Wilhelmus

Het deed me wel wat, net het Wilhelmus in het Stade de France. Het Wilhelmus voor Sifan Hassan die met zuinig lopen de Olympische Marathon won. Zonder daarop te willen afdingen, want ik vond het fantastisch dat ze won, dat zuinig sluit goed aan op onze Nederlandse koopmansgeest om als het er op aankomt met zo min mogelijk kosten het onderste uit de kan te halen. Sifan Hassan is dus prima geïntegreerd want ze begrijpt onze ziel waarin tegenwoordig vooral de koopman huist. Wat ik jammer vind is dat ik Sifan slecht kan volgen als ze Nederlands spreekt, vooral omdat ik oprecht geïnteresseerd ben in wat ze te zeggen heeft. Hassan is altijd naturel, authentiek. En, je ziet niet elke dag een sporter die puur blij is, zonder hysterisch te doen. Dat doet me ook wel wat.

Bloemendaal

Wat een ongelooflijk sneu gevalletje Niet In Mijn Achtertuin, daar in Bloemendaal. Je verwacht het niet, daar. Daar wonen toch vooral milde ouderen? Inmiddels. Door de wol geverfd als het om de ups en downs in het leven gaat. Waardoor begrip en verdraagzaamheid zich genadeloos van hen meester hebben kunnen maken. Wilde de COA er in een villawijk een opvangcentrum voor asielzoekers neerzetten? Welnee, er kwam als gevolg van overlijden een mooie villa vrij en de erfgenamen wilden die beschikbaar stellen aan het Haarlemse hospice dat op zoek is naar een locatie voor een tweede vestiging. Voor twintig jaar. Nou werd ik eigenlijk al heel blij van dat erfgenamen in – lijkt mij – nogal bemiddelde kringen er in slagen het met elkaar eens te worden over hoe met de erfenis om te gaan maar dat nogal belangenloze gebaar vond ik pas echt helemaal super top. En dan valt het zwaar tegen dat de buurt zich niet in dat liefdevolle gebaar kan vinden. Sterker nog: dat niet gewoon respecteert. Dus protest , want meer verkeer en vooral ook lijkwagens, dat wil je allemaal niet in de buurt. Allemachtig, wat vind ik dat een sneu buurtje. Daar zou ik niet in alle rust dood willen gaan. Hospice Haarlem heeft afgezien van het genereuze aanbod. Ik snap dat.

Hassan

Aan de staart van de groep – het is voor Hassan zaak zo zuinig mogelijk te lopen – met Hassans snelheid zit het wel goed, gezien haar 5.000 meter – in de staart van de groep nog steeds Hassan – Hassan ziet het allemaal aan – het is de negende keer dat Hassan een 10.000 meter loopt – Hassan nog altijd achterin lopend, geen metertje teveel – Hassan en Van Es gaan goed – Hassan moet nu gaan komen en dat doet ze ook – Hassan nu in de rug van Van Es – Hassan nu, gaat mee – Hassan gaat goed in de finale van 10.000 meter – Hassan loopt op plek teaalf – hier Hassan, heeft zich nog geen moment laten zien, spaart energie – Hassan aan de staart van die groep – veel ontspanning op het gezicht van Hassan – Hassan ziet het allemaal aan, van achteruit, de rust bewarend – Ontspanning op het gezicht van Hassan – Aan de staart van de groep Hassan – Hassan in het midden van de groep, opgesloten – Hassan op plek 12 – Hassan reageert nog niet – Hassan komt naar voren – lukt het Hassan – Hassan oogt nog goed – Hassan zet wat aan – Hassan aan de binnenkant nu – Hassan rukt op naar plek drie – Hassan op plek drie

