Het geluid van vastelaovond jaagt nog even langs de gevel. We kunnen het hebben, hier op de bank. Zelf zijn we geen vierders. We zijn wel naar de optochten gaan kijken, met een aarzelende zon in de rug en zicht op feestelijk geklede wel-vierders. Het heeft iets ontwapenends, het bewust domme, onzinnige, uitzinnige en bewust dwarse en ontregelende gedoe. Het oogt als je-doet-maar-wat maar er is een jaar lang stevig over nagedacht, vergaderd en aan gewerkt. Meestal rond een krat bier of wat flessen witte wijn. De tap was nooit ver weg, in elk geval. Maar het is altijd met de bedoeling op een milde manier een noot te kraken. Niet te subtiel, niet te grof, niet te slim en ook niet te dom. In de optocht zie je vanaf de kant onderaan de streep een wandelende grap. Zwaar over de top gekleed en bewegend. Terwijl ik de laatste punt tik, hoor ik dat het geluid van vastelaovond is gaan liggen. Volgend jaar is het weer terug. Oh nee, nu alweer. Alaaf.