Stem

Stem geeft de straten adem – weerkaatst tegen de muren

In de kleine broekzak – knoop en touw en steen

In de knoop – steen bij het hart – touw om de borst

Dood zijn de straten – zwijgen

Geschreven op 17 juni 1995

Stapjes

Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.

Soms vraagt het wereldtoneel wel erg veel aandacht. Met de opstanden in Wit-Rusland en China dat Taiwan zwaar onder druk zet. En dan Trump. Die is nu al in de weer met de verkiezingen in november te frustreren. Druk bezig de posterijen om zeep te helpen om in dat enorme land stemmen per post moeilijk te maken. Bij al dat politieke geweld is het lastig te zien wat er in je eigen achtertuin speelt. Maar, gelukkig zijn er dan de woelmuizen die geen kans voorbij laten gaan zichzelf in de kijker te spelen. Ondanks een apparaat dat ze met trillingen en geluid zou verjagen gaat het verwoestende gezinsleven van die beestjes gewoon door. En daar kijk je niet gemakkelijk overheen, neem dat maar van mij aan. Internet zegt dat woelmuizen extreem gevoelig zijn voor geluiden. Door het geluid en de trillingen van mijn ultrasone apparaat worden de woelmuizen helemaal hoorndol. Door de herrie kunnen ze niet meer op een normale manier communiceren. Nou, laat ik het zo zeggen: Ze hebben helemaal geen communicatie nodig om een grasveld om te zetten in een knollenveld.

Deze week moesten we een paar keer in Noord-Limburg zijn. De A2 en de A73, het zijn snelwegen die we al zo ontzettend vaak gereden hebben. We hebben zo’n beetje alle veranderingen op de voet kunnen volgen. Vanaf dat de A2 bij Beek ophield tot nu. Wat volgde was een sluipend proces waarin natuur en eeuwenoud cultuurlandschap stukje bij beetje werden weggevreten. En het houdt maar niet op. Er gaan sterke geruchten dat de jongens en meisjes van de groei en vermeende vooruitgang op alle gronden langs de A2 van Eijsden tot voorbij Weert dozen willen bouwen. Ook hier in de buurt, ook in de buurt van Maastricht Aachen Airport en daar ook ten westen van de A2. Ondertussen zijn er ook lichtpuntjes. Er is langs de A2 en de A73 nog niet volop gemaaid. Dat was een tijdje geleden wel anders. Er zijn nog brede stroken waar de natuur zijn gang mag gaan. Goed voor het kleine leven maar helaas wel in de marge van het geweld van de 24-uurs-economie. Ik vraag me af of deze kleine stapjes terug uiteindelijk voldoende zullen blijken.

Waarom we naar Noord-Limburg reden? We hebben een paar dagen de twee kleinste kleinkinderen te logeren gehad. Ze zijn broer en zus maar ook voortdurend met elkaar in competitie. Het is zaak voor veel afleiding te zorgen. We reden dus over de A2 naar een attractie in de buurt. Iets met kleine dieren, een speeltuintje en een terras met wespen. Op een gegeven moment zei de kleinste dat wij even stil moesten blijven staan en naar haar moesten kijken. Kijk, zei ze stralend, ik kan achteruit lopen.

Min of Meer – 19 augustus 2020 – week 33

Vragen

Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.

Er hing al een paar uur een wespig ogend insect rond in de zinderende hitte van de patio. Het was zichtbaar op zoek naar voedsel en ging zo nu en dan ergens aan zitten likken. Het kon nooit veel zijn wat het nuttige beestje binnen kreeg. Maar, het zag er tevreden uit, leek me. Blij met het bestaan zoals het was. Hier en nu. Niet uit op ruzie of enig ander ongemak. Het liet zich tijdens het zorgvuldig begrazen van gegalvaniseerd ijzer en nog onlangs strak geschilderd houtwerk niet afleiden door een stel vliegen die qua geluid nog het meest leken op straaljagers die niet meer onder controle van hun piloten waren. Van die volgevreten ettertjes die met de koeien meekomen als die in de wei aan de andere kant van het huis de schaduw zoeken van een groepje uit hun krachten gegroeide berken.

