Dat heb jij ook vast weleens, dat je je iets zit af te vragen en dat er dan opeens iets door je hoofd schiet en dat je dan denkt: Hoezo dan? Mij overkomt dat bijvoorbeeld nu, nu ik een stukje begin te schrijven. In mijn stukjes treedt soms El op maar nu wilde ik ook Em en Pee er een podium geven. Dus ik stond op het punt om te schrijven: We zaten weer eens samen aan tafel, doen we dat wel genoeg? ………… toen ik dacht: Hoe komt het toch dat je in het alfabet sommige letters – en dan bedoel ik met name de medeklinkers – noemt door er een klinker voor te zetten (ef, el, em, en, er, es, iks) en andere (de rest) door er een klinker (en soms nog iets meer: zet) achter te zetten? Misschien zou ik omdat ik taalkundige ben beroepshalve een antwoord op die vraag moeten hebben, maar ik heb het niet. Ook nooit bij stilgestaan, ook nooit over nagedacht, ook nooit bij toeval iets over gelezen. Dus als je niks te doen hebt, zoek het maar eens uit. Ga ik ondertussen iets leuks doen.
Limerick 7
In Oostrum daar zie je de treinen
steeds weer in de verte verdwijnen.
Maar, geen zorgen hoor
want er ligt een spoor
waarover ze ook weer verschijnen.
Licht
We hadden vruchtbaar vergaderd. Dat kan, met vijf mens, man/vrouw. Zijn het er meer dan wordt het al snel lastiger. Maar deze vijf, dat zijn behalve goede praters ook excellente luisteraars. We namen afscheid onder het toeziend oog, hoog in de toren van de Grote Kerk. En onder het licht van de volle maan. Het verlichte oog sloeg negen uur. Een mooie tijd om naar huis te lopen. Het was er ook het weer naar – aangename temperatuur, zacht windje – voor een traag tempo te kiezen. Op het punt waar het langs mijn route naar huis minder licht werd en ik het centrum uit zou lopen besloot ik af te slaan en de weg door het centrum te lopen, naar het plein. In de restaurants met meer Nederlandse culinaire wortels was het licht gedempt. Vanuit een bepaald cultureel perspectief is dat oergezellig. In de op Italiaanse culinaire leest geschoeide restaurants kraaide uitbundig helwit ledlicht victorie. Vanuit een ander cultureel pespectief ook gezellig. Wel denk ik dan: Daarmee vergeleken is het schilderij Nighthawks van Edward Hopper een vrolijk feestje. Op het plein klaterden de fonteinen kleurig licht. Dertig, veertig jaar geleden liep of fietste ik vaak ook rond negen uur of later door deze straten, over dat plein, vaak na vergaderingen met veel te veel mensen die niet altijd of gewoon slecht naar elkaar luisterden. Toen was het er een dode boel, een uitgestorven dorp, geen mens meer op straat. Nou ja, ik dan.
Mug
Gisteren zat ie bij jou en nu de hele tijd bij mij. Wie, vroeg ik. Nou, de mug zei El. De mug. De. We verkeerden namelijk in de veronderstelling dat het beestje dat gisterenavond mij steeds om de kop zoemde en dat ik maar niet te pakken kreeg het enige is dat met ons de woonkamer deelt. Ik zag het net onder het boek, boven het boek dat El leest, op haar buik, haar knie, rond haar hoofd ……. Ik heb hem, zei ze opeens terwijl ze een klap gaf op haar dij. Ze liet me zien waar het zwarte lijkje lag of meer nog: verkleefd zat op haar broek. Die heeft nog niks gehad vandaag, zei ze. En de was is er goed voor, voor dat vlekje. Ik voelde ondertussen op mijn pols een onweerstaanbare jeuk opkomen. Krabben, dus. Er is er dus minstens nóg een, dacht ik. Meer nog dan de jeuk van een steek en een bult haat ik trouwens het gezoem van muggen die op bloed uit zijn. Ik mag dan wel minder goed horen, het is nagemeten dus echt waar, maar muggen, die hoor ik nog altijd. Denk ik. Ook op mijn enkel voelde ik nu jeuk. Het is raar, of misschien ook niet, maar sinds we hier in het centrum van Venray, in de stenen wereld wonen hebben we voortduren met muggen van doen. In Meerssen, waar we in een groene wereld woonden hebben we ooit één keer een mug in de slaapkamer gehad. Terwijl we toch altijd met open raam en zonder hor, sliepen. Het zullen de vogels zijn geweest, de zwaluwen en de mussen en de mezen vooral, die er korte metten mee maakten. Hier zijn ook wel vogels maar die eten vooral broodkruimels, friet en zo, en die hoeven dus niet achter de insecten aan. Die leven rond de terrassen en snackbars. Maar goed, ik had dus jeuk, ik heb nog jeuk en nu denk ik dat jij ook jeuk hebt en dat ik vanavond nog moet proberen die mug te grazen te nemen. En weet je, terwijl ik dat schrijf zie ik hem hier een beetje cirkelen boven mijn buik. Mijn klap was raak. Mijn shirt moet in de was. Wat ik me trouwens afvraag: Heb jij weleens een mug zien lopen? Ik niet.
