Droom

Hij droomde die nacht. Hij zag vage grijze, uitgebeten filmbeelden van de opmars van de geallieerde troepen bij Oirlo. Stoottroepen die over stoffige landwegen trokken. Met zoveel geweld dat langs de weg bomen en struiken en telefoonpalen het begaven. Op een laag hekje van kale stammetjes zaten enkele jonge mannen naar de in een felle, jachtige wind oprukkende voertuigen te kijken. Een van hen rookte een pijp. Ze hadden het haar van jongens uit die tijd. Ze keken als mannen in een film van Bert Haanstra. Hij vroeg zich af wie het waren, of hij ze kende, nu, nu ze zoveel ouder moesten zijn. Hij sprak ze aan maar kreeg antwoord van plagerige jongens voor de dubbele houten deuren van een schuur in de vork van een Y-splitsing. Hij trok zich terug uit de korrelige beelden. Hij keek op naar de blauwe lucht waar aan touwen en aan elkaar gebonden een stoet van oorlogstuig in heldere HD-beelden werd voortgetrokken. Hij herkende ze als een variant op een andere droom. Daarin vloog hij zelf, op eigen kracht of in een vliegtuig. Soms zag hij eindeloos veel vliegtuigen in strakke formaties of volgens frivole choreografie tegen een helblauwe lucht. En dan opeens was daar daar een boek, stuk gebladerd, door en door gelezen en voorzien van leesaanwijzingen. Hij las hardop: Indien het al zo was, dan ja …. vervolgens keek hij op en zei: Duidelijk het exemplaar van de auteur zelve. Toen nam Hanny Michaelis het boek op, liep van hem vandaan en gaf – ze had zware benen, gestoken in gele maillots, de voeten in afgedragen, houten klompen – het boek aan Gerard Reve die hij nu recht in het gezicht keek. Reve lachtte hem vriendelijk toe. Hij vond het duidelijk prettig kennis te maken. Hij knipoogde bovendien. Er was vooral zachtaardigheid in de ogen van Reve. 

Kip

Van de week moest ik opeens denken aan een voorval, lang geleden. We woonden in Vught en ik was – gokje – een jaar of tien. We woonden in een huurhuis in Vught. Dat had een garage en wij hadden geen auto. Mijn ouders verhuurden die garage voor tien gulden per maand aan iemand met meer geld dan zij én in het bezit van een auto. Hij woonde zeker 500 meter bij ons vandaan en kwam elke ochtend te voet zijn auto ophalen en aan het einde van de dag kwam hij die weer bij ons in de garage zetten. Waarna hij weer te voet naar huis ging. Hij werkte in Den Bosch, net als mijn vader, die lopend, met de fiets of de bus naar zijn werk ging. De huurder en mijn vader werkten daar in gebouwen vlak bij elkaar. Ik kan me niet herinneren dat mijn vader ooit meereed. Het bezit van een auto lag ver buiten het bereik van de financiële mogelijkheden van mijn ouders. Voor ons kinderen was rijden in een auto een bijzondere gebeurtenis. Op een dag vroeg de huurder of ik zin had mee te rijden. Dat had ik wel. Hij moest een boodschap doen. We reden Brabant in. Zeg in de richting van Sint Michielsgestel en verder. Het was een heerlijke rit. Ik genoot. Totdat de huurder bij een boerderij stopte en de wagen parkeerde langs de kant van de weg. Blijf maar even hier zitten, zei hij, opende zijn portier, stapte uit, sloot zijn deur en liep het erf van de boerderij op, verdween uit het zicht. Ik voelde me niet helemaal senang. Maar, hij had even gezegd, dus ……… ik vond dat zijn even lang duurde en nog langer duurde en hield mijn ogen voortdurend gericht op het punt waar de huurder achter de boerderij verdwenen was. Opeens zag ik iets bewegen. Het liep over het erf. Het bewoog laag bij de grond. En het bewoog snel. Opeens drong tot me door: Het is een kip. En: Het is een kip zonder kop. Er liep iemand achteraan. Die kende ik niet. En ik dacht: Gewoon recht vooruit kijken, dit heb jij niet gezien, hier moet je dadelijk niet over willen praten. De tijd verstreek. Ik raakte uitgekeken op de weiden, de weg met aan weerszijden hoog opgaande populieren, er stond een zachte wind, de zon scheen. Rondkijken in een omgeving die je niet kent is leuk maar het plezier houdt een keer op. Opeens hoorde ik hoe de klep van de kont van de wagen open werd gemaakt en weer gesloten. Daarna ging de deur van de huurder open. Hij ging zitten en zei: Zo, dat is ook weer gebeurd. Ik dacht: Ja, en ik ga niet laten blijken dat ik weet wat dat is. Ik kon de soep al ruiken. Ook op de terugweg kon ik genieten van het ritje dat mij op deze mooie dag in de schoot was gevallen. Ondanks de kip zonder kop in de kofferbak.