Lelie

We hadden al een tijdje geen bloemen in huis. In de aanloop naar de vakantie in juni was het: We zijn nu snel weg, dus nu verse bloemen kopen is geld weggooien. Eenmaal terug was het geen punt van aandacht meer geweest. En toen, een week geleden, liepen we langs een bloemenzaak en kochten we een bosje. Een bescheiden bosje want het zou warmer worden en dan zouden ze sowieso niet lang staan. Waar je al niet aan denkt als het over bloemen in huis gaat. Waar we niet aan hadden gedacht: even goed te kijken wat het voor bloemen waren. Ja, het was een gemengd bosje, nog niet alle bloemen waren – helemaal – open. Vers waren ze dus, dat wel. Gisteren zag ik in het voorbijlopen dat er zeker twee nog niet open waren. En iets diep in mijn hoofd zei: Lelies. Even was er ook onrust. En vanmiddag gebeurde het dan. Er drong zich onontkoombaar een sterke, niet te missen geur aan mij op. De geur van lelies die zich met een heel erg grote mond mengden in het koor van luchtjes dat in de loop van een dag aan je voorbijtrekt. Voor ons is dat net een paar geurtjes te ver. Morgen gaat het bosje met de sterk geurende kerkhofblommen de groenkliko in.

Honger

We waren vroeg op vanmorgen. Voor ons doen dan. Want kwart over zeven is niet écht vroeg, natuurlijk. Ik ken ouders die er dan met grote regelmaat al een uur leven vol reuring op hebben zitten. Zoals de ouders die we vandaag even gingen vervangen omdat ze ook nog andere dingen te doen hebben dan voor hun kinderen zorgen. Die kinderen hebben nog vakantie, vandaar, en alleen laten is op hun leeftijd geen optie. We waren om acht uur op het adres waar onze inzet zo vurig gewenst was. Mama was al naar haar werk, papa moest nog vertrekken. Het moet gezegd, voor deze drie kinderen zorgen is eenn opdracht. Het zijn drie nogal uitgesproken karakters en ze zijn nogal competitief. Wat de een kan, kan de ander beter, wat de een heeft, heeft de ander meer. Dat dus. Er is veel regie noodzakelijk. Om kwart voor tien vertrokken de oudste van acht en ik naar het Oorlogsmuseum in Overloon. Hij wilde eigenlijk met de fiets maar er dreigde regen en ik had geen zin in een nat pak. In de loop der jaren is het Oorlogsmuseum een knap museum geworden. Als ik er ben, denk ik tegenwoordig dat ik er vaker naartoe zou moeten gaan. Alleen en niet met een kleinkind dat vooral bezig is met het oplossen van een prijsvraag. Ik ben vooral onder de indruk van de sectie Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog met een grote diversiteit aan bijzondere objecten en persoonlijke verhalen. Verder staat er een grote en diverse collectie oud oorlogsijzer, al dan niet mobiel, veel te veel van het goede. Daar zie je door de bomen het bos niet. Evenmin bij de enorme vitrines met patronen, granaten en ander explosiefs of bij de ellenlange planken met allerlei communicatieapparatuur. De jongeman was zo nu en dan bereid even te luisteren naar opa-vertelt. Toen we rond elf uur aan een fanta en een koffie zaten, vielen de eerste druppels. We haalden nog net het poortgebouw voordat het onweer met een enorme stortbui de weg naar de auto op het parkeerterrein afsloot. Terwijl we daar stonden, vroeg hij: Houd jij eigelijk van oorlog? Ik niet, zei ik. En jij? Nee, ik ook niet. Ik keurde het goed, in stilte. Wij helpen nu Oekraïne, hè, vroeg hij. Maar wie hielpen Duitsland in de Tweede Wereldoorlog? Italië en Japan, zei ik. En Rusland, vroeg hij. Ik: Nee, Rusland niet. En hij: Dus Rusland hielp ons toen? Ja, zei ik. En hij: Maar dat vecht nu met Oekraïne. Tja, dacht ik. En dat hij op de een of andere manier ondanks de aandacht voor de prijsvraag toch nog oorloggerelateerde stof tot nadenken had opgedaan. Het hield even op met regenen. Kom zei hij, naar de auto. Ik heb honger.