Het was een echte blotevoetenweek. Er was een tijd dat ik vond dat ik lelijke voeten heb. Ik haatte mijn voeten. Dat was voordat ik me realiseerde dat ik voeten sowieso lelijke dingen vind. Ook die van andere mensen. Dat voeten niet per se lelijk hoeven te zijn begreep ik pas toen de pedicure zei: Wat heb jij mooie voeten. Het bleek maar weer eens dat hoe je naar dingen kijkt sterk afhankelijk is van wie en wat je bent. Hier was iemand die om voeten gaf. Als gevolg van het dagelijks werk waarin voeten voorbij kwamen als waren het mensen, in alle schakeringen die zo typisch zijn voor de soort? En daarom zo kunnen ontroeren? Vanuit een diepe, aangeboren belangstelling voor de voet als lichaamsdeel? Want waarom wordt je anders pedicure? Vragen, vragen, zoveel vragen …..

Overigens ben ik een groot voorstander van het stellen van vragen, over alles, iedereen en altijd, zeker in de aanloop naar het vormen van een mening. Er kunnen nooit genoeg vragen worden gesteld. Maar soms zijn er zaken waar de mening aan de vragen vooraf mag gaan. Ik denk even aan die alles verwoestende klap in Beiroet. En aan de brandstichting in de kantine van SV Meerssen. En zo gebeurt er wel meer dat je denkt: Het zijn behoorlijk onverantwoordelijke types die dit op hun geweten willen hebben. Dat je je geen moment afvraagt welk leed je veroorzaakt. Of: juist wel en het dan dus doet. Willens en wetens.

We leven in een tijd van adviezen en weerstand. Advies van de week: Veel drinken en weinig bewegen. Normaal gesproken een waanzinnig advies, maar nu was het heel warm. Dan is dat opeens een heel verstandig advies. Of loopt er zich toch alweer een actiegroep – ik stel voor: Het Volk Tegen De Warmtewaanzin – warm om daartegen de straat op te gaan?

Min of Meer – 12 augustus 2020 – week 32

Honderd

Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.

Het was nogal warm. Ik zat in de tuin en keek naar boven. De lucht was strak blauw en enkele vliegtuigen trokken daaronder als vanouds hun witte sporen. Jammer. Over de toppen van het Kalverbos naderde een reiger. Hij draaide boven de weiden rond het huis een aantal rondjes, schijnbaar doelloos. Met de klok mee, tegen de klok in, totdat hij – een besluit genomen – koers zette naar de Watervalderbeek. Op zoek naar iets te snacken, leek me zo. Hij verdween achter de nok van het dak. Ik moest denken aan Maarten Biesheuvel. Die was vandaag overleden. Het zou hem geen moeite hebben gekost over wat die reiger bij de beek meemaakte een waanzinnig verhaal te schrijven. Ooit, ik was nog jong, benijdde ik Biesheuvel zeer om zijn talent. Later drong tot me door dat dat talent wortelde en bloeide in echte krankzinnigheid. Ik vroeg me af of je er dan nog wel zo blij mee moest zijn.

Maar, nog even verder over vogels. Ik had er al eerder over willen schrijven maar het kwam er maar niet van. De mussen rond ons huis. Sinds enkele weken hebben we een nest of vier jonkies rondvliegen. Ze zijn nietsontziend en steken op de meest onverantwoorde momenten laag de weg langs het huis over. Ze blijven onaangedaan allerlei in mijn ogen oneetbaar spul uit de goot langs de weg pikken. En ondertussen rijdt de bus van Arriva ze op een haar na dood. De ouders zien het allemaal gebeuren maar realiseren zich dat ze niets meer te vertellen hebben over dat onbesuisde spul. Het is nu eenmaal zo: op de wereld zetten, loslaten en hup, volgend jaar weer nieuwe. Overigens, deze week zou mijn moeder 100 jaar zijn geworden. Ze werd 92 en was heel langzaam opgeraakt. Ze bleef wel nog heel lang goed bij de pinken maar ze was steeds vaker steeds langer moe. En dan houdt het gewoon een keer op.

