Riem

Er kwam een man om de hoek, mij tegemoet, Hij had duidelijk geen haast, hij kuierde. Om zijn nek hing een hondenriem. Niet zoals een hond die om krijgt maar zoals je losjes een das draagt, niet omgeslagen, dus. Zijn handen nonchalant in de zakken van zijn zomerse broek. Het was warm. Hij had een hoed op, een strooien hoed van Italiaanse snit. Raar, die riem, dacht ik, maar het zal wel. Vooral omdat er geen hond te bekennen was. Ieder zijn ding. Vrijheid, blijheid. Ik ging de hoek om en zag vijftien meter verder een kleine, witte hond op korte pootjes. Dicht tegen de gevel. Speurend naar geurtjes met een boodschap of die in de wereld van de hond gewoon lekker zijn. Hij kon goed van de man met de hoed zijn die ik net op de hoek was tegengekomen. Maar ook niet. Had die die hondenriem niet om gehad dan zou ik niet op het idee zijn gekomen dat ze bij elkaar hoorden. Ze liepen en keken geen van de twee alsof ze zelfs in de verste verte ook maar iets met elkaar van doen hadden. Alsof niet de een de hondenbrokjes in een bakje gooide en de ander die hapslik wegwerkte. Alsof niet het fluitje van de een onmiddellijk tot een reactie van de ander zou leiden. Ze leken niet in elkaar geïnteresseerd. Eerder opzichtig niets met elkaar te maken hebben. Twee wezens, twee levens. Het was slechts die riem op die opvallende plek die een relatie suggereerde..

Eenzaamheid

Vanmiddag zat ik aan een gesprekstafel. Het onderwerp was eenzaamheid in relatie tot kleur. Of omgekeerd, dat weet ik niet precies, hoe de introductie van het thema er precies had uitgezien. Ik schoof daarvoor te laat aan. Ik had het idee dat ik als een steen in de vijver viel. Om de gesprekstafel zaten allemaal vrouwen. Een stuk of acht, negen. Het duurde even voordat ze verwerkt hadden dat er een man aanschoof. Houd me ten goede, het zou gezien de idealen van de zeventiger, tachtiger jaren anno 2023 niet zo raar moeten zijn maar in de afgelopen decennia is het dichten van de kloof tussen mannen en vrouwen niet bepaald geslaagd. En vooralsnog ben ik sceptisch over de mogelijkheid dat de toenemende genderfluïditeit daarbij gaat helpen. Maar goed, nadat de eerste schrik voorbij was, kwam het doodgevallen gesprek weer aarzelend op gang. We leven in een tijd waarin eenzaamheid met hoofdletters wordt geschreven. Er zijn als gevolg van de vergrijzing steeds meer alleenstaande ouderen, er is in het algemeen een toename van alleenstaanden, er is het spoor van vernieling dat COVID en zijn lockdowns in het leven van mensen en vooral jongeren heeft getrokken, er is het verslavende gebruik van social media en daardoor het gebrek aan direct, meer of minder fysiek, contact met medemensen, vooral medejongeren. De vraag die op tafel lag was wat daaraan te doen is? Het koor waarin ik zing wil dat onderzoeken. Niet wetenschappelijk, maar meer voor de vuist weg, vanuit verstand en hart. Het idee is dat we op bestaande muziek teksten schrijven op basis van wat we in de loop van de komende weken met elkaar aan ideeën over eenzaamheid en bruggetjes naar eenzamen delen.

Wartaal 2

Ik schreef al eens – op 28 juni 2023 – over de wonderlijke wartaal in de media. En dat ik er gedurende een periode notities van maakte. Een tijdje schreef ik ook nog op wie, waar en wanneer even uit de bocht vloog. Zoals bij de vijf onderstaande fragmenten. Daar ben ik op een gegeven moment mee gestopt.

Gaan we:

  • ‘En dat de huidige generatie van nu dat erg gewaardeerd heeft’, zegt Leontine van Moorsel in de Avondetappe van 4 juli 2017.
  • Elke algemene uitspraak over de werkelijkheid is altijd een generalisatie – Thierry Baudet in HP/DeTijd – begin juli 2017.
  • ‘Voordat je het weet, is het allemaal verdwenen en zijn het alleen nog maar herinneringen van zij die ooit zo’n busrit overleefden.’ John Schoorl in de Volkskrant – 7 juli 2017 over de Busboerkes.
  • ‘Als modeliefhebber is St. Tropez een inspiratiebron’ – Isabelle Kramer in Chapeau 4 2017 – tekst van Ingrid Beckers.
  • ‘Ze heeft de Giro voor de tweede keer gewonnen, net als twee jaar geleden’ – NOS Sport – over Anna van der Breggen – Rivkah op het Veld – 9 juli 2017.

