De jongste, zoon Dee, heeft met zijn Ee een huis gebouwd. Nou ja, laten bouwen. Het was een lastige klus, met haken en ogen. En nu was als voorlopig laatste grote werk de binnenkant helemaal afgewerkt. Er was geschilderd en gekit. Het had bijna vier weken geduurd en wij hadden het nog niet gezien. Tot vandaag. Maar eerst gingen we wandelen. Het was licht mistig. Het miezerde. Het was koud. Waterkoud. De wind was matig maar guur. We zijn weinig meer gewend wat kou, dat moet gezegd, maar toch. We wandelden met de jongste en zijn Ee en drie kinderen in een gebied dat Paardekop heet. In dat gebied ligt de Duitse Oorlogsbegraafplaats, de enige in Nederland. Op de website: De overgrote meerderheid van de oorlogsdoden zijn Duitse soldaten die tijdens de oorlog hun dienstplicht vervulden. Maar ook SS-leden en oorlogsmisdadigers, Nederlandse collaborateurs, vrijwilligers van de Wehrmacht uit andere landen en enkele burgers, waaronder vrouwen en kinderen. Dwalend door de Paardekop kwamen we uit bij de achteringang van het kerkhof. Het is een enorm terrein en het zien van zoveel kruisen is overweldigend. 32.000, het is nauwelijks te bevatten. We waren er niet voor de eerste keer maar het blijft naar de keel grijpen. Zeker nu er een sluier van miezerende regen tussen de bomen hing. De kleintjes vroegen niet veel en wat ze vroegen was te behappen. Over het verschil tussen dood en niet dood. Dat soort vragen. Terug in de bossen van de Paardekop ging de aandacht weer uit naar hollen, klimmen, vallen en door modder en plassen lopen. Thuis bij Dee dronken we koffie en loofden we het fraaie schilderwerk.