Er is weer reuring in Groningen. Nu er sprake is van het bouwen van nieuwe kerncentrales, start ook de discussie over het radioactieve afval weer op. Voor het opslaan daarvan zijn ook de zoutkoepels onder Groningen in beeld. De burgers komen er weer in beweging. Ik kan dat begrijpen. Werd het er net een beetje rustig, en nou dit weer! Was dat nodig? Een Vandaag had een rijzige, welbespraakte techniekhistoricus opgetrommeld om daarop zijn kennis op te projecteren. Ik slaagde er helaas niet in zijn verhaal te volgen. Hoezo niet? Nou, dat zit zo. Ik raak de laatste tijd steeds meer in de war als spraak in veel lichaamsbeweging gehuld de mond verlaat. Ik raak daardoor afgeleid van waar het om gaat. Er was een tijd dat spraakgerelateerde moves beperkt bleven tot spiertjes in het gezicht voor een inkijkje in de onderliggende gevoelens. Daarna kwamen ook handen in gebruik voor het leggen van wat accenten en armen voor enerzijds en anderzijds. De techniekhistoricus zette wat mij betreft een nieuwe trend met zijn als een berk op de wind heen en weer wuivende torso en met armen die nog iets meer wilden vertellen dan eneranderzijds, verder en wijder reikend dan nodig voor het overbrengen van de zakelijke boodschap. Ergens in de ontwikkeling van spreken in het openbaar is er een moment geweest dat een coach dacht dat praten saai is als de spreker – al dan niet achter een katheder – weinig beweegt. Het gezicht is bovendien te ver weg voor de luisteraar in de zaal. Die coach heeft waarschijnlijk geadviseerd ook iets met de handen te doen. De armen kregen wat later een functie als er naar geprojecteerde sheets gewezen diende te worden. Daarna kreeg je het loopje van Brinkman en werd het pad voor choreografische experimenten verder geëffend. Eenmaal op dat pad laat de leerling het geleerde niet meer los, ook niet als het kader waarbinnen gesproken wordt een televisiescherm is. In mijn waarneming is dat te veel reuring voor een beperkte ruimte. Focus wordt lastig.