Lekker wandelingetje, vind ik. Ik zei het tegen El terwijl we door het wijkje met de nauwe straatjes liepen, tegen het centrum van Royan rond de boulevards aan. Ik niet zo, het gaat me teveel omhoog, zei zij. En: Het doet me erg denken aan de Humcoverstraat. Dat herkende ik wel. De wandeling vanuit de Beekstraat in Meerssen naar ons huis op de grens van Humcoven, halverwege Meerssen en Ulestraten, viel nooit mee. Vanuit ons huis naar Meerssen was een kippeneindje maar vanaf de Markt naar huis, dat trok altijd lang. Gestaag omhoog en ongeveer kaarsrecht en schier eindeloos. Het zat natuurlijk allemaal tussen de oren, twee totaal verschillende percepties van een en dezelfde route. Ontspanning en inspanning. Het was echter ook een reden om niet wat vaker een wijntje te gaan drinken op een van de terrassen op de Markt. Dat klinkt als in watjes, en dat waren we dan natuurlijk ook. En lui. Vooral dat. Maar nu liepen we wat we konden. We waren dik anderhalf uur op stap geweest om ergens op een overdekte markt – Le Marché du Parc – een bakje met olijven te kopen. We hadden gedacht er levendige handel te mogen zien maar het was een dooie boel. Moet gezegd: We waren vrij laat, over een half uur ging het slot op de kramen. Maar toch, Frankrijk, voedsel – verse vis, kaas van de streek, honing, oliën, confitures, vleeswaren, etc., etc. – trekt altijd volk. Maar soms dus niet. Vandaag niet. En nu, we hadden nog ergens een klein hapje gegeten, liepen we in de aanzwellende warmte van het begin van de middag door de oplopende straatjes naar ons appartementje. Daar moest ik nog even goed de onverwachte mail van vanochtend lezen. Die kwam van Gee, mijn beste vriend van heel vroeger die ik in de loop van mijn leven voortdurend meer en meer uit het oog verloor maar ook op allerlei momenten weer tegen het lijf liep en nog steeds loop. Vooral figuurlijk. Ik moest er nog wel even op reageren. Toen ik oude mailwisselingen las, zag ik dat we alweer dik anderhalf jaar geleden hadden afgesproken elkaar weer eens te treffen. Daar moesten we binnenkort dan maar eens werk van maken. Er komt een moment dat dat echt niet meer kan.
Leeuwenhart
Tot gisterenavond hadden we geen minuut televisie gekeken. Vanaf dat we in Frankrijk zijn, hè. Maar gisteren was het Nederland tegen Frankrijk en in het begin van de avond begon het toch hevig te jeuken. Het. Iets onbestemds, zal ik maar zeggen. Eigenlijk heb ik er geen zin meer in aandacht te geven aan die jongens met hun superego’s. Ja, ik weet het, er zijn er ook die altijd bescheiden blijven en gewoon hun best willen doen dus gewoon hard werken en zo. En eigenlijk heb ik ook te doen met die jongens voor wie voetballer zijn een lifestyle is, een manier van leven die volgens mij een groot, onbenoemd gemis moet compenseren. Bij wie compenseren al snel overcompenseren wordt. En voor wie om het allemaal nog net iets groter te maken – en de supporter blij – de KNVB er nog een heftig sausje, bereid met schaafsel van appeltjes van oranje en maalsel van gedroogd leeuwenhart, overheen gooit. Om ze te motiveren, om ze peper in de reet te steken. Om ze te laten vlammen. Mij is het ook te nationalistisch. Geen idee wat de psychologen, coaches, fysiotherapeuten verder nog allemaal in die jongens stoppen maar het lijkt niet echt te helpen. Althans, ik kon maar niet het idee krijgen dat er gisteren een plan met een weg naar winnen was en dat daaraan gewerkt werd. Gefocust, geïnspireerd, met overgave en technisch verzorgd. Tenzij niet willen verliezen ook een weg naar winnen is. Maar, ik voel me niet meer betrokken en al helemaal niet deskundig. Hoewel, dat doelpunt van Xavi, dat was oké. De keeper had er geen antwoord op, stond al op het verkeerde been en kon niet meer de kant op waar de bal ging. Dumfries deed bovendien geen enkele poging om aan het spel deel te nemen. Integendeel, hij speelde bezemsteel. Het was wel buitenspel maar geenszins hinderlijk. Drie minuten lang dacht Xavi nog in tweede instantie met theatraal beteuterd kijken de situatie naar zijn hand te kunnen zetten, maar helaas. Ik zit nu trouwens naar België tegen Roemenië te kijken. Dat is dan weer wel een leuke wedstrijd.
