Veel gekker moet het niet worden: twee dagen na elkaar een zeer aangename temperatuur en de zon die zich bijna voortdurend laat zien. Vanochtend liepen almaar – vakantietijd – zomermoeders, zomervaders, zomerkinderen, zomeroma’s en zomeropa’s het dorp in. Veel bleke benen, armen en koppies op zoek naar een kleurtje. Maar nu, aan het einde van de middag van de tweede dag ontwikkelen zich flinke wolken. En in de loop van de avond gaat het regenen. Zegt de app. Een terrasje kan nog net, denken we. Nu is het twee uur later. We, El en ik en Em, hebben een lekker glaasje wijn gedronken, trotseerden stevige windvlagen en toenemende kilte. Er schampte een forse storing ons terras. Nu is de lucht loodgrijs en zijn we weer thuis. Dadelijk eten we de eerste asperges van het seizoen. Maar eerst breekt het onweer los en een stortbui en de wind. Het gaat tekeer. De asperges smaken goed maar we merken de laatste jaren steeds vaker dat de asperges zo gekweekt worden dat ze zoet smaken. En ze behoren enigszins bitter te zijn. Die bitterheid was oorspronkelijk ook de reden dat veel mensen suiker in het kookwater deden. Wij niet. Wat wij wel een belangrijke toevoeging vinden: zout. Welnu, de asperges smaakten en het blijft maar regenen. En niet te zuinig. Toen we nog in Meerssen woonden, vroegen we ons altijd af of en hoe het water van de heuvel ons zou verrassen. Nu zitten we hoog en droog. Maar nog altijd met in het achterhoofd de vraag of het water buiten blijft. En toch, de zomer staat op doorbreken.