Wilhelmus

Het deed me wel wat, net het Wilhelmus in het Stade de France. Het Wilhelmus voor Sifan Hassan die met zuinig lopen de Olympische Marathon won. Zonder daarop te willen afdingen, want ik vond het fantastisch dat ze won, dat zuinig sluit goed aan op onze Nederlandse koopmansgeest om als het er op aankomt met zo min mogelijk kosten het onderste uit de kan te halen. Sifan Hassan is dus prima geïntegreerd want ze begrijpt onze ziel waarin tegenwoordig vooral de koopman huist. Wat ik jammer vind is dat ik Sifan slecht kan volgen als ze Nederlands spreekt, vooral omdat ik oprecht geïnteresseerd ben in wat ze te zeggen heeft. Hassan is altijd naturel, authentiek. En, je ziet niet elke dag een sporter die puur blij is, zonder hysterisch te doen. Dat doet me ook wel wat.

Bloemendaal

Wat een ongelooflijk sneu gevalletje Niet In Mijn Achtertuin, daar in Bloemendaal. Je verwacht het niet, daar. Daar wonen toch vooral milde ouderen? Inmiddels. Door de wol geverfd als het om de ups en downs in het leven gaat. Waardoor begrip en verdraagzaamheid zich genadeloos van hen meester hebben kunnen maken. Wilde de COA er in een villawijk een opvangcentrum voor asielzoekers neerzetten? Welnee, er kwam als gevolg van overlijden een mooie villa vrij en de erfgenamen wilden die beschikbaar stellen aan het Haarlemse hospice dat op zoek is naar een locatie voor een tweede vestiging. Voor twintig jaar. Nou werd ik eigenlijk al heel blij van dat erfgenamen in – lijkt mij – nogal bemiddelde kringen er in slagen het met elkaar eens te worden over hoe met de erfenis om te gaan maar dat nogal belangenloze gebaar vond ik pas echt helemaal super top. En dan valt het zwaar tegen dat de buurt zich niet in dat liefdevolle gebaar kan vinden. Sterker nog: dat niet gewoon respecteert. Dus protest , want meer verkeer en vooral ook lijkwagens, dat wil je allemaal niet in de buurt. Allemachtig, wat vind ik dat een sneu buurtje. Daar zou ik niet in alle rust dood willen gaan. Hospice Haarlem heeft afgezien van het genereuze aanbod. Ik snap dat.

Hassan

Aan de staart van de groep – het is voor Hassan zaak zo zuinig mogelijk te lopen – met Hassans snelheid zit het wel goed, gezien haar 5.000 meter – in de staart van de groep nog steeds Hassan – Hassan ziet het allemaal aan – het is de negende keer dat Hassan een 10.000 meter loopt – Hassan nog altijd achterin lopend, geen metertje teveel – Hassan en Van Es gaan goed – Hassan moet nu gaan komen en dat doet ze ook – Hassan nu in de rug van Van Es – Hassan nu, gaat mee – Hassan gaat goed in de finale van 10.000 meter – Hassan loopt op plek teaalf – hier Hassan, heeft zich nog geen moment laten zien, spaart energie – Hassan aan de staart van die groep – veel ontspanning op het gezicht van Hassan – Hassan ziet het allemaal aan, van achteruit, de rust bewarend – Ontspanning op het gezicht van Hassan – Aan de staart van de groep Hassan – Hassan in het midden van de groep, opgesloten – Hassan op plek 12 – Hassan reageert nog niet – Hassan komt naar voren – lukt het Hassan – Hassan oogt nog goed – Hassan zet wat aan – Hassan aan de binnenkant nu – Hassan rukt op naar plek drie – Hassan op plek drie

Lelie

We hadden al een tijdje geen bloemen in huis. In de aanloop naar de vakantie in juni was het: We zijn nu snel weg, dus nu verse bloemen kopen is geld weggooien. Eenmaal terug was het geen punt van aandacht meer geweest. En toen, een week geleden, liepen we langs een bloemenzaak en kochten we een bosje. Een bescheiden bosje want het zou warmer worden en dan zouden ze sowieso niet lang staan. Waar je al niet aan denkt als het over bloemen in huis gaat. Waar we niet aan hadden gedacht: even goed te kijken wat het voor bloemen waren. Ja, het was een gemengd bosje, nog niet alle bloemen waren – helemaal – open. Vers waren ze dus, dat wel. Gisteren zag ik in het voorbijlopen dat er zeker twee nog niet open waren. En iets diep in mijn hoofd zei: Lelies. Even was er ook onrust. En vanmiddag gebeurde het dan. Er drong zich onontkoombaar een sterke, niet te missen geur aan mij op. De geur van lelies die zich met een heel erg grote mond mengden in het koor van luchtjes dat in de loop van een dag aan je voorbijtrekt. Voor ons is dat net een paar geurtjes te ver. Morgen gaat het bosje met de sterk geurende kerkhofblommen de groenkliko in.