Schaaltje
Soms raken we enigszins verstrikt in onze herinneringen. Dan zijn we het spoor bijster en duurt het even voor we een en ander weer op een rijtje hebben. Het zijn er na een lang en vaak alert leven natuurlijk ook wel heel veel, inmiddels. We zitten aan tafel, goed voedsel op het bord, wijn in de glazen, we praten wat en de herinneringen borrelen als vanzelf op. Sinds enige tijd bestaat het fenomeen ‘herinneringen maken’, als een bewuste activiteit, als iets waar je aan moet werken, wat je vooral niet mag vergeten te doen. Met je verjaardag, in een appje: ‘Heel erg veel hartelijke felies en nou maar mooie herinneringen maken, samen, vandaag’. Goed bedoeld hoor, maar nee dus, gaan we niet doen. Herinneringen maken namelijk zichzelf wel. Herinneringen kunnen heel goed voor zichzelf zorgen. Bij ons althans. Hoeven we geen hand naar uit te steken. Ik zei het al: Soms kunnen we ze niet meer plaatsen, zijn ze niet helemaal helder, zijn ze wel geboren maar ook weer verdwenen, even of voor altijd, of we vragen ons af of we het nou gedroomd hebben of dat het echt gebeurd is. Herinneringen rusten in een rustig kamertje op een zacht bedje, gevuld met de paradoxale mix van helderheid en verwarring. En soms ontwaken ze. Vanavond aan tafel hadden we het over een schaaltje dat we ooit hebben gekocht in …. ja, waar was dat ook alweer? We vroegen het ons af naar aanleiding van een schaal, hier in het appartementje, een schaal die vooral heel blauw is en dat blauw bracht ons bij dat schaaltje, ook blauw, dat we gekocht hadden in ….. ja, waar was het ook alweer, ja ergens aan de Middellandse zee … en nee dat andere blauwe schaaltje, dat hadden we gekocht, in 1988, 1989, dat was toen dat weekje met de Renault Nevada, in het voorjaar, weet je nog, ergens in de Bourgogne, nee de Morvan, even opzoeken, ja dat was ….. het was Chaumont, zie ik hier op Google maps, ligt Chaumont trouwens wel in de Morvan, nou ja, doet er ook niet toe, niet écht toe in elk geval, niet nu, en dat schaaltje, ik weet het weer, dat was in Grimaud, in dat kleine onooglijke winkeltje, het stond buiten op een stapel stenen, dat schaaltje, in een soort etalage maar dan buiten, dus, weet je nog, Grimaud, met die grote letters in dat park, waar we naar boven zijn geklommen langs al die trapjes en steile weggetjes met kleine keitjes, blij toen we boven waren, en waar al die prachtige bougainvilles tegen de gevels groeiden. Zo mooi, hebben we nog foto’s van. Even kijken, zitten in de telefoon. En dan zo verder tot de wijn op is.