Over 100 jaar gesproken, dit jaar wordt het huis van die nok waarachter die reiger verdween en waarin wij wonen 100 jaar. Althans een klein deel ervan. Je kunt met een beetje moeite en fantasie de geschiedenis van het op-, bij- en aanbouwen lezen in de gevels en de binnenmuren. Ik kwam enkele weken geleden in het bezit van enkele jaargangen van de Maasgouw. Die verscheen voor het eerst in 1879. Toen stond ons huis er nog niet. Het zal toen wat bebouwing betreft sowieso een stuk kaler en minder druk zijn geweest in en rond Meerssen. In de eerste aflevering van die Maasgouw – Weekblad voor Limburgse Geschiedenis, Taal- en Letterkunde – is op pagina 3 Meerssen al meteen aanwezig. In 1562 telde het dorp Meerssen 58 huizen. De gehuchten Weerdt 21, Raer 8, Waterfal 10, Rothem en de hof Hartelt 15, Lemmel 24, Ulestraten 45, Morvelt 9, Ambij 30. Maar, geen woord over Bunde of Geulle. Sorry, maar aan mij ligt het niet.

Min of Meer – 5 augustus 2020 – week 31

Afstand houden

Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.

We waren bij vrienden. We aten wat, we dronken wat. De zon scheen, het betrok. We zaten – op gepaste afstand van elkaar – onder een terrasoverkapping. Daaromheen bloeide een weelde aan bloemen op tientallen verschillende planten. Paradijsje. Het zal intussen zo tegen de vijftig jaar zijn dat we elkaar kennen. Toen we nog jong waren, kwamen we elkaar tegen op de leukste middelbare school van Noord-Limburg. Van elkaar dagelijks zien toen zijn we langzaam uitgekomen bij onze halfjaarlijkse ontmoetingen nu. Zo vaak als we vroeger altijd weer – ook op de feestjes – over dat vermaledijde onderwijs te spreken kwamen, zo zelden hebben we het er nu over. We zijn niet zo van herinneringen ophalen. We zijn nog steeds nieuwsgierig naar wat we nu doen en willen delen en wat we ooit deelden, nou, dat weten we wel. We vergeten gelukkig nog slecht. Nu ontdekten we bijvoorbeeld dat we allemaal zo verbaasd zijn over onze kinderen. En dan vooral over hoe ze verantwoordelijkheid nemen. Thuis en op hun werk. Zo vanzelfsprekend en met overtuiging. Dat was ooit wel anders.

Even hadden we het over influencers, spreek uit: infloewensers. Wat mij betreft zijn het de radio- en TV-predikers uit de vorige eeuw. Voor Nederland: denk Henri de Greeve, denk Johan Maasbach, denk Gerrit Toornvliet. En dan waren er nog types als Lou de palingboer en Yomanda. Het verdienmodel is een vlotte babbel, een goede act en een boodschap waaraan bij een bepaald publiek om de een of andere reden een schreeuwende behoefte is. Iets met veilig, mooi, duur, handig, uniek, nutteloos en desnoods ook nog spiritueel. Voor vijfjarigen is dat slijm maken en voor een twaalfjarige kan dat al het epileren van je wenkbrauwen zijn. Er was de avond tevoren net een stel van het jongvolwassen soort op de televee geweest. Aanleiding was La Corona. Een van hen: Ik ben tegen de verspreiding van het virus. Het leek me iemand die ook heel goed kan leven met zoiets als zuurstof en daarbij niks tegen licht heeft. Ik vind het een hele geruststelling dat ze er nog zijn, van die mensen. Dat niet alles een complot is.

