Hij lag er weer goed bij, de baan. Ik was er om een oefenballetje te slaan. De zon liet zich flink gelden maar er stond ook een stevige, frisse wind. Als de zon even weg was, was het bijna koud. Mijn slagen waren matig maar dat is een mooi uitgangspunt voor een echt rondje lopen. Mooier dan dat je fantastisch slaat als je oefent om dan te baggeren op de holes. Dat voedt het gevoel dat er nog wat valt te verbeteren. Op de terugweg naar een kop koffie trof ik PeeJee en wat mannen die ik vaag ken. Maar niet dan nadat ik, net als zij – van een afstandje – hadden staan kijken naar twee golfers die op hole dertien stonden te putten. Dat ging niet van een leien dakje. Ik voelde met ze mee. Om een beetje te scoren op een hole moet je het balletje er – eenmaal op de green – eigenlijk in twee, maximaal drie keer in hebben liggen. En dan moet je de baan ook al in drie slagen doorgekomen zijn. Ik herken dat wel, zei ik tegen PeeJee, dat je in de baan lekker loopt te slaan en denkt dat je wel even mooi zult afronden en dan de hole maar niet kunt vinden. Terwijl er een vlag in staat, hè! Nou, ik ook, zei PeeJee. En zeker de laatste tijd ben ik op de green de weg een beetje kwijt. En geen idee waar het aan ligt. Ook dat herkende ik, dat je niet weet waar het aan ligt. En niet weet wat je eraan kunt doen. Maar dan is er gelukkig altijd nog koffie.