Driekwart
Het was rond zes uur dat we het winkeltje nog even binnenstapten. Er was namelijk een ruime collectie driekwartbroeken te koop. Het zomerweer komt hier zeer aarzelend op gang vertellen zowel de werkelijkheid als de voorspellende weerapp. Dan is driekwart passend, zou je zeggen. Zelf liep ik inmiddels in een korte broek. Het kwam voort uit iets dat als radeloosheid voelde. En ook als sluimerende woede. Iemand moest de kat de bel aanbinden anders kwam het er nooit van, dat het zomer werd. Uitdagen, een beetje treiteren, wil dan nog wel eens helpen. En het leek nog echt te werken ook. De zomer kwam immers inderdaad, zij het dus aarzelend, op gang, ik zei het al. Op weg naar het waterfront – zo heet dat in een littorale omgeving – waren we het winkeltje al eens gepasseerd, maar El had toen besloten dat als, áls er iets voor haar tussen hing, tussen al dat driekwart, dat ze daar de komende uren van kuieren en wandelen niet mee wilde lopen sjouwen. Dat zou er ook nog wel hangen als we weer naar huis gingen. We noemen dat thuis, het appartementje waar ons bed staat, deze weken. Nadat we na al het lopen op een terras een afzakkertje hadden gedronken kwamen we dus weer langs het winkeltje. Binnen troffen we een dame die ons min of meer hartelijk wekom heette. En ja, er waren paskamertjes, die waren daar, en ze liep mee en schoof achter El het gordijn behulpzaam dicht. Ze verdween uit beeld. Even later dook ze weer op en ging ze bij de kassa staan rondkijken. Ik had het idee dat het niet echt goed met haar ging. Ze had hoofdpijn, leek me. Zo nu en dan zuchtte ze en drukte ze met wat vingers tegen haar voorhoofd. Ik had met haar te doen, ook omdat het me niks lijkt om de hele dag in zo’n winkeltje te staan. En dan was het nu zes uur en ze ging pas rond negen uur sluiten. Nog drie uur te gaan. Er zijn mensen die van minder hoofdpijn krijgen. Gelukkig besloot El dat de driekwartbroek geschikt was. Het zou de dag van de verkoopster niet wat je noemt goed maken maar toch, het was in elk geval iets. Thuis namen we nog een wijntje voordat we aan tafel gingen.
Donald Sutherland overleden
Leeuw
Het duurde even voor ze écht ongeduldig werden, de man en de drie vrouwen. Het waren nette mensen. Het leken Engelsen. Die laten niet snel merken dat ongeduld opspeelt. Ze hulden zich in een geharnast zwijgen. We dachten dat ze óf een ruzie van een half uurtje geleden zaten te verteren óf dat het een gewoonte was, stuurs zwijgen omdat je je niet goed behandeld voelt. Ondertussen stond de garçon zich aan de andere kant van het terras in de kijker van een aantrekkelijke jonge vrouw te spelen. Hij had dus even (te) weinig oog voor de noden van cliëntèle die bereid was voor zijn gewaardeerde diensten en goederen geld neer te leggen. De man stond op uit zijn stoel en liep naar de garçon. Het was een lange, blonde man met een pet en hij had nog een rugzakje om. Maar, de garçon was zo’n jongen die gewoon zijn eigen ding doet, die je de pis niet lauw maakt en die stiekem heel goed in de gaten heeft wat er zich allemaal op zijn terras afspeelt. Die laat het niet op een reprimande aankomen. Dus, hij stak een hand op naar de lange blonde man en liet zijn hoofd ook nog wat werk doen. Het betekende: Ik heb je gezien, sorry, hier was even iets belangrijker, maar nu ben ik er dan wel voor de volle 100 procent voor je, je viens. Hij gaf de jonge vrouw snel een zoen. De lange blonde man liep terug naar zijn tafeltje met de drie vrouwen en deed onderwijl zijn rugzakje af. Dat kon nu, ze konden zo de garçon aan hun tafel verwachten. Het werd tijd, vonden ook wij. En daar was hij dan en hij nam op: een koffie, een Perrier en twee Leffe’s. Het duurde nog even maar toen die eenmaal op het tafeltje van de lange blonde man met de pet en zijn drie vrouwen stonden, trad daar per onmiddellijk de dooi in. Er brak een geanimeerd gesprek los. Er was een getemde leeuw losgelaten uit zijn kooi. Het bleek de Vlaamsche leeuw. Vanaf de eerste slok van zijn Leffe begon de man met de pet te vertellen. Er werd onderwijl veel gelachen. De man leek me vertrouwd met het tot kunst verheven ouwehoeren in de kroeg. In een Vlaamsche kroeg, ergens in de Westhoek, waar zijn kameraden van de wielerclub hem deerlijk zaten te missen. Terwijl ze hem nou ook niet bepaald beneden, op stap als hij was met die twee zussen van zijn vrouw. En dan ook nog zijn éigen vrouw, hè. Twee weken, hè, twéé weken, amai, ge moet dan zot zijn, hè?
