In de rechter kontzak van de spijkerbroek geschoven stak een beige zakkammetje enkele tanden boven de rand uit. Het ontroerde hem, vreemd genoeg. Voor hem liep een man die ongetwijfeld onbekommerd ijdel kon zijn. Voor wie goed gekamd haar een conditio sine qua non was. Die ouderwets cool met het kammetje in de rechterhand eerst een slag door het haar maakte en daar dan vervolgens met de vlakke linker nog even een slag achteraan maakte. Van voor naar achter. En dat een keer of drie, vier. Spoedig, hier in het zelden betreden bos met de laag hangende takken van jong en snel groeiend groen, zou het zakkammetje, op de eerste de beste open plek, weer zijn glorieuze rol in het leven van Elvis kunnen oppakken.
Unnesop
Vanavond kwam er op x een foto voorbij van het Pothuiske in Maastricht. Het is een café, brasserie die voor de tijd van het jaar volop in feestverlichting gestoken is. Er was een tijd, in de zeventiger, tachtiger jaren dat dan een grote foei op zijn plaats was. Wees zuinig met energie, want die is anders binnenkort helemaal op, was de gedachte. Ondertussen zijn we zo’n veertig jaar verder en is de ruimhartige inzet van elektrische krachten in een heel andere context beland. Terwijl toch de prijs van grondstoffen gestegen is en de vraag naar energie gigantisch toegenomen. Maar, daar wil ik het nu helemaal niet over hebben. Het Pothuiske. In 1965 deed ik eindexamen gymnasium, aan het Henric van Veldeke College. Ik had gemengde gevoelens over de kwaliteit van mijn mondelinge examens; om van de schriftelijke niet te spreken. Op de zaterdag van de uitslag zaten we met de klas op het terras voor het Pothuiske. We keken uit over de Maas, we rookten, we dronken koffie, we waren pubers. Een fantastisch gevoel, wij met ons allen, samen. In afwachting van de uitslag. Nerveus. Ik. Dus. Twee uur later was het zeker: ik was geslaagd. Ik was nog zeventien jaar, ging studeren in Nijmegen en de wereld lag open. Wat later kwam: als ik in Maastricht ben en ik heb trek in uiensoep, dan is het Pothuiske de brasserie van dienst.
Zwaktebod
Jean-Luc Dehaene is opgedoken. Hij was van 1992 tot 1999 premier van België. In 2014 overleed hij. Hij figureert in een filmpje waarin hij pleit voor respect. Het is een filmpje dat via kunstmatige intelligentie is geproduceerd. Ik vind het behalve gewoon een raar idee ook nog eens een zwaktebod. Met zo’n truc wek je de indruk dat er tegenwoordig niemand is die geloofwaardig, effectief kan oproepen respect te hebben voor elkaar. En dat respect dood is en ook nieuw leven moet worden ingeblazen. Tot nu toe trekt de truc als zodanig in de media meer aandacht dan de boodschap van Dehaene. Ik vrees dat Putin binnenkort Stalin optrommelt. Omdat die opzienbarende verdiensten heeft als het gaat om huishouden in Oekraïne. Of, aan de andere kant van het spectrum: ik hoop dat de Verenigde Naties Nelson Mandela inzetten, om op te roepen tot vrede. Op aarde. Maar het blijft een raar idee. Plus een zwaktebod.
Prik
Tegen het einde van de middag reden we naar Venlo. Het begon te donkeren. En, want spits, het was druk op de weg. We moesten voorin Venlo zijn, bij de GGD. Ondanks de duisternis zagen we dat ze in een imposant gebouw huist. Iets te? We gingen weer een prik pakken. L. op uitnodiging, ik als haar partner in haar kielzog. Ik had wel een uitnodiging maar die was voor een ander moment op een andere plek. Maar dat kwam toen niet uit. Nu waren we in Venlo in een ruimte waar alles gereed was om stromen grage prikpakkers in goede banen naar de prikstoel in een prikhok met een vriendelijke prikker te leiden. We waren er met drie, vier andere lieden op leeftijd. Omdat ik in de slipstream van L. was meegekomen moest de mevrouw achter de balie eerst een uitnodiging voor dit moment op deze plaats aanmaken. In het systeem. Bureaucratie. Ik was er nu toch? Waarom dan nog een uitnodiging? Maar goed, eind van het liedje was dat we na de prik met z’n tweeën nog tien minuten in een vrijwel lege ruimte wachtten op wat we wisten dat niet zou komen: een heftige reactie. Toen we in een opperst donker naar huis reden, was het nog drukker op de A73.