Ik hoop overigens dat de Ketel in Meerssen-West weer open is. Die moest toch dicht omdat er gasten waren die zich niet naar de voorschriften van het RIVM wilden gedragen? Ik vind dat behoorlijk beroerd voor de mensen voor wie die huiskamer de plek van hun hart is omdat ze er veiligheid, rust en vertier vinden. Juist in tijden van La Corona. #doeslief! Volgens de krant van afgelopen zaterdag hamerde ook gedeputeerde Ger Koopmans stevig op het belang van afstand houden. Ik dacht: zeg dat ook maar weer eens tegen de vriendjes en vriendinnetjes in het Limburgse ouwe-jongens-krentenbrood-netwerk.

Min of Meer – 29 juli 2020 – week 30

Gedoe

Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.

Zaterdag, laat in de middag, voelde het als een Franse vakantie. De zon stoofde, de lucht stond stil. Het groen van de planten wordt al dieper, zoals het hoort als de zomer op stoom komt. In de weiden rond het huis breekt het droge geel van het nog te oogsten gras voor de winter door. Het waren grijze, natte weken maar daar heeft alles wat groeit en bloeit een lekkere opdonder van gekregen. Goed voor de groei, goed voor de kleur, goed voor de vitaliteit. Lavendel, vlinderstruiken, tijm, hortensia, campanula, kamperfoelie, het staat er allemaal fris en fruitig bij. Volgend jaar planten we in elk geval nog kattenkruid en duizendknoop. We begroeten de vlinders, bijen, hommels.

We wonen een beetje buiten het dorp, dicht tegen de weiden en een bos aan. In de loop van de jaren is een aantal weiden wat aan het verwilderen gegaan. Het aantal verschillende soorten kruiden en grassen neemt hand er over hand toe. En nu ook in ons grasveldje dat enkele jaren geleden nog gazon mocht heten. We laten het min of meer gecontroleerd gebeuren. Steeds vaker zien we daar nu ook de sporen van wat in sprookjes wilde dieren heet. Een drol van een vos, een verdwaald tapijtje van duivenveren – de duif de prooi van de buizerd, vermoed ik – graafsporen van woelmuizen en mollen, heel soms een uilenbal.

Heel veel thuis zijn is voor ons geen straf, de reden waarom, la Corona, een mispunt. Zo nu en dan breken we er even uit. We ruilden afgelopen week huis met een van onze zonen. We fietsten in Noord-Limburg in het gebied rond V. Fijn dat er weer wat meer kan. Terrasje, kindervakantiewerk, musea, dierentuinen, speeltuinen en zwembaden weer open, bibliotheek steeds verder open. Maar, het blijft behelpen, vind ik. Het blijft op eieren lopen met die mondkapjes, gelletjes, handschoentjes, spatschermen – ontwijken, kushandjes, handen wassen, zwaaien, voetbegroeting, elleboogstootjes, handhartjes …….. Gedoe, vooral veel gedoe. Was er maar al een vaccin.

Terwijl ik zaterdag in Franse sferen zit te lezen – over de depressie van iemand anders, echt een boek om onder het regime van La Corona te lezen #nietdus – doet voortdurend hetzelfde sprinkhaantje pogingen op mijn dijbeen te springen. Ik weet dat er in het grasveldje in de boventuin een flink aantal huist en dit geval moet zichzelf met een duizelingwekkende sprong de diepte van de patio in gelanceerd hebben. En is nu de weg kwijt. Zou die niet weer naar boven willen? Dat zal dan via de planten tegen de keermuur, blad voor blad, trede voor trede moeten. Hoeveel geluk gaat zo’n beestje nodig hebben? Gedoe, het is vooral veel gedoe. Als ik het straks weer zie, zal ik het even helpen.


Min of Meer – 22 juli 2020 – week 30

De duim

Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.

