Ergens halverwege de ochtend zei hij opeens: Als ik vier ben kom ik niet meer. Hij zat naast oma El op de bank, oma aan de ene kant en de brandweer- en de politieauto aan de andere. Hij was met oma El weer eens het boek van Charlotte Dematons over het alfabet en het alfabetmannetje – een letterdief – aan het doorploegen. Het is een prentenboek met op de bladzijde van de a/A van alles en nog wat dat met een a/A begint. En er zijn héél véél woorden die met een a/A beginnen. Denk aan anaconda, appelvlaai, amfoor, aap, adelaar enz.. En dat dan een heel boek lang, voor elke letter een dubbele pagina. Al bij de a/A kwam hij wat woorden tegen die hij maar niet kan onthouden. Zoals avocado, aubergine, asperge en artisjok.Terwijl die even daarvoor toch ook al voorbij waren gekomen tijdens het voorlezen van De Tuin Van Meneer Ajuin, een boekje uit de Bolleboosreeks dat we ook nog hebben voorgelezen aan onze kinderen, dik veertig jaar geleden. En het is een verhaal waarin ook de kleinkinderen de weg blindelings vinden. Maar, er was de kleine van dik drieënhalf dus plotseling te binnen geschoten dat hij over enkele maanden vier wordt. Oma El schrok ervan. Kom jij dan echt nooit meer? Ze smeerde over haar vraag een flinke laag vertwijfeling uit. Hij schrok er zelf nu ook een beetje van. Maar dan kom je toch nog wel eens logeren, vroeg oma El. Ja natuurlijk kom ik dan nog wel logeren. Maar geen boekje meer lezen. Dat doe ik dan op school. Gelukkig, zei oma El, dat je nog komt logeren. Hij was even stil. Dat vind ik super cool, bij jou logeren, zei hij. Hij weet immers hoe hij oma aan zijn kant houdt. Er lag nog een derde boekje klaar: Een Knipoog Van Een Mosasaurus. Ook dat mag zich doorgaans royaal in zijn aandacht verheugen. Hij had het uit de kast getrokken en daarbij gezegd: Helaas heb ik mijn dino niet bij me. Die dino was sinds kort een geheide kameraad die hij had opgedaan nadat hij de tandarts geduldig een blik op zijn melkgebit had laten werpen en er met een haakje voorzichtig in had rond laten pulken. Het was ons niet meteen duidelijk waarom dat helaas was, maar navraag leverde niet een echt duidelijk antwoord op. Ik veronderstelde dat hij de mosasaurus behalve de zijne van harte óók de aandacht van een tijd- en soortgenoot gunde. Ik had het hem kunnen vragen maar je moet in de communicatie met zo’n kind niet steeds de diepte in willen. We lieten het er bij. Het was helaas en dat was het dan. Bij de e/E kwam het ei voorbij. Vind je ei nou eindelijk lekker, vroeg oma El? Nee, zei hij, dat vind ik niet lekker. En oma: Ja maar, je probeert het ook almaar niet; je kunt ook dingen die je niet zo lekker vindt opeens wel lekker gaan vinden. Hij dacht weer even na. En daarna: Ei, dat ga ik proberen als ik groot ben. Nu ben ik pas drie.