Spelletjes
Vannacht droomde ik dat we bezig waren een bordspel te ontwikkelen. Echt. Serieus. We waren ook al best ver. Nog een paar stappen en het was voldoende uitontwikkeld om het te laten testen. Het zou een succes worden. Er moesten nog definitief materialen gekozen worden, de veiligheidsautoriteiten moesten er zich nog over buigen, maar zelf zagen we geen beletsels meer. Het zou een heel groot succes worden. Sterker nog: We zouden binnenlopen. Geen idee wie we waren en waarom ik mezelf in mijn slaap met bordspellen bezighield. Ik heb een geschiedenis die gelardeerd is met een steeds weer toe- en weer afnemende afkeer van spelletjes. Dat zal het zijn. Ik herinner mij dat we in ons gezin Mens erger je niet en Monopoly speelden. Ik was als kind in de veronderstelling dat spelletjes er vooral voor de lol zijn. Ik kon heel goed op mijn gemak verliezen. Het mocht best even duren. Ik had nooit haast. Relax, relax. Maar, zo werd er niet door iedereen over gedacht. Ik mocht nog net zelf met de dobbelstenen gooien maar daarna werd al het werk mij razendsnel uit handen genomen. Zoals pionnetje verzetten, zien en zeggen dat ik huur moest betalen, dat ik de gevangenis in moest, me terug naar af zetten. Ik had op den duur niets meer te doen. Ik was zo’n beetje boom in boompje wisselen geworden. Later bleek dat spelers van spelletjes de spelregels niet of nauwelijks kenden en in elk geval anders dan andere. Er ontstonden voortdurend verhitte debatten rond het spelbord. En ook in dat aspect van spelletjes had ik op den duur geen zin meer. Nog weer later waren er zo ontzettend veel bordspelletjes in omloop dat ik door de bomen het bos niet meer zag. In combinatie met niet gekende spelregels dodelijk voor iemand die qua spelletjes doen eigenlijk al is afgehaakt. Iedereen, van speler tot producent, heeft bewust of onbewust het maximum gedaan mij bij de speeltafel weg te jagen. Een spelletje dat ik nog wel eens wil spelen is Yahtzee. En ik heb veel Amerikaans gejokerd. Vooral om mijn schoonvader te vriend te houden in de periode dat ik zijn dochter het hof maakte.
Obsceen
Het is net vier uur geweest en het begint al te schemeren. De lichten moeten aan, ik kan niet goed meer lezen. Boek van dienst is De Wintertuin van Jan Konst. Eerder op de dag maakten we een wandelingetje. Dat klinkt bejaard maar eigenlijk liepen we best flink door. De zon scheen nog en het was op een prettige manier koud. Zo mag het de hele winter blijven. We liepen naar en over het Annaterrein. Het is het terrein van de voormalige psychiatrische inrichting voor vrouwen Sint Anna. De paviljoens worden verbouwd tot residences en staetes en het gebied heet nu Landgoed Annapark. Jawel. Aanliggend is de wijk Annahaeghe verrezen. Er zijn slagbomen en hekken en hoge hagen, er is een centraal beheer met een heus kantoor dat veel nieuw groen aanplant en waar je kunt klagen over wat er mis is. Qua statuur is het nu een resort voor met name welgestelden. We bleven zo nu en dan even staan om ons te vergapen aan de nieuwste huizen. Het is de laatste jaren trend om groter en groter te gaan. Maar, we vragen ons echt af voor wie er in godsnaam al die kubieke meters onmisbaar zijn. In De Wintertuin is de Tweede Wereldoorlog net afgelopen. Het woningtekort is als gevolg van oorlogsschade en (gedwongen) volksverhuizingen niet te overzien, mensen die elkaar niet kennen moeten samenwonen in huizen die daar niet echt op berekend zijn. De Wintertuin speelt zich af in de omgeving van Dresden maar ik weet uit mijn eigen jeugd, dat vlak na de oorlog mijn ouders in Den Haag ook inwoning hadden. Er was ook daar een tekort aan woonruimte. En nu leven we ook in een tijd dat het woningtekort schrijnend is. Dan zijn al die voordeuren met daarachter onwaarschijnlijk en onnodig veel kubieke meters bijna obsceen. Toch is er geen enkele politieke partij die op dit moment aanstuurt op woning delen.