Marseillaise
Het was september 1963. School was weer begonnen. Ik moest er als elk jaar weer flink van zuchten. Daar gingen we weer. Niet meer lekker door Zuid-Limburg fietsen, voetballen op het veldje in de wijk: voorbij, klaar met het eindeloos lezen van Maigrets, Saints en Havanks. De zomervakantie duurde toen nog een week of zeven en de eerste week was een beetje aanmodderen met boeken halen, een schoolmis bijwonen en nog wat gerommel in de marge van waar het echt om ging: de lessen en daar wat van opsteken. Tijdens een van de eerste uren geschiedenis maakte meneer Hendriks duidelijk dat nu het echte werk ging beginnen. Voor hem waren we geen leerlingen meer maar studenten. Ik was op dat momen net zestien en schrok nogal van dat idee. Maar daar had meneer Hendriks duidelijk geen boodschap aan, als hij dat al wist. We zaten per slot van rekening in de vijfde en dan ging je al bijna naar de universiteit, dus of we maar even zelf verantwoordelijkheid wilden nemen. Waarvoor? Nou, dat zou hij even haarfijn uitleggen. Jongens, zei hij – het kan ook heren zijn geweest, dat ben ik kwijt – jullie hebben geen geschiedenisboek, dat vinden jullie wellicht vreemd, maar troost je, dat gaan jullie zelf schrijven. Ik vertel tijdens de les en wat ik zoal vertel, dat schrijven jullie netjes en volledig op en wat je opschrijft, dat is de basis voor wat je voor de proefwerken moet leren. En meer dan dat: moet kennen. Dat vraagt van jullie dat jullie goed opletten en bij de les blijven. Voor onachtzaamheid is er dus geen tijd noch gelegenheid. Ik vroeg me af hoe dat ooit goed moest komen. Kon ik wel zo snel schrijven? Zou ik wel begrijpen wat er allemaal aan belangwekkende kennis uit de mond van meneer Hendriks zou komen? En zei meneer Hendriks: We beginnen de eerstvolgende les met de Franse Revolutie. Proefwerk tijdens de laatste les voor de herfstvakantie. Ik begon me ernstig zorgen te maken. Een week of zes lang schreven we onze vingers in kramp, de ene bladzijde van een in september nog maagdelijk schrift na de andere helemaal mudvol. Én, meneer Hendriks leerde ons de Marseillaise, het Franse volkslied. Ik vond het maar raar, een geschiedenisleraar die ons liet zingen, maar het had ook iets vanzelfsprekend. De Marseillaise, dat ís de Franse revolutie. Het volk is boos, het volk mort, het volk trekt op. Marchons, marchons! Ik moest aan deze excercitie onder leiding van meneer Hendriks denken toen we van de week in Dijon de herdenking van tachtig jaar bevrijding van de Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog bijwoonden. Waar we een monumentale versie van het eind achttiende-eeuwse strijdlied uitgeserveerd kregen door zangers van de opera van Dijon. Eenenzestig jaar geleden. Dat proefwerk, daarmee is het trouwens goedgekomen.