Honger

We waren vroeg op vanmorgen. Voor ons doen dan. Want kwart over zeven is niet écht vroeg, natuurlijk. Ik ken ouders die er dan met grote regelmaat al een uur leven vol reuring op hebben zitten. Zoals de ouders die we vandaag even gingen vervangen omdat ze ook nog andere dingen te doen hebben dan voor hun kinderen zorgen. Die kinderen hebben nog vakantie, vandaar, en alleen laten is op hun leeftijd geen optie. We waren om acht uur op het adres waar onze inzet zo vurig gewenst was. Mama was al naar haar werk, papa moest nog vertrekken. Het moet gezegd, voor deze drie kinderen zorgen is eenn opdracht. Het zijn drie nogal uitgesproken karakters en ze zijn nogal competitief. Wat de een kan, kan de ander beter, wat de een heeft, heeft de ander meer. Dat dus. Er is veel regie noodzakelijk. Om kwart voor tien vertrokken de oudste van acht en ik naar het Oorlogsmuseum in Overloon. Hij wilde eigenlijk met de fiets maar er dreigde regen en ik had geen zin in een nat pak. In de loop der jaren is het Oorlogsmuseum een knap museum geworden. Als ik er ben, denk ik tegenwoordig dat ik er vaker naartoe zou moeten gaan. Alleen en niet met een kleinkind dat vooral bezig is met het oplossen van een prijsvraag. Ik ben vooral onder de indruk van de sectie Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog met een grote diversiteit aan bijzondere objecten en persoonlijke verhalen. Verder staat er een grote en diverse collectie oud oorlogsijzer, al dan niet mobiel, veel te veel van het goede. Daar zie je door de bomen het bos niet. Evenmin bij de enorme vitrines met patronen, granaten en ander explosiefs of bij de ellenlange planken met allerlei communicatieapparatuur. De jongeman was zo nu en dan bereid even te luisteren naar opa-vertelt. Toen we rond elf uur aan een fanta en een koffie zaten, vielen de eerste druppels. We haalden nog net het poortgebouw voordat het onweer met een enorme stortbui de weg naar de auto op het parkeerterrein afsloot. Terwijl we daar stonden, vroeg hij: Houd jij eigelijk van oorlog? Ik niet, zei ik. En jij? Nee, ik ook niet. Ik keurde het goed, in stilte. Wij helpen nu Oekraïne, hè, vroeg hij. Maar wie hielpen Duitsland in de Tweede Wereldoorlog? Italië en Japan, zei ik. En Rusland, vroeg hij. Ik: Nee, Rusland niet. En hij: Dus Rusland hielp ons toen? Ja, zei ik. En hij: Maar dat vecht nu met Oekraïne. Tja, dacht ik. En dat hij op de een of andere manier ondanks de aandacht voor de prijsvraag toch nog oorloggerelateerde stof tot nadenken had opgedaan. Het hield even op met regenen. Kom zei hij, naar de auto. Ik heb honger.

Stammen

De Olympische Spelen eisen toch meer mijn aandacht op dan ik had gedacht en gewild. Maar, langzaam word ik meegesleept in de niet aflatende stroom van uitzendingen op de televee. Zeer dwingend word ik gaandeweg aangesproken op mijn Nederlander zijn. Ik moet en zal, kost wat kost, verslaafd raken aan de successen en teleurstellingen van onze sporters. Ik moet meeleven. Team NL zal het ritme van mijn dagen bepalen. Er is geen ontkomen aan. Ik moet dronken zijn van oranje, van rood, wit en blauw. Het Wilhelmus zal voortdurend meezingen in de tinnitis in mijn beide oren. Ik zal dwangmatig om het half uur de medaillespiegel raadplegen. Nou, nee dus. Geloof me, ik gun al onze atleten het hoogtepunt in hun leven, hun blijdschap over deelname, hun Olympische verbroedering met hun tegenstrevers, hun op talent gebouwde perspectief op een grootse toekomst maar ik kan en wil ook niet enthousiast worden over de gevoelens die ik denk dat mij in de hitte van het moment worden opgedrongen. Ik houd niet van de stammenstrijd, van het tribalisme dat van de velden en de tribunes uit de schermen spat. Van de collectieve hysterie langs de lijnen van nationale grenzen. Vooral de Fransen slagen er in met hun sowieso niet te evenaren chauvinisme in de overdrive elk ander land, elke andere supporter hun hakken te laten zien. Maar die willen niet achterblijven. Uitzinnigheid alom. Daarmee wordt sportbeleving ook meteen karikaturaal.

