Doen

Afgelopen zondag wandelden L. en ik tussen Bingelrade en Munstergeleen. We deden Doenrade, Windraak en Hillensberg aan. Het was rond de middag en prachtig weer met veel zon en een windje dat zijn plaats kende. Koolzaad op het punt van bloei, zacht glooiende hellingen, holle wegen, hier en daar een houtwal of een bosrand, een torenvalk, een buizerd ….. Je kent het wel maar het weet je toch steeds weer tot verwondering te verleiden.

We werden ingehaald door twee vrouwen die nogal luidruchtig met elkaar in gesprek waren. Althans, op het moment van passage was één van hen aan het woord en de andere luisterde. ‘En dan heb ik ook nog een vriendin, daar doe ik dan zo nu en dan een dagje mee uitgaan. We shoppen wat en dan koffie en in de loop van de middag doen we nog een glaasje wijn drinken. Dat is heel anders dan met (naam die ik niet verstond), daar doe ik eens in de week mee kaarten. Die vertel ik veel meer over van alles. En dan is dat toch heel anders.’ En toen waren ze voorbij en zei de tweede vrouw iets wat ik niet meer kon verstaan. Niet erg, niet belangrijk, lekker boeien.

Maar dan dat doen dus. Ik vind taal fascinerend. Ik moet wel want ik ben Neerlandicus. Ik realiseer me en accepteer dat taal voortdurend aan slijtage onderhevig is. Door dagelijks gebruik, deskundig én vooral ook ondeskundig, valt er iets af, komt er iets bij. Plus: de omstandigheden voor het gebruik veranderen en ook die werken soms ontwrichtend. Dat zorgt voor kraak en piep in relatie tot de regeltjes en voorschriften voor het gebruik. Soms komt daar iets moois uit maar vaak is het zó ernstig fout. Zoals met dat doen.

En de kloof tussen hoe taal is afgesproken en hoe ze gaat groeit. Je weet het wel maar het slaagt er in je toch steeds weer pijn te doen.

The Old Man And The Gun

We liepen naar de bioscoop. Het was zondagmorgen. Het voelde als een mooi moment. Een kat kwam om de hoek van de loodsen en trok een sprintje naar de rand van het water. De eenden vlogen op. De zon scheen en de mensen trokken vanaf het parkeerterrein de nog wat slaperige stad in. Vanuit het westen kwamen de eerste wolken aandrijven op een wat trage, kille wind. De dag moest zichzelf nog leren kennen. Het was 11 november 2018, de wind zou aanwakkeren en het zou gaan regenen.

Toen we weer buiten kwamen rolde het vrolijke geweld van Carnaval vanaf het Vrijthof over de Markt en de Boschstraat tot bij het Bassin. Het regende maar we werden nauwelijks nat. Het was een regen van niks. De kat was weg, net als de eenden. De film ijlde nog wat na in het hoofd. Het was een heel verdienstelijk niemendalletje met een acteur en een actrice die zich met hun charme de houdbaarheidsdatum nog steeds van het lijf wisten te houden. Iets met subtiele bewegingen met ogen en kleine spiertjes daar omheen.

Robert Redford was de hele film lang de jongen die hij altijd al was. De jongen die je een fanta gunt. En wat had die Sissy Spacek nog altijd een heerlijk wipneusje. Ze pasten perfect in de dag zoals die tot dan toe was. Thuis haalden we op TV de herdenking van de wapenstilstand van de Grote Oorlog in 1918 in. Met ons hoofd bij die jonge jongens die vrolijk de oorlog ingingen met geweren en die we een heel leven gegund hadden.

De muis

De muis

Misschien zijn we in het gezelschap van nog een muis, of twee of drie, maar die hebben zich dan nog niet aan ons bekend gemaakt. Die andere muis, overigens, hádden we want een muizenval is snel gekocht. Ik ging daarvoor naar de Boerenbond in het dorp next door. Eigenlijk was ik van plan dat op maandag te doen maar ik ging nu toch maar op zaterdag, én met enige spoed. Ik had – getriggerd door een vage beweging in een ooghoek – de muis net ontspannen speurend langs de plint van de woonkamer zien schuifelen en vond het beestje nu toch wel erg brutaal worden.

Met een slaperig hoofd had ik de muis voor het eerst gezien enkele dagen eerder, op een ochtend in de keuken. Hij zat doodstil maar alert en heel schattig – zoals muizen dat kunnen, met dat spitse snuitje en die voorpootjes – tegen de plint onder een keukenkastje en schoot weg op het moment dat ik met een opgerolde krant in de hand in actie kwam: achter een kastje, uit het zicht. Ik dacht dat we binnen enkele dagen maar een muizenval moesten kopen. Wie maakt zich druk om een schattige muis? Ik niet. In ons schone huis is voor een muis schraalhans keukenmeester. Binnen enkele weken zou de hongerdood genadeloos toeslaan.

Terug naar de zaterdag. Vanaf de plint scharrelde de muis op zijn gemak – hij maakte nog een klein, vertederend hupje – tot onder de kast met de audio. Ik moet zeggen, de wetenschap van een muis onder de kast maakt onrustiger dan de grootte van het diertje op het eerste gezicht aannemelijk maakt. Ik zat de krant te lezen en kon het niet laten om de vier regels – smalle kolom – even op te kijken om te zien of de muis alweer op pad was naar een andere plek waar hij iets te happen vermoedde. Dat maakte het bezit van een muizenval nog urgenter. Ik stond op.

