Er kwam een scootertje voorbij, een zwart scootertje. Er zat een jonge man op. Hij droeg een korte zwarte broek en een wit T-shirt. Op zijn hoofd droeg hij de verplichte helm. Zwart, met een klein zonneklepje. Aan de voeten had de jonge man enkelsokjes en badslippers. De enkelsokjes waren versierd met elkaar afwisselende zwarte en witte streepjes. De badslippers waren van het bekende blauwe plastic met witte accenten. Ik weet niet waarom ik dat soort dingen zie. En waarom nu, op dit moment. Ik vermoed dat het is om me tot de orde te roepen. In zijn algemeenheid maar ik had nu net een leuke vergadering in Overloon achter de rug, met aardige mensen, actief voor een goede zaak met goede smaak. We hadden het over poëzie en verhalen vertellen en muziek maken en nou, opeens, dit! De jonge man op de scooter was een boodschap: Kijk, straalde hij uit, dit is de wereld zoals hij écht is. Daar rijden jonge mannen met hun voeten in badslippers met enkelsokjes onder harige benen rond op zwarte scootertjes. En dan niet eens met witte sokken, nee, erger nog, met enkelsokjes, gestreept, wit én zwart. Ik stond weer met beide benen op de grond. Terug in de harde realiteit. Mensen, wat vind ik de combi sokken en badslippers lelijk, als in niet om aan te zien, als in onverdraaglijk. Smakeloos ook en woest vervreemdend. Het lijkt wel kunst. Badslippers draag je in het zwembad. Aan je blote voeten. Punt. Uit.