Voornemens
Bijna twee weken geleden schreef ik over het behoud van basisschool De Driehoek voor Griendtsveen. Dat leverde onder andere – via email – de reactie op van een oude vriend. Oud als in op leeftijd én in als al sinds mijn vroege jeugd, begin lagere school. In de loop van ons leven zijn we van vrienden die intensief contact hadden meer schepen die elkaar in de mist ontmoeten geworden. Zo nu en dan is er weer even intensief contact maar al vlug weer drijven we van elkaar weg totdat er weer een aanleiding is om langszij te komen. Nu was dat de documentaire over De Driehoek. Ik maakte uit zijn reactie op mijn stukje vooral op dat hij de charme en intimiteit die zo’n kleine school eigen is herkende en dat het verhaal van Griendtsveen hem ontroerde. Hij had er al een tijdje geleden veertig jaar plus een beetje als leraar aan basisschool en speciaal onderwijs opzitten maar had in die veertig jaar het onderwijs uit zijn beginjaren langzaam teloor zien gaan. Hoewel ik het slechts twintig jaar in het middelbaar onderwijs volhield, dat herkende ik wel. We wisselden nog wat mailtjes uit, onder andere over vakanties in de tweede helft van de zestiger jaren, met vrolijke vrienden en verloren verliefdheden, leuke meiden op de camping. Hij schreef dat hij zich voorgenomen had om ook de draad van zijn blog weer op te pakken, een draad die hij ergens in 2015 had losgelaten. Hij gaf me een link. Een paar dagen geleden dacht ik: Even kijken daar. En toen kwam ik onder andere uit bij een blog van 24 november 2011. Hij krijgt vervroegd pensioen aangeboden. Dat was niet tegen dovemansoren gezegd, schrijft hij. Vervolgens schrijft hij over wat hij allemaal in zijn vrije tijd gaat doen. Het is een hele riedel, variërend van kamer opruimen tot treinen laten rijden, van pianospelen tot fotograferen, van met terugwerkende kracht lezen tot de hond uitlaten, van het huis opknappen tot boodschappen doen. En nu zijn we dan een jaar of dertien verder. We hebben elkaar in die tijd nog wel een paar keer gesproken maar nooit met een agenda. Waarschijnlijk ontmoeten we elkaar binnenkort weer. Ik wil dan weleens weten wat er van de plannen van toen terecht is gekomen. En ik zal eens bij mijzelf nagaan wat ik allemaal van plan was toen ik ophield met werken. En wat ik daarvan heb uitgevoerd.
Vrijheid
Gisteren de viering van de bevrijding van Dijon. De Duitse bezetters waren op 11 september 1944 de stad uitgejaagd en de inwoners van Dijon waren weer vrij. Vrij. Hoe je het ook draait of keert, vrijheid is een relatief begrip. In de tijd, in de context, hoe dan ook. Ik heb weinig kennis van wat filosofen, ethici, theologen, psychologen, sociologen en andere deskundigen aan verstandigs over vrijheid gezegd hebben, maar het besef dat vrijheid relatief is neemt niemand mij na 77 jaar meer af. Vrijheid is een begrip met een definitie én een gevoel, onderhevig aan you name it. En dat vecht met elkaar. Ik realiseer me dat wij, in Nederland heel blij mogen zijn met de vrijheid die wij hebben en doorgaans voelen. Omdat we zo’n beetje tegen het maximum aanzitten. Wat wij onszelf vrijwillig keuzes makend via wet- en regelgeving aan beperkingen opleggen is een heel klein vlekje in vergelijking met wat de Russische burger ondergaat als gevolg van een repressief systeem waarin enkel telt wat de grote leider wil. Het is maar een voorbeeld. Vrijheid is in de praktijk van alledag een begrip dat slordig en rommelig vorm krijgt en waar we over het algemeen maar slecht mee om kunnen gaan. Afgelopen dinsdag gingen in de USA Harris en Trump in alle vrijheid met elkaar in debat. Wat ik er uit de media van meekreeg: het was een bizarre vertoning waarin Trump in alle vrijheid de meest baarlijke nonsens kon verkopen en Harris in alle vrijheid vooral in de weer was met muizenvallen zetten waar Trump dan met al zijn genialiteit én open ogen in mocht stappen. Is vrijheid daarvoor bedoeld? Is dat wat je in vrijheid wilt kunnen? Op dat niveau? In Virginia mogen ouders jonge kinderen executeren omdat ze ze toch maar liever niet hebben. Hoezo dan? En illegale immigranten eten katten en honden van eerzame, niets vermoedende burgers, met name in Springfield. Hoe zot kun je het maken? Maar goed, immigranten zijn hét onderwerp. Waar niet? Overigens opvallend, wat in debatten in de USA nooit aan bod komt, althans niet dat ik weet, is dat zo goed als alle Amerikanen immigranten zijn. Het zijn bijna allemaal mensen die ooit het geluk meenden elders te moeten zoeken omdat het hen in hun thuisland niet gegeven was of zou worden. En dat ze het nodig vonden in hun nieuwe land de oorspronkelijke bewoners en hun buffels uit te moorden, althans voor een groot deel, omdat die hen nogal in de weg liepen bij wat ze in al hun nooddruft aan idealen voor ogen hadden. De vrijheid waarin de Indianen leefden in wat later Gods Own Country ging heten was niets waard in de ogen van mensen die een ander leven zochten om uiteindelijk in vrijheid hun geluk vorm te geven. Dat ging nog wat verder dan huisdieren consumeren.