Lang verhaal kort, als gezegd: die muis is nu dus dood. Hij heeft de zondag niet meer gehaald. Bij de Boerenbond vroeg de verkoper vriendelijk of ik het zou redden ‘met een ouderwetse muizenval, zo’n houten’. Nou had ik bij het spannen van zo’n geval wel eens een vinger meer dan nodig pijn gedaan maar ‘Ik dacht van wel’. Toch, hij opperde dat ik eens ‘een meer innovatieve’ moest proberen. Makkelijker te spannen en mét een lokstof. ‘Niet veel duurder.’

De val bleek een lethal weapon. Volgende keer ga ik voor een muisvriendelijke val.

Regen

Regen

Ooit liepen L. en ik het Twentepad. En we liepen het Krijtlandpad. Het waren prachtige tochten maar het regende. En niet zo zuinig. Gordijnen van water. Als extraatje bood het Twentepad ijskoude natte sneeuw en het Krijtlandpad kwam met zompige löss die zwaar aan de schoenen plakte. Daar moest ik gisteren ook aan denken. Vanwege de regen.

Bij ons in het dorp viel het gisteren trouwens nog mee want het waren van die buitjes waar je ook als mooiweermens niet voor binnen blijft. Nee, dan in Parijs. Daar had de Grote Regisseur besloten in stijl uit te pakken met zijn hemelwater. Want 100 jaar wapenstilstand WO1. De natte loopgraven van Wereldoorlog I kwamen daarmee een stukje dichterbij. Een heel klein stukje maar, hoor, want aan IJzer en Somme had de Grote Regisseur het alledaagse handwerk aan de mens uitbesteed. Dan werden sommige dingen grondiger gedaan.

De Volkskrant schrijft vandaag: ‘Zondag was het honderd jaar geleden dat Polen het juk van diverse imperia van zich afschudde (…).’ Ik wist het niet. Of niet meer. Ik ben nog van de generatie die zogenaamd degelijk onderwijs in de geschiedenis kreeg. Ongebruikte kennis is vluchtig. Gelukkig is er kennis die inmiddels de status van herinnering heeft bereikt. Zo bezochten L. en ik Ieper, Diksmuide, de Westhoek, talloze kerkhoven daar, ook het Duitse in Langemark, monumenten. Het regende er in gepaste hoeveelheden.

Lezen over Wereldoorlog 1 én over Wereldoorlog 2 én over de tijd die aan WO 2 voorafging én over het Interbellum leverde veel kennis op. Maar ze werd pas echt wat als de blote feiten de waarneming voorbij waren en aan mijn verbeelding konden raken. Verhaal en herinnering werden.

As tears go by

Vanochtend las ik de lovende recensie over de nieuwe cd Negative Capability van Marianne Faithfull in de Volkskrant. Er staan enkele huiveringwekkend mooie nummers op, begrijp ik. Nog niet zo lang geleden – zeg maar vanochtend – dacht ik dan: die ga ik kopen. NU! Maar het is een paar uur later en de wereld ziet er anders uit.

Faithfull zingt over ‘Ouder worden, vergankelijkheid, de dood en hoe met dit alles om te gaan.’ Ga ik gelukkiger worden van die cd? Ooit las ik namelijk de autobiografie van Marianne; op het Griekse eiland Zakynthos. Die combinatie was de hel, staat me bij. Treurnis troef. En ik heb ook al genoeg te doen met mijn eigen 71-jarige gedachten over vergankelijkheid en zo.

Het Magazine van dezelfde krant besteedt aandacht aan de 21-jarige man. Of jongen? Grijs gebied. De 21-jarige met een piemel, zeg maar. En 21? Ik vond het een magische leeftijd. Niet vanwege dat man worden maar omdat ik dan eindelijk mocht stemmen. Wat ook niet hielp je belangrijk te voelen.

Toch, nieuwsgierigheid, uitkijken naar iets, het heeft altijd wel iets. Op zich, als stukje romantiek naar jezelf toe. Ook al weet je dat betrekkelijkheid, vergankelijkheid je deel is. Wat helpt: ik zit nu niet en waarschijnlijk nooit meer op een plastic stoeltje op de krappe loggia van een kaal appartementje op Zakynthos. Ik denk dat ik die cd maar aan Sinterklaas vraag. Die weet nooit wat hij mij moet geven. En ik kan nog wel even wachten, As Tears Go By.

Mijn eigen verhaal

Vandaag lees ik in de krant: ‘Je loopt niet zomaar over haar heen (dat heb ik ook nodig) en ze is echt een lieve schat, die goed voor me zorgt’ Leest u dan ook stiekem namens uw eigen hoofd even wat daar nog voor verhaal achter zit? Of kan zitten.

Kijk, je loopt dus niet zomaar over haar heen, hè. Nee, daar moet je wel wat voor doen. En dat heeft die jongen – want het is een jongen – nodig: niet zomaar over haar heen lopen. Hij houdt van een echte uitdaging en zijn vriendin biedt hem die mogelijkheid. Ze mag best wat weerstand bieden. Lief van haar. Eenmaal over haar heen gelopen, nou, dan heb je ook wat. En het wordt nog liever, de schat zorgt ook nog goed voor hem. ‘Zelfs als ik aan het gamen ben, brengt ze me nog een ontbijtje.’ Ik lees daar dan dat die lieve schat het helemaal niet kek en cool vindt als de jongeman al zo vroeg op de morgen – ontbijttijd – in een spelletje duikt. Let op dat zelfs: ze haat het. Misschien heeft ze nog wel veel liever dat hij even zomaar over haar heen loopt. Alles beter dan gamen, hoor, zo vroeg op de ochtend.

Maar goed, ik zou zeggen: Ga ook eens op zoek naar uw eigen verhaal in het verhaal van een ander.