afscheid viel zo toch nog iets zwaarder dan we gedacht hadden. Een
onbekommerd vertrek van je kroost voelt toch prettiger dan zo’n vertrek in een
bijna militaire omgeving.
Lieve
L. en ik praten nooit veel als we samen in de auto zitten maar nu was het toch nog
net iets stiller. Zo kwam de wereld van de grote conflicten toch wel erg
dichtbij. Zo deed een vooraf als vrolijk gedacht afscheid toch nog een beetje
pijn. Met dit afscheid kroop het grote woelen van de wereld onder onze
huid en ongemerkt ook onze zomer van herwonnen vrijheid binnen.
Op zaterdag
8 juli vertrokken L. en ik voor twee weken naar Italië. We hadden het afscheid
nemen achter de rug. De vrijheid lonkte. Wat ons wel bezig hield was wat er
zich afspeelde in Bosnië. Onderweg kregen we – waarschijnlijk vooral via de
autoradio – mee dat de situatie in Srebrenica steeds nijpender werd voor de
Bosniërs die daar onder bescherming van Nederlandse militairen waren
samengestroomd en dat deze enclave steeds meer bedreigd raakte door de
Serviërs. Om de een of andere reden, waarschijnlijk was het de omvang van de
ramp die in de lucht hing als gevolg van de enorme wederzijdse haat tussen
Serviërs en Bosniërs, werd het steeds belangrijker de ontwikkelingen daar op de
voet te volgen. Ik kan me nu niet goed meer voorstellen hoe we daarin slaagden
zonder slimme mobiele telefoon. We begonnen min of meer obsessief op het nieuws
te jagen. Op dinsdag 11 juli viel de enclave en in de dagen erna werd steeds
duidelijker dat de Serviërs er ongenadig aan het moorden waren geslagen.
Ondertussen
waren wij in Lucca, Pisa, Florence, zwommen we in zee, bezochten we kerken en
musea, zaten we op terrasjes, dronken we onze wijntjes. Maar, ik denk dat ik
nooit intenser gevoeld heb hoe het leven van alledag, hoe roerig het ook voelt,
hoe groot het gevoel van vrijheid ook is, in het niet kan vallen tegen de
achtergrond van grote gebeurtenissen als de massamoord in Bosnië in de zomer
van 1995.
Maar ook
toen ging het gewoon door, het leven van alledag.