Herdenken
Er liepen nogal wat drukke dirkjes rond, in het Parc Darcy in Dijon. Het opperdirkje was gekleed in een militair uniform en wierp voordurend snelle blikken in een zwarte map met veel papier. Daarna begon ze een roedel autoriteiten met tricolore sjerpen, hoge petten met klep en goudgalon, baretten met rode pompon, hoedjes met en zonder veren, chromen helmen met en zonder speerpunten, tricolore coquardes en ja, ook enkele in galauniform, letterlijk op hun plek te zetten voor de protocolair correcte begroeting van een autoriteit met nog net wat meer autoriteit. Toen die na de begroeting allemaal op een prominente plek waren gaan staan, kon de ceremonie beginnen met het voorlezen van al hun namen en functies. We keken enigszins geïmponeerd naar de situatie waarin zich flink wat Fransen even een Macron mochten wanen. Liberté, Egalité en Fraternité waren ook dankzij hen ruim voorhanden. Ondertussen waren de onderdirkjes druk met het regisseren van kinderen en jongeren die af en aan liepen voor het voorlezen van teksten die we niet verstonden want te zacht, te snel of gewoon omdat ze in het Frans waren. We konden evenwel vermoeden dat ze ons mee terugnamen in de geschiedenis en naar een mooie toekomst; naar de bezetting, het herwinnen van de vrijheid, de verloren levens en het koesteren van nagedachtenis en leven in vrijheid. Daarna werd bloemstuk na bloemstuk door schoolkinderen van dienst aangedragen en door de autoriteiten aan de voet van een grote plaquette gelegd. En toen zong het koor van de opera van Dijon nog de Marseillaise. Ja, dan word je je als nederige lagelander wel even heel erg bewust van hoe Fransen zichzelf kunnen optillen in hun zelfbewuste grootsheid. Allez, tot zover het badineren. Het was al met al een indrukwekkende viering, daar in Parc Darcy in Dijon, vandaag 80 jaar bevrijd. Vanmiddag gaan we naar een expositie over hoe de inwoners van Dijon de Tweede Wereldoorlog zijn doorgekomen. Of niet …….
Bevrijding
Morgen is het tachtig jaar geleden dat Dijon, Frankrijk, werd bevrijd. Het drong tot ons door dat er in de stad iets te gebeuren staat toen we in de Rue de la Liberté liepen en we zagen hoog boven ons Franse vlaggen aan spandraden boven de straat hangen. Die waren er gisteren nog niet. We liepen een rondje langs allerhande monumentaals dat in het centrum te zien is. We volgden Le Parcours De La Chouette. Op papier doe je er een uur over maar dat bleek in de praktijk niet haalbaar. Er staan in het centrum van Dijon te veel bankjes en er zijn te veel kerken met te veel stoeltjes die uitnodigen tot zitten en zo in mijmering verzonken de wereld in stilte dan wel in stads rumoer te ondergaan. In Frankrijk is men – wie die men ook mogen zijn, in dit verband – sowieso al niet bang voor grote open ruimtes in de steden maar men weet daar ook nog iets van te maken. Daar vind je behalve veel, al dan niet historisch ingeblazen, kunst ook al die bankjes, meestal in de schaduw van fraai opgeschoten bomen. En in die kerken al even grote ruimtes. Goed, op enig moment tijdens onze wandeling liep voor ons een oude, gebogen, grijze dame in een witte broek en een gele blouse én met een boodschappenkarretje. Haar tempo lag heel laag maar de voortgang was stabiel en leek doelgericht. Ongeveer tegelijkertijd draaide een jonge vrouw de deur van een restaurant schuin rechts voor ons op slot. En wij wilden zien wat dat restaurant op de kaart had staan. We hielden in en stonden stil. We lazen de kaart aan de gevel. Intussen probeerde de oude dame bij het restaurant naar binnen te gaan. Tja, …… dat ging dus niet lukken. Had ze dan niet gezien wat wij zagen? Misschien was zij net voorbij de deur geweest toen de jonge vrouw die sloot en had ze opeens bedacht in het restaurant iets te willen vragen? Terwijl we op het punt stonden door te lopen was de oude