Gangelt
Ken je Gangelt? Ik denk nee, dus ……. Gangelt is een kleine plaats in Duitsland, vlak over de grens bij Brunssum. Ten noorden ervan. Ik was er al vaker geweest. Nu was ik over de A73 gereden, het was lekker fris en zonnig winterweer, en vlak voor de Roertunnel afgeslagen naar het oosten. Ik reed door Herkenbosch en Vlodrop, langs Maria Hoop, door Koningsbosch, Selfkant. Het is niet de snelste maar wel een veel mooiere route dan over de A2 en dan bij Born linksaf. Ik houd van dat soort ritten, radio aan, Frits Spits met de Taalstaat. De Taalstaat, de naam van het programma, doet me altijd denken aan de Taalstraat, in Vught, net om de hoek waar we woonden. Het was in de vijftiger jaren een drukke weg. Alle autoverkeer tussen Den Bosch en EIndhoven/Tilburg reed over de Taalstraat. Oversteken naar de bakker en de sigarenzaak was een kwestie van leven of dood. We waren acht, negen jaar en staken die weg over. Voor boodschappen, vriendjes, vriendinnetjes en de braakliggende veldjes, om te spelen, hutten te bouwen. Dat mocht, toen. Net om de andere hoek lag de spoorlijn van en naar dezelfde knooppunten. Maar, ik was nu dus op weg naar Gangelt. Naar de Gangelter Modellbautage. Omdat ik van treintjes houd. En van de mannen en vrouwen die die liefde delen. Het zijn vaak opvallende types. De meeste verdenk ik ervan dat ze al hun geld steken in hun hobby en al het andere grondig en vol overtuiging verwaarlozen. Hoewel, uitzonderingen daargelaten. Maar, wat waren er weer prachtige banen en baantjes te zien. En het aanbod voor koopjesjagers was top. Niks gekocht, trouwens, eerst weer een baantje bouwen. Het nadeel van dit soort evenementen is wel dat je elkaar behoorlijk in de weg loopt. Druk, druk, druk. Modelbouw en treinen, beide zijn grote precisie, verder was het vandaag in Gangelt chaos. Denk aan parkeren, kerstmarkt, wegopbrekingen.
Gedoe
Voor vandaag stond kijken naar Love Actually in de agenda. Dat was niet het enige. Er moest een plant verpot, er waren planten gammel of erger en die moesten bij het groenafval. In een container waar in de zomer bij het openen van de kantelklep wolken fruitvliegjes uit opstijgen. Ook moest er een hoorapparaat terug naar de winkel omdat zijn accuutje het in de loop van de dag opgeeft. En nog veel meer klein gedoe vroeg om aandacht. Soms urgent, soms ook helemaal niet. Gedoe dat altijd nog eens kan. Maar vandaag hadden we zo’n dag waarop we voelden: Vandaag kunnen we het, vreten aan het uitdijende te-doen-lijstje. En dus keken we Love Actually. We hadden het al zo’n jaar of twintig weten uit te stellen, bleek bij naspeuring op het internet naar het jaar van verschijnen. Ik zeg uit te stellen maar ik bedoel eigenlijk dat we die film in de achterliggende decennia een paar keer in de media voorbij hebben horen komen maar altijd dachten dat wij er niet geschikt voor waren. Of dat we het te druk hadden met allerlei gewichtigs om deze luchtige snack aan ons voorbij te laten gaan. Dat klinkt alsof we niks met niemendalletjes hebben, maar dat is het niet. We zijn trouwe kijkers van thrillers, moord- en doodslagseries, Ik Vertrek en Friends dus noem ons geen elitaire kijkers. We kunnen heel goed mee met de familie Doorsnee. Hoe dan ook: we hebben net Love Actually achter de rug en het was een soort van verloren tijd maar nu wisten we wel weer dat verliefdheid, vooral als die lijkt te leiden tot een onmogelijke liefde, heerlijk is om naar te kijken als die liefde toch niet onmogelijk blijkt. Dat je daar met een dekentje op de bank en de geliefde op aaiafstand heel blij van kunt worden, wisten we natuurlijk wel al. Neemt niet weg, na de vuile handen van het verpotten van die plant en ander werk met aarde en groen was Love Actually aangenaam gedoe.