Baan

Hij lag er weer goed bij, de baan. Ik was er om een oefenballetje te slaan. De zon liet zich flink gelden maar er stond ook een stevige, frisse wind. Als de zon even weg was, was het bijna koud. Mijn slagen waren matig maar dat is een mooi uitgangspunt voor een echt rondje lopen. Mooier dan dat je fantastisch slaat als je oefent om dan te baggeren op de holes. Dat voedt het gevoel dat er nog wat valt te verbeteren. Op de terugweg naar een kop koffie trof ik PeeJee en wat mannen die ik vaag ken. Maar niet dan nadat ik, net als zij – van een afstandje – hadden staan kijken naar twee golfers die op hole dertien stonden te putten. Dat ging niet van een leien dakje. Ik voelde met ze mee. Om een beetje te scoren op een hole moet je het balletje er – eenmaal op de green – eigenlijk in twee, maximaal drie keer in hebben liggen. En dan moet je de baan ook al in drie slagen doorgekomen zijn. Ik herken dat wel, zei ik tegen PeeJee, dat je in de baan lekker loopt te slaan en denkt dat je wel even mooi zult afronden en dan de hole maar niet kunt vinden. Terwijl er een vlag in staat, hè! Nou, ik ook, zei PeeJee. En zeker de laatste tijd ben ik op de green de weg een beetje kwijt. En geen idee waar het aan ligt. Ook dat herkende ik, dat je niet weet waar het aan ligt. En niet weet wat je eraan kunt doen. Maar dan is er gelukkig altijd nog koffie.

Kermis

We moesten er maar eens overheen lopen, over de kermis. Je moet weten, het is niet ons ding. Maar, we vinden dat we dat ding ook niet links kunnen laten liggen. We kijken vanuit ons appartement uit over de daken van belendende bebouwing, hebben altijd uitzicht op de toren van de Grote Kerk van Venray. En nu, vijf dagen lang, ligt naast die kerk een groot deel, het noordelijke, van het kermisterrein. En daarmee hebben we ook de twee hoogste attracties in beeld. Het zuidelijke deel van het terrein ligt hier zo goed als om de hoek. We hadden al de hele middag mensen zien lopen naar waar het te doen is. Daar maar achteraan, dus. Het was druk bij de attracties op het plein. De terrassen zaten vol. Op de kermis zelf veel ouders met kinderen, oma’s en opa’s die de portemonnee trekken. Kleine kinderen voor wie het allemaal nieuw is, ook huilend omdat de glijbaan te hoog is en de rit naar beneden te snel. Ik moest denken aan de kermis, klein kind in Vught. Mijn oudste zusje stapte overal onbevangen in, grote pret, ik durfde niet. Ik werd misselijk in de draaimolen. Ik vond het ook raar om almaar rondjes te draaien en dan elke keer als je ze weer zag naar je ouders te zwaaien omdat zij steeds naar jou zwaaiden. Waar ging dat over? Ik zag ze de hele dag al en dan zwaaiden we nooit naar elkaar. En als we elkaar even niet zagen en dan even later weer wel, ook niet. Ik voelde me op een plek waar ik niet wilde zijn. Ik werd ook al misselijk van thuis op de schommel, ik schommelde nooit en moest ik me dan als het kermis was wel aan draaien en zweven overgeven? Dacht het niet. Toen al niet. Één keer heb ik mij laten verleiden in een achtbaan te stappen. Ik was een jaar of vijftien en met een oom, een neefje, twee nichtjes en mijn oudste zus op de Öcher Bend, een grote kermis in Aken. Het was een bescheiden achtbaan. Neemt niet weg dat ik mijn maag ternauwernood binnen boord hield. We liepen verder de kermis op, de drukte in. Het werd schuifelen. Na een uur hadden we het wel weer gezien. Én gehoord. Weer thuis bleek de vijf in de klok. Tijd voor een witte wijn. Inmiddels is het donker en flikkeren naast de toren van de Grote Kerk de lichtjes van booster Anubis.