Vanochtend stond ik voor het raam en keek naar buiten. Dan zie ik van alles en nog wat. En niet alleen vandaag. Ik sta vaker naar buiten te kijken want dat is leuk. Er beweegt hier zoveel waar je iets leuks bij kunt denken. Hoewel, soms ook niet. Dan zie ik iemand fietsen of lopen en dan denk ik: Hee, dat is Haa of Thee of Cee maar dat kan dan helemaal niet want die zijn dood. Het is een vorm van wenskijken, denk ik. Als dat bestaat. Een illusie die niets te maken heeft met een verwarde geest maar meer met een verlies dat er nou eenmaal bijhoort, bij het leven, een verlies dat ooit genomen is maar toch weer even opspeelt. Van alles en nog wat, dus. Nou, vanochtend stopte er een auto op het ruime trottoir voor het appartementengebouw tegenover ons. De alarmlichten sprongen aan. Dan weet je: Ik weet dat ik hier niet mag parkeren maar ik doe het toch omdat ik denk een goede reden te hebben om mijn auto te parkeren op een plek waar dat niet mag en kom er maar in BOA of politieagent! Ik lust je rauw. Uit de auto stapte een mevrouw. Gehaast, wat paste bij de fel knipperende alarmlichten. Ze trok het achterportier open, boog zich naarbinnen en trok een – schat ik – driejarige uit zijn stoeltje. Ze zette de roodharige krullenbol op de grond naast de auto, gooide het portier dicht, nam het joch bij de hand en liep met hem naar de ingang van het appartementengebouw. Het jochie had een groot wit vel papier in zijn rechterhandje. Ze liepen hand in hand naar het display met naambordjes en bellen. Even dacht ik dat de moeder haar zoontje naar een dagzorgmens zou gaan brengen. Voor het eerst. Ik had ze nooit eerder gezien. Ze scande het display, belde nergens aan maar liep naar de brievenbussen. Daar, wees ze, daar. Ze tilde het jochie op en die frommelde het witte vel papier in de smalle gleuf. Wat gebeurde hier? Mijn voorstel is: Laat dit niet aan mij over want dan ben je het eerste uur niet klaar met lezen maar bedenk zelf een verhaal. Dat is veel leuker, lijkt mij.