Vragen
En toen zaten we opeens in een kroeg in Brussel. Nou ja, het was niet echt opeens want we sloten er een bezoekje aan het Europees Parlement mee af. We waren er met leden van afdelingen van de PvdA in Noord- en Midden-Limburg. Op uitnodiging van Vera Tax, ook PvdA, lid van het EP en uit Venlo. Het was vermoeiend want je komt terecht in een nogal chaotische smeltkroes van types en talen. Grote groepen bezoekers gaan als door een sorteercentrum van lift naar verdieping naar trap naar trappenhuis naar hal naar straten en parken. Het Europees Parlement zelf is strak georganiseerd en geregisseerd. Niks chaos. Moet ook wel als je met 27 landen één ding wilt doen: er samen uitkomen. Verder was het zo’n dag met veel vrije tijd en leuke sociale contacten. Beetje hangen, beetje kuieren, beetje eten, beetje praten. Vooral ook veel vraagtekens. Wat wil Omtzigt nou eigenlijk? Zou Plasterk dan minister van Onderwijs willen worden? Als Agema minister van Volksgezondheid en Zorg wil worden en Bosma voorzitter van de Tweede Kamer en Wilders premier, gaat dan Dion Graus de fractie leiden? Is een minderheidskabinet écht goed voor het politieke debat? Zal de PvdA, zal links nou eindelijk weer eens stevig de hand in eigen boezem steken? Moeten we niet eens in het geweer komen tegen het elitaire randstedelijke denken over identiteiten? Hoe inclusief, hoe solidair is dat, onderaan de streep? Hoe relevant is dat als je grootste zorgen zijn hoe je morgen eten op tafel krijgt, je energierekening moet betalen, waar je opgroeiende kinderen kunnen wonen, of je de tandarts kunt betalen, je huis kunt isoleren? Na vandaag zit mijn hoofd weer behoorlijk vol. Ook daarom was de dag vermoeiend. Nu thuis op de bank.
Zingen
Het was druk bij de fysiotherapeut. Ook hier veel grijs haar. Net als in de schouwburg in Heerlen, enkele weken geleden. Maar, hoewel interessant en meer dan dat, daar ga ik het nu niet over hebben. Ik kwam bij de fysio terecht vanwege mijn rug. Die speelt zo nu en dan wel heel erg op. Dus had ik weer eens in een soort van dwangstoel stevig kilo’s zitten weg te drukken. En er was nog even flink op een bilspier gehangen, met de punt van een elleboog. Ik had in die buurt iets verrekt toen we afgelopen zaterdag waren gaan bowlen. We zorgden in het weekeinde voor de twee oudste kleinkinderen, dertien en tien, en we vonden dat we ze even uit moesten laten. Maar het weer wilde niet meewerken, dus werd het een activiteit tussen muren. Het was druk, ook hier. Veel minder grijs haar, wel veel jeugd. Halverwege de tweede serie van tien spellen verrekte ik iets in mijn linkerbil. Ik hield het voor gezien. De kleinkinderen gingen nog even door. Een half uur later zaten we in de auto naar huis. Of ze vanavond hun schoen mochten zetten, vroegen de twee op de achterbank. We hadden met die vraag rekening gehouden. Het zijn en blijven nog even kinderen, weten we van die twee. Ze zijn de onschuld voorbij, wat Sint betreft, maar voelen in deze tijd van het jaar nog altijd wat spanning. We vinden dat ook wel wat hebben, vooral omdat ze geen gouden bergen verwachten van een heimelijk nachtelijk bezoekje van Sint of Piet. Ze lagen al in bed toen een van de twee er achter kwam dat de schoenen vergeten waren. Dan, zei L., neem ik die wel mee naar beneden en zet ik die wel klaar, bij de deur. De kleinste van de twee kon daar niet mee leven. Ik wil die schoen zelf neerzetten, zei ze. Hoezo, vroeg L., je ligt er nou al lekker in. Dat kan ik toch ook even doen. Maar, daar kwam niets van in. Ze moest en zou het zelf doen. Haar broer sloot zich bij haar aan. Het was L. een raadsel, maar goed, als ze dan maar even wilden vertellen waarom ze zo pertinent waren in de wens zelf hun schoenen bij de deur te zetten. Omdat we willen zingen voor Sinterklaas, zei de jongste. Dus, die twee naar beneden, schoenen bij de deur gezet en drie (drie!) sinterklaasliedjes gezongen. Toen ze weer in bed lagen hebben we nog lang zitten gissen waarom die twee nog per se wilden zingen. We hadden ze het natuurlijk wel kunnen vragen, maar hebben het maar gelaten bij de conclusie dat in de traditie een zekere wetmatigheid schuilt. Dat je als kind, eenmaal meegesleept door het idee van de schoen met het cadeautje en wat snoep, nadat je slaperig en met een lichte spanning in de buik, na een lange nacht de trap afloopt iets terug wilt hebben gedaan voor wat je gaat aantreffen. En daar hoort zingen zeker bij.