We wonen een beetje buiten het dorp, dicht tegen de weiden en een bos aan. Nou ja, weiden; nou ja, bos. Eigenlijk zijn het meer weitjes en een bosje. Daar is op zich niets mis mee want juist dat kleine is de charme van het landschap in deze streek. In de loop van de jaren is een aantal weiden wat aan het verwilderen gegaan. Het aantal verschillende soorten kruiden en grassen neemt er hand over hand toe. En nu ook in ons grasveldje in de tuin. Steeds vaker zien we daar ook de sporen van wat in sprookjes wilde dieren heet. Een drol van een vos, een verwaaid tapijtje van duivenveren, de duif prooi van een buizerd vermoed ik, graafsporen van woelmuizen en mollen, heel soms een uilenbal. Een tijdje geleden had ik het geluk een hermelijn golvend de wei tegenover het huis te zien oversteken.

Het is rijkdom, mensen. Vooral nu in deze tijd van het jaar in het luchtruim boven het huis en de tuin de jonge mussen straaljagertje spelen. Het zijn kamikazepiloten. Nog maar een paar weken uit het ei en nu al beter dan Verstappen. De snelheid is top en het bochtenwerk meer dan uit de kunst. En dan hebben we het nog niet over de zwaluwen. Maar die hebben het gemakkelijker. Op hun vlieghoogte zijn er geen obstakels.

Maar goed, wat heeft dat allemaal met die duim te maken, vraag je je af. Nou, ik zat vorige week donderdag naar de beeldvergadering van de gemeenteraad te kijken en daar moest tegen het einde van de avond over een en ander gestemd worden. Ook hoofdelijk. Dat wil zeggen dat ieder raadslid helemaal zelf ja of nee moet zeggen. Met het hoofd in beeld en bij ja met de duim omhoog en bij nee met de duim omlaag. Een soort van oefenen voor Facebook, speciaal voor raadsleden, zeg maar. En de voorzitter houdt streng in de gaten of dat wel allemaal precies zo gaat. En nou komt het: Bij een van de stemmingen heb ik de duim van P. L. niet gezien. Ik zeg het maar even. Iemand moet het doen. Ben benieuwd of ik de enige was.

Wat een vergadering, trouwens. Ik vond het zelf niet echt een hoogtepunt dat een van de raadsleden suggereerde dat de andere raadsleden niet aan herindeling wilden omdat hun dat hun 1.000 euro in de maand zou schelen, want eenmaal bij Maastricht: raadszetel kwijt. En evenmin toen een ander raadslid suggereerde dat andere raadsleden die herindeling de beste oplossing voor de gemeente Meerssen vonden, omdat die dan haar problemen over de schutting bij Maastricht kon gooien. Ik ben geen moraalridder, echt niet, maar jongens en meisjes van de raad, ik heb jullie wel eens beter in vorm gezien. Iets inhoudelijker, zal ik maar zeggen. Wat mij betreft was dit een dikke duim omlaag.

Min of Meer – 15 juli 2020 – week 29

Grote getallen

Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.

Ze was de laatste van haar generatie, mijn tante R.. Ze was nog uit de tijd dat een verpleegkundige verpleegster heette, van ruim voor de Tweede Wereldoorlog. Ze had het nodige meegemaakt maar vierde het leven. Ze had – zo goed als onverwoestbaar – toch maar mooi bijna zesennegentig jaren bij elkaar weten te sprokkelen. We troffen tijdens het afscheid in een wat droef uitvaartcentrum – met uitzicht op een ronde steen waaruit water welde en daarachter een maïsveld – een hele serie neven en nichten die sprekend leken op de ooms en tantes van vroeger. Sommige hadden we echt al heel lang niet meer gezien. Maar, het blijft iets raadselachtigs, familie. Er is steeds weer bijna onmiddellijk een vertrouwdheid die vervolgens de weg naar dat gevoel van lang geleden en al die vergeten herinneringen opent.

Maar nu even iets heel anders. Vrijdagavond keek ik naar het wekelijkse gesprek met de minister-president. Ik zat ondanks mijn belangstelling wat afwezig te zijn. Totdat ik ‘pak me niet op een miljard of wat’ en ‘bezuinigen, nee hoor, niet in deze tijd’ voorbij hoorde komen. ‘Moet je in deze tijd van crisis niet doen’. En ‘Gemeenten zijn de belangrijkste bestuurslaag’. Of woorden van gelijke strekking. De precieze context was me even niet helemaal duidelijk. Nou was ik de afgelopen weken al wat gedesoriënteerd geraakt door de enorme hoeveelheden miljarden die dagelijks door de kolommen in de kranten stuiterden en wat ik Rutte net hoorde zeggen hielp me niet om weer in het spoor te komen. Ik begrijp iets niet.

