Het zaaltje op de heuvel in het park zat bomvol. Ik zeg zaaltje want er kunnen zo’n honderd mensen in en dan is het in elk geval geen zaal. Buiten was het koud maar binnen liep de temperatuur met al die lezerslijven snel op. En dan moest het allemaal nog beginnen. We waren vooral gekomen voor Frank Nellen, schrijver van onder andere De Onzichtbaren. En sommigen ook voor dichteres Brit van Baaren. Het werd een geanimeerde bijeenkomst. De voordrachten waren intens en pakkend. Er werd goed geluisterd en veel gelachen. Het was Literair Café Venray op z’n best. Tegen het einde van de sessie in het Theehuis in het Odapark kwam het gesprek met Nellen op een eventuele, mogelijke vertaling van De Onzichtbaren in het Oekraïens. Dat bleek een dingetje. In de wereld van de uitgevers. Althans geen zaak waar snel een besluit over zou kunnen vallen. Want kan dat wel, een Hollandse jongen die een verhaal schrijft over leven in Oekraïne, in de oude sovjetrepubliek en de nadagen daarvan. En ter vergelijking de vraag of Annejet van der Zijl eigenlijk wel de roman Sonny Boy had mogen schrijven. Was er in deze gevallen geen sprake van toe-eigening van thematiek? Nellen wilde duidelijk niet het/zijn definitieve antwoord op deze vragen geven maar vroeg zich wel af of er met deze vragen niet iets te stevig geknaagd werd aan de wortels van wat kunst is. Dat is toch ook je inleven in andere mensen, in omstandigheden die je zelf niet fysiek, feitelijk, uit eigen ervaring kent? En daar dan vorm aan geven? Ik kan me daar wel in vinden. Sterker, ik vraag me af wie of wat nou echt geholpen is met die vragen.