Jan Cremer overleden
Kist
Er zaten – behalve wat toeristen die niet echt aan gezelligheid hechten – ook nogal wat mannen die uitstraalden dat ze er elke morgen zitten. Ze zaten aan een koffie of reeds aan een glaasje, aan tafeltjes in hoeken van het etablissement waar ze altijd zitten, pratend over waar ze altijd over praten. En ze rookten. Het zijn mannen die tot de inboedel gerekend kunnen worden. Door de manier waarop ze hun hand opsteken en daarbij kijken weet de serveerster van dienst wat ze willen drinken. Ze zijn vroeg in de ochtend met vers gevangen vis in de haven binnen komen varen, even weggelopen uit hun winkel met spullen voor de visserij, hun huis ontvlucht om hier de krant van de dag te lezen. Normaal gesproken zouden ze uitzicht hebben gehad op een met auto’s gevuld parkeerterrein, omgeven door platanen, maar nu was op het asfalt met de parkeervakken een grote tent in aanbouw. Nog even en de blik werd alleen nog gevangen door wit zeildoek. Evenement op komst. De gelegenheid waar ze hun koffies en vroege wijntjes dronken was een witte bak ter grootte van twee containers, zonder ramen, aan één kant geheel open. Een soort kijkdoos maar dan niet van buiten naar binnen maar van binnen naar buiten. Ging je daar zitten, dan kwam je echt omdat je er hoognodig moest zijn, uit routine, voor koffie, wijn, wat sterkers of goed en gelijkgestemd gezelschap, dus. Of voor geen gezeur aan je hoofd, thuis. Of wanneer je als toerist even niet op couleur locale maar vooral op koffie uit bent. Hoewel, zo’n aan een kant open kist met het uitzicht als beschreven, je kunt hier zoiets wel verwachten. Functioneel is hier vaak al meer dan voldoende. Functioneel is hier ook couleur locale. Goed, we dronken er een koffie, keken wat rond, vonden de koffie niet om er ooit voor terug te komen en maakten dat we weer wegkwamen. Weg uit de kist.
Anouk Aimée overleden
Luilekkerland
Het zou een dag worden met 50% kans op regen. En, oké, we werden wakker met het geluid van druppels in de oren maar al snel klaarde het op. Ik zal niet zeggen dat het een en al stralende zon werd maar het kwam er wel dichtbij. Dat over het weer. Waar we even aan moeten wennen: enkel Franse zenders op de televee. Geen enkele aanvechting te kijken. Dus, rustige avonden, nieuws via voorheen Twitter en meer voor de achtergrond de Volkskrant en de Limburger. Maar schande: geen registratie van Polen-Nederland. Vandaag wel ontdekt dat de supermarkt voor de dagelijkse ditjes en datjes zo’n beetje om de hoek ligt. Zeven minuten lopen en daarna openen de poorten van luilekkerland zich weer. Het kan hier echt allemaal niet op, wat voedseldiversiteit betreft. Helaas komen ook hier de haricots verts uit Kenia. Het is vandaag maandag. we waren er in de ochtend en er stonden reeds lange rijen voor de kassa’s. Moeten die niet werken, vroegen we ons af. En jij dan, vroeg ik El. En jij dan, vroeg ze mij? Wij vonden dat we dubbel geëxcuseerd waren want én gepensioneerd én op vakantie.