Want, er gaan miljarden naar het bedrijfsleven en ondertussen piept en kraakt het in gemeenteland. Zestig procent van de gemeenten krijgt de begroting voor de komende jaren niet rond en hangt amechtig in de touwen. En niet als gevolg van financieel wanbeleid. Oorzaak zijn vooral de taken in het sociaal domein die de gemeente voor minder geld moeten uitvoeren. Het heeft er de schijn van dat ‘de belangrijkste bestuurslaag van Nederland’ achteraan mag sluiten als het om geld uit de diepe zakken van Wopke Hoekstra gaat. Minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken vindt het nu nog te vroeg om al uitsluitsel te geven over mogelijk extra geld. En ik? Ik vind het ernstig onverantwoord om de jongens en meisjes in de ‘belangrijkste bestuurslaag’ maar wat te laten bungelen.

Zesennegentig jaren voor één mens, bijna tweeduizend miljarden aan hulpakketten, twaalfduizend encrochat telefoons van Nederlandse criminelen, meer dan duizend arrestaties, vijfentwintig miljoen afgeluisterde chatberichten, vierenvijftig miljoen pond aan contant geld, zevenenzeventig vuurwapens, ruim tweeduizend kilo drugs. Het was een week van grote getallen. Hoewel, ons lot in de staatsloterij wist niet verder te komen dan nul euro.


Min of Meer – 8 juli 2020 – week 28

Rare tijd

Eerder gepubliceerd op de website van Meer Vandaag, lokale omroep Meerssen, in de rubriek Min of Meer.

2020 is een raar jaar. Nu al. Het is sowieso een kroonjaar, zo’n jaar dat om zijn combinatie van cijfers al helemaal af is. 1010, 2020, 2525, 3030, ze zien er prachtig uit, niets meer aan doen. Maar voor La Corona was dat niet genoeg. We zullen ons 2020 wat haar betreft herinneren als dat jaar waarin van alles en nog wat niet doorging. Waarin we van te veel mensen te vroeg afscheid moesten nemen. En we weten nu, halverwege het jaar, nog niet of we het ergste gehad hebben. Wat gaat La Corona doen als het kouder wordt? Als lid van het Basilicakoor kijk ik uit naar het moment dat we weer samen aan het zingen kunnen. Maar, ik vrees dat het nog wel even duurt en dat het dan nog wel even heel anders zal zijn dan het was.

Gelukkig kunnen we wel weer wat meer ondernemen. Vrijdag waren we met onze twee jongste kleinkinderen in Zoo Park Overloon. Ik weet niet of jullie dat kennen want hier in de buurt hebben we Gaia Zoo en dat is bovendien een maatje groter. Neemt niet weg dat die kleintjes zich in Zoo Park prima vermaken. Het was bloedheet maar ze waren onvermoeibaar. De meeste dieren daarentegen lieten zich niet zien en hielden zich schuil in de bosjes. Een paar apen was de hitte in de bol geslagen en ze gaven volop voorstelling. Het park hadden we zo goed als voor onszelf. Het voelde goed weer zo op stap te kunnen. Weer dichter bij die kleintjes te kunnen zijn.

Ook niet onbelangrijk: van de week fietste Pieter van Geel een rondje Maastricht Aachen Airport. Omwonenden hadden hem daarvoor uitgenodigd. Van Geel is door de provincie aangezocht om een advies uit te brengen over de toekomst van het vliegveld. Een van de stops was in de tuin van buurman F.. Daar hebben we verteld dat we ons afvragen wat de regio nou eigenlijk heeft aan die vliegwei op het plateau. Dat dat maar eens goed onderzocht moet worden. Weegt het economisch belang op tegen de schade aan gezondheid en toerisme. Wat voor luchthaven heeft deze regio nodig? En heeft ze er wel een nodig?