Ik pikte deze vijf uit mijn verzameling naar aanleiding van weer een paar pareltjes die vandaag voorbijkwamen.

  • de baas van de poltie was bij Sven Kockelman, tussen half twaalf en twaalf uur, om daar politiebeleid uit de doeken te doen. Hij zei op enig moment: ‘Misschien kan daar nu eens met de mantel der liefde naar gekeken worden.’
  • In de zendtijd voor politieke partijen, vlak voor het zes-uurjournaal, had de baas van Volt het over ‘de moedige keuzes die we durfden te nemen’.

Onder vuur

Al een tijdje denken we, zien we dat er wereldwijd cultuuroorlogen worden uitgevochten. Dat de ene religie de andere onder vuur heeft, de ene etnische groep de andere, de ene staatsvorm de andere, de ene ideologie de andere. Maar het gaat op dit moment nog wel een stukje verder. De beschaving, de cultuur als fenomeen moet het ontgelden, moet stuk. De reflectie op wat we als mens zijn of willen zijn of mogen zijn en ten koste waarvan, legt het af tegen onze laagste instincten als levend wezen. Het boeit niet meer dat we ten koste van alles onze waardigheid als medemens op het spel zetten. We lijken, deugmens of domrechts of helemaal van het padje, nog enkel met lege handen te staan als het om beschaving, om cultuur en natuur gaat. Ik wens ons allen veel sterkte en vooral veel gezond verstand en mededogen toe.

Eik

De eik achter in de tuin. Die moest om. Hij keek naar de bijl aan de haak in het hok met tuingereedschap. Die leek hem groot en zwaar genoeg maar had hij zelf wel voldoende bij te zetten? Hij liep weer naar buiten. Hij wist het zeker. Het werd niks, de eik vellen. Het moest, maar hij zag zichzelf bij voorbaat als verliezer. Hij liep terug naar het huis. Toen hij nog even omkeek naar de eik, zag hij hoe de windvlagen enkel vat kregen op de jongere twijgen. De stam, de oudere takken, onbeweeglijk afstekend tegen de achtergrond van jachtige wolken. De eik trok koolstof aan en gaf weer zuurstof af. Adem in, adem uit. De eik was oud, kaal en ongenaakbaar. Bolk moest niet vergeten vandaag nog de brief te schrijven. Hij moest een ander leven. Hij werd per slot van rekening zeventig.

Hoor en wederhoor

Veel journalistieke programma’s, onderzoeken en projecten werken met hoor en wederhoor als uitgangspunt. Of met het gelijk verdelen van aandacht geven aan voor- en tegenstanders. Daarmee zou objectiviteit in nog te vormen indrukken en nog te trekken conclusies gewaarborgd zijn. De vraag is of alle onderwerpen of vraagstukken daarmee gediend zijn. Aan de tafel van Op1, gisteren, kwam in de loop van de uitzending die vraag levensgroot op tafel liggen. Aan het einde van de rit zaten de gesprekspartners zo mogelijk nog strakker in hun eigen gelijk vastgesnoerd dan aan het begin. Op één na waren ze allen teveel ervaringsdeskundig om de kijker behulpzaam te kunnen zijn bij het vormen van een (objectiever dan eventueel al aanwezig) beeld en/of het kanaliseren van zijn gevoelens. Het conflict in het Midden-Oosten is veel te complex en emotioneel geladen om de analyse ervan aan emotioneel te zeer betrokkenen over te laten. Het was op zich goed dat enkele omroepen – Max en EO – de urgentie van een ingelaste uitzending zagen maar de redactie van het programma had moeten weten dat het simpele hoor en weerhoor in dit geval tot niets zou leiden. Althans niet tot meer dan het louter belichten van twee kanten van een conflict. Als kijker ben je na afloop geen stap verder. Beter is in het geval van dit complexe en emotionele conflict enkel deskundigen met voldoende door wetenschappelijke betrokkenheid gevormde feitenkennis en meningen aan het woord te laten. Nu was er weliswaar een hoogleraar aan tafel maar die verdronk in het emotionele geweld. Waar ik als kijker mee bleef zitten was vooral ook de vraag wat de redactie van Op1 nou eigenlijk met deze urgente uitzending wilde bereiken. Plus overigens een enorm verdriet over het leed dat mensen bereid zijn over elkaar uit te storten. En wat betreft het conflict in het Midden-Oosten ben ik de scepsis reeds lang voorbij.

