Ballentent

Als Martin Bril nog geleefd had, zou het vandaag mogelijk rokjesdag zijn geweest. Maar, hij is de enige die de kennis én het recht heeft een eerste zomerse dag dat predikaat te verlenen. Sinds Bril dood is bestaat rokjesdag eigenlijk niet meer. We zitten op het grote terras aan het plein, de zon schijnt door een waas van sluierwolken, zand uit de Sahara, er staat een wind die we kennen van de Provence. Het spichtige – ik denk elfjarige – meisje aan het tafeltje voor ons komt aangelopen uit de richting van de Action. Ze gaat zitten. Blij met een bouwdoosje. Die is weer even zoet. We kunnen niet goed zien wat het gaat worden. We denken een piepkleine kampeerauto onder haar handen te zien groeien. Een vooral mintkleurige. Formaatje Matchbox. Ze is er toch nog even zoet mee. Het zijn maar kleine blokjes, in elkaar zetten duurt ongeveer twee pilsjes van haar moeder, oom en tante. Verzinnen we, die rollen. We moeten denken aan toen onze jongens jong waren. We konden er ons goed mee laten zien in restaurants, op terrassen, in café’s. We zorgden er altijd voor dat ze wat te doen hadden: Lego, playmobiel, autootjes, stripverhalen, kleurpotloden, van alles. Schermpjes waren er nog niet. Nooit rondgelopen, nooit lawaaierig. Woest waren we toen we eens als afsluiting van de grote vakantie hadden gegeten in een restaurant in Wanssum. Dat restaurant aan de westkant van de Maas dat in het verleden nog weleens in het water kwam te liggen. We kwamen er binnen, er waren in de centrale ruimte vrijwel geen gasten. We konden er meer dan makkelijk bij. Maar, we werden naar de lege, saaie achterliggende zaal doorgeleid. Duidelijk vanwege ons onvolwassen gezelschap. We hadden natuurlijk weer eens geen kind aan onze kroost. We hebben ons koest gehouden tot we weggingen. En we zijn er nooit meer teruggegaan. Ballentent.