Stammen

De Olympische Spelen eisen toch meer mijn aandacht op dan ik had gedacht en gewild. Maar, langzaam word ik meegesleept in de niet aflatende stroom van uitzendingen op de televee. Zeer dwingend word ik gaandeweg aangesproken op mijn Nederlander zijn. Ik moet en zal, kost wat kost, verslaafd raken aan de successen en teleurstellingen van onze sporters. Ik moet meeleven. Team NL zal het ritme van mijn dagen bepalen. Er is geen ontkomen aan. Ik moet dronken zijn van oranje, van rood, wit en blauw. Het Wilhelmus zal voortdurend meezingen in de tinnitis in mijn beide oren. Ik zal dwangmatig om het half uur de medaillespiegel raadplegen. Nou, nee dus. Geloof me, ik gun al onze atleten het hoogtepunt in hun leven, hun blijdschap over deelname, hun Olympische verbroedering met hun tegenstrevers, hun op talent gebouwde perspectief op een grootse toekomst maar ik kan en wil ook niet enthousiast worden over de gevoelens die ik denk dat mij in de hitte van het moment worden opgedrongen. Ik houd niet van de stammenstrijd, van het tribalisme dat van de velden en de tribunes uit de schermen spat. Van de collectieve hysterie langs de lijnen van nationale grenzen. Vooral de Fransen slagen er in met hun sowieso niet te evenaren chauvinisme in de overdrive elk ander land, elke andere supporter hun hakken te laten zien. Maar die willen niet achterblijven. Uitzinnigheid alom. Daarmee wordt sportbeleving ook meteen karikaturaal.

Baan

Hij lag er weer goed bij, de baan. Ik was er om een oefenballetje te slaan. De zon liet zich flink gelden maar er stond ook een stevige, frisse wind. Als de zon even weg was, was het bijna koud. Mijn slagen waren matig maar dat is een mooi uitgangspunt voor een echt rondje lopen. Mooier dan dat je fantastisch slaat als je oefent om dan te baggeren op de holes. Dat voedt het gevoel dat er nog wat valt te verbeteren. Op de terugweg naar een kop koffie trof ik PeeJee en wat mannen die ik vaag ken. Maar niet dan nadat ik, net als zij – van een afstandje – hadden staan kijken naar twee golfers die op hole dertien stonden te putten. Dat ging niet van een leien dakje. Ik voelde met ze mee. Om een beetje te scoren op een hole moet je het balletje er – eenmaal op de green – eigenlijk in twee, maximaal drie keer in hebben liggen. En dan moet je de baan ook al in drie slagen doorgekomen zijn. Ik herken dat wel, zei ik tegen PeeJee, dat je in de baan lekker loopt te slaan en denkt dat je wel even mooi zult afronden en dan de hole maar niet kunt vinden. Terwijl er een vlag in staat, hè! Nou, ik ook, zei PeeJee. En zeker de laatste tijd ben ik op de green de weg een beetje kwijt. En geen idee waar het aan ligt. Ook dat herkende ik, dat je niet weet waar het aan ligt. En niet weet wat je eraan kunt doen. Maar dan is er gelukkig altijd nog koffie.

