Hij staat bovenaan de trap, lachend, de eigenaar van de B&B. Welkom, welkom. We strijken voor enkele dagen neer in Schin op Geul. We willen naar een voorstelling in Heerlen en nog een paar dingen doen, hier in het zuiden. Waar we nog nooit aan toe kwamen: wandelen in het Frontenpark bijvoorbeeld. En op herhaling: unnesop eten bij het Pothuiske in Maastricht. We stellen ons voor. Hee, zegt hij, ik ken een Paul Jansen. Oh, maar daar zijn er wel meer van, zeg ik. Maar hij geeft niet op: In Venray. Dat komt wel erg in de buurt, zeg ik. En waarvan ken je die dan? Van school. Daar gaf hij les. Nederlands. Ik heb nooit bij hem in de klas gezeten, trouwens. Hier kan ik niet meer omheen, denk ik. Tja, dat zal ik dan wel zijn. Maar, ik heb geen idee wie jij bent. Hij noemt zijn naam. Uit Blitterswijck. We raken aan de praat. Wat een leuke school, goede herinneringen aan. Wie leeft nog en wie is dood. Clim, ja, die kon vertellen. Wat een toeval, deze ontmoeting. We nemen even kort twee levens door. De volgende ochtend bij het ontbijt pakken we de draad weer even op, met uitzicht op de Sousberg, de zon net boven de top van de heuvel. Hij woont hier nu acht jaar, runt de B&B en is helemaal weg van Zuid-Limburg, wil er niet meer weg, maar zijn hart ligt ook nog in Blitterswijck. We delen die liefde voor dit landschap, deze sfeer. Rijkdom. Toch, teruggaan naar Venray is onderaan de streep een goed besluit geweest. Rationeel, dan. Emotioneel is het net iets minder. Zijn vrienden in Blitterswijck zeggen: Wacht maar, jij komt hier nog een keer terug.