We waren bij M. in Valkenburg. We hadden de tijd, op de heenweg, en dus reden we vanaf de A2 binnendoor. Langs MAA, door Ulestraten, langs ons vorige huis op de grens tussen Humcoven en Meerssen, door het centrum van Meerssen en via Houthem naar Valkenburg. Nog altijd voelen we ons daar thuis. Alles is zo vertrouwd, ondanks alle veranderingen die we langzaam rijdend scoren. De Zonnestraal, andere eigenaar, Slager America, ermee opgehouden, de Jumbo gesloten, Michel en Michelle, van Uffelen geworden. Het gaat goed met me, zegt M. die een dik half jaar geleden haar man verloor. Als we haar huis binnenstappen komt weer even hard binnen dat H. er niet meer is. Het is zoals het is. We genieten een lekkere lunch. Rond drie uur nemen we afscheid van M.. Wat kan die vertellen! We zullen elkaar weer zien in januari, bij leven en welzijn. IJs en weder dienend. Es God bleef. We rijden naar Maastricht. Daar gaan we naar Lumière. Naar de film. Het fijne van naar schouwburg of bioscoop gaan is dat je even twee, drie uur lang niks anders doet dan kijken, luisteren. Niet ook nog even koffie zetten, naar de WC gaan, een wijntje inschenken, iets bestellen via internet of ………. En nu hebben we Le Pot Au Feu gezien. Twee uur en een kwartier kijken naar het bereiden van voedsel, het innemen van voedsel en drank door fijnproevers. En vooral ook naar de liefde tussen een aan voedsel bereiden en savoureren verslaafde en zijn kokkin, zijn cuisinière. Met van die vertrouwde Franse plattelandsbeelden. Filmisch pleidooi voor het koken met spul, recht van het land, van het terroir, recht naar het hart en de maag.