Moeders

In de Volkskrant van gisteren (écht gisteren, in tegenstelling tot gisteren in het stukje van gisteren) staat een interview met Jolande Withuis naar aanleiding van het verschijnen van haar biografie over haar moeder. Titel: Moeder, antimoeder. Ze is niet de eerste auteur die dat verhaalspoor bewandelt. Op 3 maart 2021 schreef ik in een column voor de website van de lokale omroep van Meerssen:

Met enige regelmaat verschijnt er een boek waarin het verhaal van een moeder wordt verteld. Laatst nog door Jan Brokken in De tuinen van Buitenzorg. In de Nederlandse literatuur gingen onder andere Maarten ’t Hart (Magdalena) en Adriaan van Dis (Ik kom terug) hem voor. Waarom ik daarover begin? Nou, van de week zaten we met de kleinste van drie jaar te eten. Het is in dit verband belangrijk te weten dat wij voor onze kleinkinderen weliswaar oma en opa zijn maar in het dagelijks verkeer noemen ze ons bij de voornaam. En van belang is dat wij behalve van borden ook van lapjes eten. Het zijn fraaie patchwork placemats van de hand van mijn moeder. Dat voor nu over mijn moeder. En, vroeg mijn El aan die van drie, weet jij wie die gemaakt heeft? Dat wist ze niet natuurlijk. Oma Er, zei El. De kleine keek bedenkelijk. Wie is dat, vroeg ze. Dat is de mama van Paul, wees El naar mij. Maar die is dood. Bedenkelijk kijken ging over in fronsen. En jouw papa en mama? Tja, zei El, ook dood. Oh, zei ze. Ze dacht na – zoveel was wel duidelijk, ze vond het een interessant gesprek – over een volgende vraag. Die kwam: En jullie dan? Nou, zei El, wij niet, wij leven nog. Goh, dacht ik. Maar daarmee was de conversatie nog niet af. Ze haalde nog even diep adem, keek El indringend aan en vroeg: En de volgende keer? Om naadloos over te gaan naar een volgende hap vanillevla. Ze wil later trouwens treinmachinist worden, dat jullie het even weten. Ja, dat verraste ons ook.