Wespen

Toen was het nog een zandweg, de Achelsedijk. Met aan één kant een fietspad, met om de zoveel meter een wit gekalkt houten paaltje en daaromheen pollen taai en weerbaar gras. Langs de zandweg houten telefoonpalen waarin mannen met klimijzers aan hun schoenen behendig naar boven liepen. Traag dalende en weer stijgende draden aan wit porceleinen isolatoren. Dat woord kende ik toen nog niet. Ik was zes, zeven jaar en we waren op weg naar opa en oma. Op zonnige dagen steeg het stof tot enkele meters hoog als een auto voorbij kwam rijden. We moesten lopen vanaf de EMA-garage tot waar de Achelsedijk zich splitste in wat ik denk dat nu Kluizerdijk heet en in de Maastrichterweg. De Achelsedijk bestaat – als ik Google Maps mag geloven – niet meer en heet nu Maastrichterweg. Vaak pikten opa en oma ons al op in Eindhoven, bij het station. Met de bus van de EMA, door Waalre en Aalst en weer terug. Dan waren ze er ook eens even uit, weg van het einde van de wereld, van de stoffige landwegen, van de weidse leegte van het boerenland, eieren en melk van de boer, de hei en de bossen, de korenvelden, van de bramen, de leeuweriken, de wagens met de paarden ervoor. Wij kwamen dan met de trein uit Vught. Zomer na zomer logeerden we in het grote huis met de tuin met fruitbomen, de bessenstruiken, de bonenstaken, de aarbeien- en tomatenplanten. De tuin met de ligstoelen in de schaduw van de walnootboom. Ik moet eraan denken omdat ik een berichtje lees over de wespen die zich deze zomer nauwelijks laten zien. En dat dat geen goed nieuws is. Ik wil het meteen geloven gezien de rol en het belang van insecten in deze wereld. Van biodiversiteit en dus ook van wespen. We waren heel erg graag bij opa en oma in Valkenswaard maar met hun wespen waren we minder blij. Ook al hingen er flesjes met een bodempje ranja in de bomen.