En dan nog even over die fiets van de vorige week. Ik had de gemeente gemaild met de vraag of ze het ding konden oppikken. En dat het geval mogelijk iets was voor de Ruggesteun, afdeling fietsen. Woensdag in de loop van de dag was ie verdwenen. Dus ik dacht: Goed van de gemeente. Wat schetst mijn verbazing dat ik donderdagochtend, ik moest even in het dorp zijn, het bleke scharminkel tegen een kabelkast in de Gasthuisstraat zag staan. Dus, iemand speelt een spelletje met die fiets. En geloof me, ik ben het niet. Het is een rare tijd.


Min of Meer – 1 juli 2020 – week 27

Fantasie

Het was woensdag en ik had er twee van de vijf in de auto. Een op de stoel voorin, een op de achterbank. Hoewel we duidelijke afspraken hebben over wie wanneer en waar, was daar het gebruikelijke gesteggel aan voorafgegaan. Een kans om even met wat duw- en trekwerk en genietes en gewelles te kibbelen laten deze vijf- en zesjarige écht niet aan zich voorbijgaan. De school was uit, het was heerlijk najaarsweer en we reden naar hun huis in Merselo.

Deze twee zitten op een school in de Oranjebuurt want eerst woonden ze in het centrum van Venray. Nou wens ik de automobilist met haast de Oranjebuurt niet toe en – eerlijk is eerlijk – de Oranjebuurt geen automobilisten. Als je je als autorijder tóch in de Oranjebuurt waagt – want je moet een kind of wat van school halen – weet dan dat je een loop hole in rijdt. Het duurde even voordat ik aan de Oostsingel een gat in dat werk van de duivel had gevonden.

‘Daar staat het circus’, zei de oudste monter vanaf de achterbank.

Hij had het stille mokken over die tweederangs plek tijdens onze omzwervingen door de Oranjebuurt klaarblijkelijk achter zich gelaten. Waren die nog ergens goed voor geweest.

‘Ik ben daar maandagavond nog met papa naartoe geweest’, zei hij.

‘Zo, zo’, zei ik, ‘vertel. Was het leuk? Waren er clowns? Wilde dieren zeker niet, hè, want dat mag niet meer.’

Hij ging er eens goed voor zitten, zag ik in de achteruitkijkspiegel. Nou, hij had inderdaad clowns gezien en iets met lopen op een touw, dieren ook en er was een mevrouw op de grond gevallen. Van een paard. Maar ze was snel opgestaan. Ze mankeerde niks en sprong er zo weer op.

Het kon allemaal waar zijn.

‘Nou, nou’, zei ik, ‘dan had ze geluk. En geen ambulance erbij?’

Nee, geen ambulance, dus. Ze stond op en hop ze was er weer op. Er kwam zelfs geen bloed uit.

Ik begon nu  echt te twijfelen.

‘Zo, jij hebt nogal wat meegemaakt de afgelopen dagen. Zondag naar VVV en dan maandagavond nog even naar het circus. Maar, moest jij dan niet op tijd naar bed?’

‘Nee hoor, geen probleem’, zei hij. ‘Papa wilde graag weer eens naar het circus en ik mocht mee.’

De jongste op de stoel naast me bleef stil. Altijd bedacht op een kans om de oudste een vlieg af te vangen, maar nu gaf ze geen enkel signaal af. Zelfs niet dat het niet eerlijk was, dat hij wel en zij niet mee had gemogen. Er klopte duidelijk iets niet.

‘Maar,’ vroeg ik, ‘was je dinsdag dan wel op tijd wakker en was je wel fit genoeg voor de school?’

Het bleef stil, ook op de achterbank. We waren inmiddels op de Westsingel en sloegen af naar Merselo.