Oceaan
Vanmorgen regende het. Vertel mij wat, hoor ik je zeggen. Regent het dan ook weleens niet? Zeker, want vanmiddag was het droog, terwijl de app zei: Het gaat regenen. Maar, we hadden genoeg van binnen zitten dus we hadden ons voorgenomen de buien te trotseren. En toen kwamen die niet. We gingen lopen. Richting oceaan. We vragen het ons vaak af, Hoe komt het toch dat over veel Franse badplaatsen de sluier van vergane glorie hangt. De tijd heeft er stilgestaan en heeft zich gehuld in een verschoten jas van rottend beton, craquelé pleisterwerk, bladderende verf en slecht of slordig onderhouden tuinen. En dat terwijl verblijven aan zee iets heel erg kijk-mij-nou-eens heeft. Iets met allure en savoir vivre en zich aan de wereld tonen en bon vivant, bruin, strak in het vel en in het best mogelijke gezelschap en dat alles liefst onder een stralende zon in de mooist mogelijk vormgegeven omgeving. Of wat daar dichtbij in de buurt komt of er erg op lijkt of ooit zo was. Het kan verkeren. We liepen door straten met van die huizen, ooit met zorg ontworpen maar met de Franse slag gebouwd en onder de gesel van zoute winden en striemend water dat overal inkruipt geworden tot wat ze nu zijn. Maar ook met huizen die nog maar net een opknapbeurt hadden gehad. Nieuwe eigenaren, veel glas, grotere auto’s, design terrassen, een nieuwe tijd. We liepen dus door die straten, naar de randen van de oceaan, waar het mariene leven van de vakantiegangers vorm krijgt in winkeltjes met t-shirts in horizontale blauwe sreepjes, regenjassen, bodywarmers, zeiljacks, zeemanspetten en strooien hoeden met blauwe linten. En in veel te veel restaurantjes waar pannenkoeken en ijs het fundament zijn onder een prima jaaromzet. Waar je voor twee glazen matige witte wijn net zoveel betaalt als in de supermarkt voor vijf liter van redelijke kwaliteit. En toen brak de zon zowaar nog even door en dan kijk je er toch weer even anders naar. Maar, toen we langs een andere weg terugliepen was het van hetzelfde laken een pak. En morgen regent het weer. 50 procent kans.
Royan
En toen waren we in Royan. En daar gingen we naar een supermarkt. Voetbalveld groot. Anderhalf kan ook, hoor. Waanzin. Alles te koop en ook nog eens in zoveel varianten dat je totaal verloren loopt. Maar, we hebben het weer overleefd: het niet kunnen vinden, het niet kunnen kiezen, het wel/niet willen kopen. We hebben gevonden, we hebben gekozen en we hebben het noodzakelijke gekocht. De rest hebben we laten staan.
Tours
We waren ooit in Tours met onze kampeerbus. Het was toen al een voertuig waarmee met grote zekerheid meer kilometers waren gemaakt dan op de teller stond – 110.000 – toen we het kochten. Het was een VW-T2 personenbus die ik zelf had omgebouwd. Toen we op de camping in Tours neerstreken hadden we al een rondje gemaakt door onder andere Provence, Ardèche en Limousin en we waren weer op weg naar huis. We hadden ontdekt dat er steeds een plasje olie onder de bus stond en dat een klein tonnetjerond reservoir dat zichtbaar in de cabine was gemonteerd langzaam leger raakte. Dus, in Tours bezochten we een garage om daar eens naar te laten kijken. De diagnose kwam snel en was trefzeker. De remcylinder lekte en die kon niet een, twee, drie gerepareerd worden. Maar, we konden er best mee naar huis rijden, voorzichtig aan en dan moesten we wel zo nu en dan het reservoir bijvullen. En hier was een flesje met remvloeistof. Lang verhaal kort, we kwamen er veilig mee thuis. En nu zijn we weer in Tours en hebben we niets anders aan het hoofd dan een beetje rondkijken. In het centrum is het lekker druk. Het is – immers – vrijdagavond, het weekeinde begint, het weer is goed. De terrassen zitten behoorlijk vol en men paradeert. Wij slaan het gade. Wat zijn hier veel jonge mensen en wat zijn hier veel baby’s van nauwelijks een, twee maanden. El en ik raken daarvan ontroerd, tegenwoordig. Van kijken naar die jonge mensen. Van ze zien. We weten nog steeds niet precies waar dat door komt. Het plan is dat verder te onderzoeken. Net voor zes uur kwamen we langs de basiliek en daar stapten we toch nog maar even binnen. Hij is eind negentiende, begin twintigste eeuw in ongeveer veertig jaar gebouwd en nogal rijkelijk versierd, in quasi romaanse stijl en verder nogal eclectisch gedecoreerd. Dat pakte me veel minder dan toen klokslag zes uur de zes of zeven – het was lastig tellen van achter uit de kerk – kloosterzusters aan hun vespers begonnen. Een katholieke opvoeding gaat je niet in de kouwe kleren zitten en in sacrale sferen kan die behoorlijk opspelen. Maar goed, na een kwartiertje konden we er ons toch van losmaken. We belandden vervolgens op de Place Plumereau waar we ons voegden in het profane leven van de hedonisten. Proost.