Vanochtend hadden we de kleine over de vloer. Een keer in de veertien dagen komt de laatste driejarige die we hebben onze wereld en dan vooral die van El ontregelen. Zelf ben ik op zo’n woensdag in de loop van de ochtend het huis uit wegens verplichtingen elders maar vandaag was ik daarvan vrijgesteld. Is de kleine er dan is de krant lezen geen vanzelfsprekendheid, is rust niet gegarandeerd en is stilte een gunst die verleend wordt en geen goed recht van ouderen. Na Paw Patrol en lekker spelen gingen we een wandelingetje maken door het dorp en belandden we in de speelgoedwinkel. Dat was niet toevallig. We vonden dat we wel weer eens iets nieuws mochten aanbieden in onze collectie speelgoed waarvan het grootste deel inmiddels sleets genoemd mag worden. De kleine is – ik zei het al – de laatste kleine in de rij en El en ik waren eerder deze week tot de conclusie gekomen dat zo’n laatste in de rij het qua verwennerij zwaar moet afleggen tegen de eerste. We signaleerden zelfs een glijdende schaal. Hoe jonger, hoe minder met extra’s bediend. Goed, we waren in de speelgoedwinkel en we liepen langs de rekken, achter de kleine aan. Op een gegeven moment werd zijn aandacht getrokken door een brandweerauto, een ambulance en een politieauto, zelfde plank, even groot, zelfde merk, zelfde prijs. En dan is daar de reputatie van de kleine. De kleine kan kiezen. De kleine is gedecideerd. Nee, niet de brandweerauto, de politiewagen werd het. Echt de ambulance niet? En kijk eens hoe mooi rood, die brandweerauto! Zijn keuze hoefde niet te verbazen want sloot aan op een vraag die we hem eerder vanochtend – hij was in een zelf opgezet rollenspel met boeven en hulpverleners en een telefoon verwikkeld – hadden gesteld: Wat ben je liever: Politieman of brandweerman? Politieman, zei hij. Geen twijfel mogelijk. De driehonderd meter die we naar huis moesten lopen droeg hij zelf de doos. Gaat het een beetje, vroeg El een paar keer, onderweg. Ja hoor! Wat de kleine wil, dat doet de kleine. Daarin is hij heel groot.