Ter hoogte van het ziekenhuis zei hij opeens: ‘Je hoeft papa niet te vragen hoor, of wij maandagavond naar het circus zijn geweest. Dat herinnert hij zich echt niet meer.’

‘Zou je denken?’ vroeg ik.

‘Nee, ééécht niet. Die is dat allang weer vergeten.’

Ik lachte. Hartelijk.

Maar, waarom vertel ik dit, vraag je je af?

Nou, vooral omdat hier iets groots werd verricht. Ik bedoel: zo’n kind met nauwelijks een leven achter de rug vertelt een pakkend verhaal, schijnbaar uit het niets. Hij ziet een circustent en dan zit in zijn hoofd voldoende materiaal om tijdens een kort autoritje een avondje circus – inclusief opmerkelijke gebeurtenis – het levenslicht te doen zien. Plus, en daarmee scoorde hij echt: Gaande zijn verhaal merkt hij dat ik hem niet ga geloven. En ook daarvoor heeft hij een oplossing: een vergeetachtige vader.

In een grijs verleden was ik docent Nederlands aan de leukste middelbare school van Noord-Limburg: Jerusalem. Veel leerlingen hadden niets met verhalen schrijven. Want: ‘Meneer, ik heb geen fantasie.’ Ik zei dan: ‘Vergeet fantasie en kijk om je heen. Wat zie je? Nou, doe er wat mee, schrijf er over. En weet je wat pas écht een probleem is: dat je een verhaal hebt, je hebt namelijk de ingrediënten voor het oprapen maar je hebt er geen woorden voor. En dat je – áls je al woorden hebt – niet weet hoe je ze achter elkaar moet zetten.

Op een dag in de kerstvakantie had ik er drie van de vijf op de achterbank. We waren op weg naar een binnenspeeltuin. Voor veel grootouders het voorgeborchte van de hel. Ik zal er niet over uitweiden. Je kent het vast wel. De jongste van de drie zat wegens wet- en regelgeving in een schokbestendig stoeltje op de achterbank gepropt, de andere twee vonden het gezellig om lekker dichtbij hem te zitten.

Nu is die kleinste van anderhalf er zeer op gebrand zo snel mogelijk de regie over zijn eigen leven te nemen. Dat gaat gepaard met eindeloze stroom pogingen tot spraak. Bij voorkeur luidkeels. Het meest begrijpelijk zijn geluiden als die en daa, meestal gecombineerd met een priemend wijzend vingertje in de richting van zijn jas, zijn brood, zijn fles met water, een roekoe-ende duif, de statige dame met rollator bij de bakker of de man van de witgoedwinkel tegenover waar oma en opa wonen. Wij als volwassenen en ook zijn medekinderen worden geacht altijd te begrijpen wat hij bedoelt. Bij jas weten we het: dan wil hij naar buiten. En verder, als we vragend blijven kijken of ‘wat bedoel je?’ zeggen, lezen we onvermogen, ongeduld, teleurstelling, boosheid of verdriet. Ik overdrijf een beetje, ik geef het toe. Maar, waar het om gaat: terwijl hij geen gebrek heeft aan stof, zien wij hem zwaar gebukt gaan onder een gebrek aan woorden.

Als gebruikelijk zat hij op zijn stoeltje op de achterbank luidruchtig voor zich uit te oreren. Toen iedereen even stil was, riep hij luidkeels: Yakun, yakun brok. Hij schrok er zelf van. Het was een steen in de vijver. Het week enorm af van wat ie normaal produceert. Dat is zoiets als: daa ie wog hop klaa ui. Of mo kla mo bwa die ha.

En nu, hij heeft zijn naam gevestigd, hij staat met al zijn anderhalf jaar aan de basis van mogelijk een nieuwe traditie. Tegenwoordig roept in de familie iemand die hoognodig de aandacht wil: Yakun, Yakun Brok. En dan is het even voldoende stil om aandacht te krijgen. 

Yakun, yakun brok, ik wens u nog een rustige zondag toe.

Deze column sprak ik in voor Omroep Venray in de rubriek Even stilstaan op zondag 12 februari 2023.