Lekker weer. Buiten daagt uit. De fiets roept. Terrasjes lonken. De terrasjes winnen, vandaag. Het is er druk. Op het plein is weer gewerkt aan de grote, ronde fontein. Er zijn zichtbare vorderingen, na weken en weken, eindelijk. We hopen dat het werk in de loop van de volgende week klaar is. Het plein ligt er al te lang tot diep in de ziel gekwetst bij. Uit een van de straten komen ze aanrijden. Een vader, een moeder, een zoon op drie identieke electrische fietsen. Cubes. Cultfiets. Ik weet het, het is een gokje. Misschien heb ik het mis. Misschien is de man weduwnaar, de vrouw een serieuze nieuwe relatie uit de database van een datingsite en de jongeman haar zoon die mee is om ook een idee te krijgen van de kans dat het wat wordt tussen die twee. Dezelfde fietsen: die zijn gehuurd in het vakantiepark. Hun armen zijn rood verbrand. Niet verontrustend rood, maar toch vertellen ze dat ze vandaag al best een flink stukje gefietst hebben. Windje rond het lijf, zonnetje op de bol. En nu is het vijf uur dus dan een wijntje, biertje, limonade, ijsje en daarna weer op de fiets. Een tafeltje verder kust een vrouw haar man, haar vriend, haar liefde van haar leven. Je weet het niet, hè. Dat hoeft ook niet natuurlijk, maar het zou meer rust geven als we precies zouden weten wat al die mensen van elkaar zijn. Wat ze met elkaar hebben, hoe onder de oppervlakte van wat we zien hun leven zijn weg gaat. Als je naar zo’n terras kijkt: Wie houden echt van elkaar en wie doen maar alsof? Wie is er ziek en weet dat nog niet, wie weet dat wel? Wie moet straks nog gaan werken en wat voor werk is dat dan? Wie is tegen het einde van deze dag diep gelukkig en voor wie mag het nu al morgen zijn? Wie komt uit Venray en wie is hier toeristisch aan komen waaien. Wie stemt er hier rechts en wie links? Wie kent hier iemand die ik ook ken? Hoever ben ik van deze mensen op dit terras verwijderd? Hoe dichtbij mij zijn ze? Dat soort gedachten dus.