Op het plein was in één week aan de gevel van de schouwburg een gigantisch paviljoen gebouwd. Het had voornamelijk glazen wanden. Binnen was een uiterste poging gedaan met voluptueuze maar desondanks gedistingeerde zetstukken en kunstplanten een chique ambiance te creëren. Uit de laatste busjes die vandaag waren komen aanrijden werd nog van alles en nog wat voor een geslaagde nip- en hapsessie naar binnen gedragen. Daar kreeg een brigade van zo’n veertig jonge mensen de laatste instructies inzake het bedienen van de gasten die later op de middag verwacht werden bij dit grootse bedrijfsfeest van een omvang die in dit dorp zelden gezien werd. Ik was ondertussen op weg naar de bibliotheek waar een bescheiden feestje ter gelegenheid van de boekenweek werd georganiseerd. Kinderen konden er knutselen, er zou worden voorgelezen en er was een verhalenverteller. Ik vatte post aan een tafel, in een comfortabele stoel nadat ik het februarinummer van Vrij Nederland uit de bladenwand genomen had. Langzaam stroomde de bibliotheek vol met kinderen, papa’s, mama’s, opa’s en oma’s. Er viel een kind een tand door de lip. Het huilde hartstochtelijk, ontroostbaar ook. Een jonge moeder gaf haar baby de fles. Het kind keek voortdurend weg naar alles wat bewoog. Het schoot niet op maar het geduld van de moeder zegevierde. Twee vriendinnen zonder kinderen dronken in een hoekje gezellig muntthee en hapten beetje voor beetje een cupcake weg. Druk met elkaar. Op een houten verhoging zat stil een stevige vrouw met hoofddoek en dikke winterjas aan zich te laven aan het bruisende leven om haar heen. Kijken was genoeg. Ik las ondertussen wat artikelen in de Vrij Nederland. Het was lang geleden dat ik dat gedaan had. Het was een ander blad geworden. Het is een andere tijd, dat ook. En er lagen vandaag twee totaal verschillende werelden op en aan het plein.