dame van de gesloten deur op weg ….. naar de kaart. En dat was het moment dat we aan de praat raakten. Ik vraag me dan af wie dat zo bedoeld heeft. Niemand, denk ik dan, maar ook dat het verleidelijk is te denken dat er wél zo’n iemand is. En voor je het weet heb je dan een geloof of een sekte of iets daar tussenin. We raakten aan de praat, dus. De oude dame, maar dan in het Frans: Het restaurant is van eigenaar veranderd, ik wist niet wat het precies wordt en dus wilde ik even weten hoe en wat. Er zat een patron die een beetje tegen de Italiaanse keuken aan kookte. Voortreffelijk! Ik wil weten of hij blijft, ook al is de kaart anders, want als hij blijft, blijft ook het eten voortreffelijk. Dat was de hoofdmoot van ons gesprek terwijl zij schuifelend – en wij dus ook – voortging en we zo nu en dan stilstonden omdat zich weer een nieuw onderwerp aandiende. Mosterd, slakken, steak tartare, wijn uit de streek, of wij Duitsers waren? Niet? Ze zei: Oh sorry dat ik dat dacht. Het klonk alsof de oude dame nog had meegemaakt dat Dijon op 11 september 1944 bevrijd was. Eindelijk die Duitsers de deur uit! Dat was wat we ons later op de dag realiseerden toen we langs het Palais des Ducs liepen, met aan de gevels tientallen Franse vlaggen, en de Amerikaanse, de Engelse en de Europese en aan de hekken grote panelen met foto’s van de bevrijding van Dijon. Ook een van de onvermijdelijke tank met daarop als bijna altijd jonge vrouwen. Nee, zeiden El en ik tegen elkaar, daar zit ze niet bij, ze was nog niet geboren toen. Ze was hooguit een kind van een van die vrouwen.
Kervel
Het regende. Dan maar eerst boodschappen doen, zei El. Bij Leclerc. We weten dat als je daar je boodschappen doet, dat je dan wel even onder de pannen bent. Voordat je op een oppervlakte van twee voetbalvelden je zeven boodschappen bij elkaar gesprokkeld hebt, dat vraagt om tijd. En tijd hadden we in overvloed want het zou nog tot diep in de middag regenen. Ik hoor jullie al zeggen: Waarom gaan jullie dan niet naar een museum? Jullie zijn toch zo cultureel? Of is dat maar gespeeld? Goed, we gingen dus naar Leclerc, weer meer kennis opdoen van de enorme variëteit in het aanbod van in glas en blik geconserveerde groenten en kruiden in Frankrijk. Die is enorm, dat weten we, ons lijkt zelfs: overdreven enorm, maar altijd als we in Frankrijk zijn moeten we bijna dwangmatig op zoek naar blikjes kervel. Hoe dat komt? Toen we nog heel bescheiden wensen hadden – zeg maar: moesten hebben – waar het ons avondeten betrof, aten we vaak verse worst, eerst gekruid met peper en zout flink aangebraden in margarine en daarna klaargestoofd in een kervelsausje. Dat sausje maakten we op basis van een blikje kervel, afgewerkt met een mengsel van water en bloem en wat volle melk. We hielden dat toen voor een gezonde en smakelijke maaltijd. Soms kookten we er nog een kruimig aardappeltje bij om dat in de diepgroene kervelsaus tot een lekker zompige substantie te kunnen prakken. Een jaar of tien geleden kwam El plotseling op het idee die verse worst in kervelsaus nog eens klaar te maken. Op zich een prima gedachte maar we vonden in Nederland geen blikjes kervel meer, evenmin in Duitsland en België. Geen man overboord, vonden we, want we zouden in Frankrijk vast kervel vinden. Als we daar weer eens waren. Daar is immers, als reeds gezegd, het assortiment voor lange tijd in blik en glas opgeborgen groente schier onbeperkt. Maar, je begrijpt het al, ook Frankrijk stelt ons tot nu toe keer op keer hevig teleur. Wel is hier kervel – cerfeuil – in gesnipperde en gedroogde vorm te koop maar daar valt geen kervelsaus mee te maken, daar heb je echt de lekker nat – mouillé – geconserveerde variant voor nodig. Ook vandaag vingen we weer bot. En nu we dat dwangmatige zoeken weer achter ons hebben gelaten, zijn we klaar voor de musea.