Kermis

We moesten er maar eens overheen lopen, over de kermis. Je moet weten, het is niet ons ding. Maar, we vinden dat we dat ding ook niet links kunnen laten liggen. We kijken vanuit ons appartement uit over de daken van belendende bebouwing, hebben altijd uitzicht op de toren van de Grote Kerk van Venray. En nu, vijf dagen lang, ligt naast die kerk een groot deel, het noordelijke, van het kermisterrein. En daarmee hebben we ook de twee hoogste attracties in beeld. Het zuidelijke deel van het terrein ligt hier zo goed als om de hoek. We hadden al de hele middag mensen zien lopen naar waar het te doen is. Daar maar achteraan, dus. Het was druk bij de attracties op het plein. De terrassen zaten vol. Op de kermis zelf veel ouders met kinderen, oma’s en opa’s die de portemonnee trekken. Kleine kinderen voor wie het allemaal nieuw is, ook huilend omdat de glijbaan te hoog is en de rit naar beneden te snel. Ik moest denken aan de kermis, klein kind in Vught. Mijn oudste zusje stapte overal onbevangen in, grote pret, ik durfde niet. Ik werd misselijk in de draaimolen. Ik vond het ook raar om almaar rondjes te draaien en dan elke keer als je ze weer zag naar je ouders te zwaaien omdat zij steeds naar jou zwaaiden. Waar ging dat over? Ik zag ze de hele dag al en dan zwaaiden we nooit naar elkaar. En als we elkaar even niet zagen en dan even later weer wel, ook niet. Ik voelde me op een plek waar ik niet wilde zijn. Ik werd ook al misselijk van thuis op de schommel, ik schommelde nooit en moest ik me dan als het kermis was wel aan draaien en zweven overgeven? Dacht het niet. Toen al niet. Één keer heb ik mij laten verleiden in een achtbaan te stappen. Ik was een jaar of vijftien en met een oom, een neefje, twee nichtjes en mijn oudste zus op de Öcher Bend, een grote kermis in Aken. Het was een bescheiden achtbaan. Neemt niet weg dat ik mijn maag ternauwernood binnen boord hield. We liepen verder de kermis op, de drukte in. Het werd schuifelen. Na een uur hadden we het wel weer gezien. Én gehoord. Weer thuis bleek de vijf in de klok. Tijd voor een witte wijn. Inmiddels is het donker en flikkeren naast de toren van de Grote Kerk de lichtjes van booster Anubis.

Nut

Het was februari 2018. We waren in Australië, aan de oostkust in de buurt van Brisbane. Er was een tijd – en dat was geen prettige periode – dat ik me vaak afvroeg wat het belang, nut of de waarde was van wat mensen doen. In het algemeen maar vooral als het ging om waar mensen zoal mee bezig zijn op een zonnige dag met een zacht briesje, op het water van de monding van een rivier in Australië. Zoals suppen. Wat schiet je ermee op? Met suppen. Ik zat vierhoog op het balkon van een nogal luxe appartement op tien meter van de waterkant en keek uit over het heen en weer van boten en bootjes tussen Noosa Heads en Noosaville. De zon stond al vrij laag, einde van de middag. Vogels overliepen de lage zandbanken op zoek naar voedsel. Zo nu en dan vloog een zwerm op, niet gediend van de nabijheid van kinderen, op hun beurt ook op zoek, naar schelpen. Ik kon er tegenwoordig goed mee leven, realiseerde ik me weer eens, me niet meer af te vragen wat je opschiet met wat je doet. Het kon ook waardevol zijn iets te doen dat zo op het oog geen nut heeft. Zoals suppen. En dat ik op dat balkon zat, het was precies wat het was. Man zit op balkon en kijkt uit over water. Ik nam nog een slok van mijn witte wijn. Op het glas parelden druppels water. Er vielen er een paar op mijn shirt. Dat voelde al vochtig van het zweet dat niet ophield op te wellen uit mijn huid. Het was vijfendertig graden, vochtig en er dreigde onweer. Boven de heuvels verder het land in vormden zich al enkele uren grijze, donkere wolken. In het water, beneden in de pool van het appartementencomplex, de hele dag vol in de zon, kon je nu waarschijnlijk eieren koken. Gisteren en eergisteren had het ook geonweerd maar dat had niet geholpen, qua verfrissen. Toch, vandaag was er voor het eerst sinds een week dat briesje dat hoop gaf na een week van temperaturen tot bij de veertig graden. Ik had moeite mijn ogen open te houden.