Zo’n dichter dus

de ene dichter is de andere niet

deze dicht niet echt gedachten

zou ik zeggen

het is meer dat hij kijkt

en ziet en dan vertelt

dus in een ooghoek valt langzaam

glijdt een blad uit een struik

of uit een boom en dan dwarrelt

er een zacht gestorven vlinder

op een zuchtje wind

dat soort werk dus

op een stil en door de herfst

gekleurd kerkhof op een grafsteen,

ja dat soort werk

niet echt gedachten

maar desondanks beschouwend

en toch toegankelijk dat vooral

Verslaafd

Ze kende geen rituelen. Ze deed met groot plezier alles altijd weer anders dan de keer ervoor en de keer daarvoor. Het was dwangmatig. Ze was – ongemerkt – verslaafd geraakt aan het steeds weer voorkomen dat ze ergens verslaafd aan raakte.

Tja ….

Maas

Ben je weleens aan de Maas geweest? Bij Eijsden? Bij Borgharen? Bij Geulle aan de Maas? Bij Berg aan de Maas? Bij Maasbracht? Bij Maaseik? Bij Broekhuizen? Bij Geijsteren? Bij Katwijk? Bij Cuijk? Bij Maashees? Bij Gennep? Bij Heumen? Bij Roermond? Bij Venlo? Bij Rotterdam? Bij Hedel? Bij Kessel? Bij de Hamert? Bij Well? Nee? Ik wel. Niet dat de Maas daarvan anders wordt. De Maas is de Maas. De Maas blijft de Maas. Ik word daar even anders van. We waren deze week in Eijsden waar de Maas ons land binnenkomt. We stonden er op het Bat en keken uit over het donkere water, aan de overkant België. Rechts de St. Pietersberg en boven de kruinen van de bomen de piloon van de hangbrug bij Ternaaien over het Albertkanaal. Links de monumentale treurwilg. Het was er zonnig maar niet wat je noemt warm. Op de Maas zwommen ganzen. Veel ganzen. Ganzen die we niet konden thuisbrengen. Welke dan? We dachten even dat het eenden waren. Maar, het waren zeker ganzen want ze waren te groot voor eenden en het waren geen zwanen. Daarvoor waren ze weer te klein. Er ging even overheen voordat we dachten dat we het zeker wisten. Vanuit het westen trok een stijf windje over het water, tegen de glooiende, nog diepgroene oever op, de Diepstraat in. De Maas lag er bij alsof ze zich zeer thuisvoelde in het landschap dat ze in de loop van de eeuwen voor zichzelf en voor ons gefixt had. Het pontje voer af en aan. Op de Belgische oever wapperden boven een groot terras – alles is handel, ook de oevers van de Maas – de Belgische, Waalse en Europese vlag. We stonden er vijf, zes, zeven, acht minuten, zeg negen of tien minuten. We stonden stil. We voelden de zon, de wind door de haren. We namen onze tijd. Een fractie van al de tijd dat moeder Maas Limburg en land nog veel verder weg al vochtig en vruchtbaar houdt. Kijkend over de Maas weet ik weer wat rust is, op zo’n dag als 5 oktober 2023.

Tweedehands

Vandaag waren we in Maastricht. Ja, Maastricht, onze grootste stedelijke verslaving. Er zijn nog wel wat plekken, zoals Uzès, Honfleur, Beaune. Bijvoorbeeld. Maar Maastricht spant de kroon. Zelfs ondergronds is er veel moois te vinden. Boeken, bijvoorbeeld. Wellicht tienduizenden. Tweedehands, dat wel. Vandaag namen we er twaalf mee en we moesten vijftien euro aftikken. Geld dat naar goede doelen gaat. De Boekenkelder draait op vrijwilligers. Die scheppen orde in de chaos van in hoog tempo en onafgebroken aangroeiende stapels bananen- en andere dozen en kratten vol boeken. Die zijn als gevolg van ruimtegebrek door soms radeloos verdrietige ouderen boek voor boek – ze gingen allemaal nog even door hun handen – gevuld. Want ze gaan kleiner wonen, de boekenkast moet minstens voor de helft de deur uit. Veel van de boeken in de kelder zijn, dat is wel zeker, ooit de prooi geweest van de leesgrage ogen van inmiddels overleden lezers. Elk boek heeft een verhaal dat helaas niet meer na te vertellen valt. Wat bewoog de lezer? Om het te kopen en waar en wanneer, het te lezen en waar en hoe, het te bewaren en waarom en waar en hoelang. En wat deed het met de lezer? Bleef hij wie hij was of werd hij anders? Welke emotie kleeft aan het boek? Wat uit het boek bleef zijn lezer zich herinneren? Was er nóg een lezer in huis? Was het boek voor zijn lezers onderwerp van gesprek? En wat ………? Geen idee. Wat in elk geval blijft, is het verhaal van de schrijver, de verteller. Het staat op papier, het is vastgelegd. Wij gaan de trap op, de kelder uit en verder met de ongeschreven geschiedenis van – nu – onze boeken.