Nep

Je weet tegenwoordig toch niet meer wat je moet geloven. Hij zei het vol overtuiging. Iedereen vertelt maar wat. Instagram, TikTok, X, het is allemaal één pot nat. Hij nam nog een slok. De kranten, het journaal, allemaal hetzelfde. Je weet echt niet meer wat waar is. En dan heb je ook nog AI, dat verzint ook maar wat bij elkaar. Ik geloof écht helemaal niks meer. Hij was lekker op dreef. Het leek me lastig en ook eigenlijk niet meer zinnig op dit moment van de avond, het was al laat, het liep tegen sluitingstijd, nog met iets van nuance te komen. Ik knikte en wist op hetzelfde moment dat dat fout was want daarmee zouden de sluizen open blijven. Hij was niet meer te stoppen. Weet je, ze zetten ons, hij moest ook nog even een boer kwijt, gewoon op het verkeerde been. Nog een slok, een ferme slok. Hij had moeite zijn ogen op mij gericht te houden. Die dwaalden naar iets achter mij. Misinformatie, alles misinformatie. Nog een slok. Nog een boer. Maar ik zal je vertellen, die is er altijd al geweest. Kijk maar eens goed om je heen. Al die mensen. Misinformatie all over the place. Wacht even, ik loop nog voor een biertje. Het duurde even voor hij weer terug was. Goed, hij was dan wel dronken, eenmaal terug, hij was niet vergeten waar hij het over had. Weet je, zei hij, ik geloof dus helemaal niks meer, van wat ze vertellen, maar nep is echt niks nieuws. Iedereen maakt zich druk over nepnieuws, het gaat nergens anders meer over. Waar hebben wij het nu over? Nou? Hij deed een poging me indringend aan te kijken. Wij hebben het er nu toch ook over? Toch? Jij en ik? Hij nam een slok van zijn verse biertje, hij mikte slecht, er liep ook wat naast zijn mond, over zijn kin, langs zijn hals naar lager gelegen gebied, hij veegde het af met de mouw om zijn vrije arm. Maar, écht, nep was er altijd al. Oké? Voorbeeld, oké, voorbeeld? Kijk om je heen. Naar de mensen hier. Wat zie jij, als je naar ze kijkt? Nou? Wat? Kijk eens om je heen. Hij draaide behoedzaam – wat me verstandig leek – om zijn as en wees met de arm met aan het einde het glas bier om zich heen. Het glas met bier maakte een zweefvlucht over wat hoofden die net op tijd naar beneden doken. Er sloeg wat bier over de rand. En daar was zijn gezicht weer. Er is hier meer nep dan je denkt. Kijk goed en je ziet haarstukjes, getatoeeerde wenkbrauwen, weggeplamuurde sproeten, veel te lange en veel te olijk opkrullende wimpers, gelnagels. Nep is van alle tijden, iedereen doet zich anders voor dan hij is. Allemaal misinformatie. Dat zit diep in de mens. Er drong zich een hik aan hem op. Niet tevreden met wat hij is en dus altijd in voor wat met een geleerd woord alternatieve waarheden heet. Je beter voordoen dan je bent. Dat is het gewoon. Zo simpel is het. Je moet het alleen even accepteren, dat je voortdurend iets anders voorgespiegeld krijgt dan er echt is. Nee, mij maken ze niks meer wijs. Dus jij moet je er ook maar niet meer druk over maken. Nog een boer. Nog een slok. Echt niet. Gewoon niks meer geloven, dat is het handigste, dan valt er ook niets meer tegen. Dan kan het alleen maar meevallen. Zo, hij dronk met grote slokken zijn glas leeg, en nu nu ga ik naar huis. Genoeg geluld. En beloof me, geloof gewoon helemaal niets meer. Alles misinformatie. Hij draaide zich om, zwaaide nog eens en stapte aarzelend, onzeker de nacht in.